<3uitcnUinD.
vend gebied betreft, nietaan hunne verwachtinghad beant
woord. Ten aanzien van bet op den voorgrond gestelde
defensiewezen, meende men, dat zelfs een stap achteruit
was gedaan door bet buiten behandeling laten van de
vroeger ingediende schutterij wetten. De aangekondigde
kapitale hervormingen van financie-, defensie-er. justitie
wezen beletten niet dat voordrachten tot regeling van
de schutterijen, den waterstaat en het hooger onderwijs
konden ingediend worden.
Met betrekking tot het defensiewezen, oordeelde men
dat de regeering hier niet naar een vast plan tewerk-
ging, evenmin als het afschaffen van een paar belastin
gen en daarvoor in de plaats stellen eener inkomsten
belasting, aan eene radikale hervorming van ons belas
tingwezen kon doen denken.
Tegen de nieuwe indeeling van het leger, buiten een
wettelijke organisatie, hadden velen bezwaar. De
begrooting is daarnaar ingericht, en zonder die organi
satie te willen beoordeelen, meende men dat, zoolang de
vroeger voorgestelde wetten op het vestingstels» 1 en de
militie niet waren aangeboden elke grondslag voor die
organisatie voor de kamer ontbreekt. Zeer vele leden
gaven in bedenking om hoofdstuk VIII (oorlog) terug
te nemen en voorloopig op den voet der bestaande
legeriuriehting terug te brengen.
Daartegen voerde men aan dat een minister die blijk
baar gestemd was tegen legerorganisatie bij de wet.
niet anders kon doen dan te beproeven of de wetgevende
macht de daarvoor noodige gelden wiide toestaan.
In het algemeen echter was men tegen de voortdurende
verhooging van het budget van oorlog, zonder dat daar
door iets ter verbetering van onze weerbaarheid werd
verkregen.
In drie sectiën werd gewezen op het stilzwijgen in de
troonrede over de herziening van den kiescensus. Men
vroeghoehet stond met de administratieve enquêtedie
de minister van binnenlandsche zaken verklaarde ter
voorbereiding van een eventueele voordracht tot Jcen-
sus-herziening te zullen instellen.
Men meende verder gemis aan overeenstemming
tusschen de verschillende leden van het kabinet te be
speuren ten aanzien van de maatregelen voor het defen
siewezen, vooral ten opzichte van wettelijke regeling.
Sommigen meenden dat men de moeilijke positie van
een kabinet in aanmerking moest nemen om een geschikt
minister van oorlog te vinden, met het oog op het na-
deelige van gedurige wisselingen in een ministerie
maar daartegen werd aangevoerd dat een kabinet geen
vooropgezet beginsel mocht loslaten.
Omtrent de financieele uitkomst der begrooting was
volgens sommigen het aangekondigde tekort te hoog,
volgens anderen veel te laag. Over de bestemming en de
juistheid der cijfers van de Indische baten liepen de ge
voelens uiteen. De voorgestelde inkomstenbelastingwas
niet voldoende gemotiveerd. Algemeen had men be
vreemding te kennen gegeven over de nu gedane mede-
deeling dat 28 millioen van vroegere Indische diensten
beschikbaar waren. Ov,er de bestemming daarvan was
men het oneens; sommigen achtten het billijk dat Indië
zelf uitsluitend daarmede zou gebaat worden, terwijl
anderen meenden, dat, waar reeds zooveel voor Indië ge
daan is, deze onverwacht, aangekondigde overschotten
althans gedeeltelijk, ten bate van het moederland moes
ten aangewend worden. Verscheidene leden kwamen
daartegen op; volgens de bedoeling der comptabiliteits
wet, behoort Nederland op niet meer dan op een vaste
bijdrage uit de Indische geldmiddelen te rekenen.
In een der afdeelingen werd gewezen op het noodza
kelijke om 's rijks ambtenaren beter te bezoldigen, in
verhouding tot de vermeerderde behoeften.
Volgens het voorloopig verslag over hoofdstuk Vila
(nationale schuld) wilde men den rentepost ad 250,000,
voor eventueele uit te geven schatkistbiljetten, slechts pro
memorie uitgetrokken hebben. Bij de buitengewone
ruimte van kas, die volgens den minister bestaat, moest
de begrooting niet met dien onzekeren post bezwaard
worden, terwijl eveneens de renten der nationale schuld
konden verminderd worden met die van de waarborgka
pitalen der muntbiljetten. Verscheidene leden drongen
aan om de muntbiljetten met 5 millioen te vermeerderen
en de biljetten van 50 in te trekken en te vervangen
door die van 10, waaraan steeds behoefte gebleken is.
Sommige leden achtten echter de uitgifte van meer
papieren geld gevaarlijk.
Volgens het voorloopig verslag over de wet op de
middelen werd de bedenking herhaald, dat de thans
behandelde begrooting niet voldoet aan het voorschrift
der grondwet, omdat zij, althans op papier, sluit met
een tekort. Sommige leden zouden dit bezwaar willen
opgeheven zien door het tijdelijk heffen van opcenten
op sommige belastingen. Kr werd daarentegen gewezen
op de middelen die het tekort door wijziging van raming
konden doen verdwjjnen.
De bedenking werd geopperd dat de minister de taak
van belastinghervorming te gemakkelijk opneemt. Men
wees op de noodzakelijke herziening der grondbelasting
op de gebouwde eigendommen,en van het personeel. Ook
meende men dat het belasten der goederen in de doode
hand in aanmerking moest komen evenals het vervangen
der overdrachtsrechten door verhooging van grondbe
lasting. Ook moest nog beter in 't licht gesteld worden
dat eene belasting op de tabak zoo geheel verwerpelijk
is. Men vestigde de aandacht op den groot en invloed
dien de afschaffing van het. patent op den kiescensus
moet uitoefenen.
Volgens het voorloopig verslag over hoofdstuk II
(hooge collegiën) werd o. a. aangedrongen op wettelijke
regeling van de administratieve rechtspraak.
Ook door den minister van marine is een verslag aan
de kamer ingediend nopens de maatregelen tot mobili
satie van de zeemacht in 1870 genomen. Na eene opsom
ming van de indienststelling der verschillende schepen,
verklaart de minister ten aanzien van het. materieel,
dat onze nieuwe rammen en monitors voldeden aan alle
eischen van strijdvaardigheid. Veilig zegt hij raag
men aannemen dat geene natie tegenover dit materieel
van beperkten diepgang, in onze vaarwaters krachtiger
en beter strijders had kunneu stellen. Zelfs op den
huidigen dag hezit geen der vreemde natiën Rusland
misschien uitgezonderd een belangrijk aantal gepaut-
serde schepen van geringen diepgang, die tot onze
vaarwaters kunnen doordriugen. Verder geeft de minis
ter cenige gebleken leemten en gebreken op, die men
echter gaandeweg verbetert.
Gemeenteraad van Goes.
Gisteren werd eene zitting gehouden, waarin door den
voorzitter raededeeüng is gedaan van de volgende inge
komen stukken: a goedkeuring van gedeputeerde staten
van het raadsbesluit tot voldoening der kosten van het
vergelijkend examen; b idem tot af- en overschrijving op
de begrooting voor 1871, welke beiden voor kennisge
ving worden aangenomen; c een adres van den heer
J. 1. P. Hector, te Vlissingen om grond in erfpacht tot
stichting eener petroleumloods; d een adres van de hee-
ren I. H. C. Kakebeeke c. s., om grond in erfpacht tot
stichting eener pannenloodswelke beide worden ver
zonden naar burgemeester en wethouders, om den bouw
meester daarop te hooren en daarvan aan den raad
verslag uit te brengen, teneinde daarna in behandeling
te worden gebracht; e rapport der fiaancieele commissie
omtrent de begrooting voor 1872, hetwelk mede in
handen van burgemeester en wethouders wordt gesteld;
/eenige aanvragen om remissie van den hoofdelijken
omslag en de belasting op de hondenwelke worden
aangehouden om met de reeds ingekomen en nog in te
te komen verzoeken gelijktijdig te behaudelen; g eenige
Staatsbladen, welke in het archief ter inzage voor de
leden nedergelegd zullen worden.
Daarna stelt de voorzitter aan de orde de benoeming
van een hoofdondeiwijzer aan de openbare school dei-
Se klasse. Op de voordracht zijn geplaatst 1° D. II. C.
Itt.man, hulponderwijzer te Goes; 2° A. van Schelven,
hulponderwijzer te Zierilczee, en 3° J. D. van Noppen,
hoofdonderwijzer te Hardinxveld. Eerstgenoemde ver
kreeg 10 stemmen, terwijl de laatste een stem bekwam
zoodat de heer D. H. C. Ittraan is beuoemd.
Vervolgens wordt overgegaan tot de benoeming van
twee hulponderwijzers. Voorgedragen zijn voor de le va
cature: 1° P. A. Koraincrs, hulponderwijzer te Ellewouts-
dijk, en 2<> B. I. Imandt, hulponderwijzer te Westdorpe,
waaruit eerstgenoemde met algemeene stemmen wordt
benoemd; voor de2« vacature zijn voorgedragen l°.F. Ber-
ckenhoff, hulponderwijzer te Stad Delden, 2<> P. A. Hu-
bregtsen, hulponderwijzer te Ouddorp, en 3° N. Silvius,
waaruit de tweede genoemde met algemeene stemmen
wordt benoemd.
Eenige door burgemeester en wethouders voorgedra
gen wijzigingen in de verordening voor de commissie
van classificatie voor schoolkinderen worden, na eenige
discussie, aangenomen met 10 stemmen tegen 1, die van
den heer Meijlink.
Het suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag voor
1871 is vastgesteld na eene verandering en bet supple
toir kohier der belasting op de honden voor 1871 on
veranderd.
De begrooting van het burgerlijk armbestuur voor
1872 is, overeenkomstig de conclusie van het door den
heer Fransen van de Pntte voorgelezen rapport der
commissie van onderzoek, na eenige discussie met alge
meene stemmen aangenomen.
Dor den voorzitter is nog namens burgemeester en
wethouders in behandeling gebracht een voorstel om
trent de burgerschool, luidende: „Burgemeester en wet
houders stellen voor dat de raad zich andermaal wende
tot. den minister van staat en van binnenlandsche zaken,
met verzoek om eene jaarlijksche subsidie van 3000
aan deze gemeente le verleenen, tot daarstelling en
onderhond eener school voor middelbaar ouderwijs voor
meisjes." Na hevige disenssiën waaraan de heeren
Pompe van Meerdervoort, de voorzitter, van Renterghem
Gallenfels, Fransen van de Putte, Meylink en Ilanlo,
deelnamen is dit verworpen met 7 tegen 4 stemmen.,
Tegen stemden de heeren Pompe van Meerdervoort,
Hanlo, den Boer, Meylink, Nortie.T, Gallenfels en Quist.
Alsnu verlangende aan deze zaak een einde te maken,
stelt de voorzitter namens burgemeester en wethouders
voor, teneinde te voorzien in de behoefte aan gewoon
en meer uitgebreid onderwijs voor meisjes, dat de raad
machtiging verleene tot de oproeping van sollicitanten
voor de benoeming eener hoofdonderwijzeres aan die
inrichting op eene jaarwedde van 1200, alsmede van
twee hulponclerwijzeressen, eene op eene jaarwedde van
600 en eene op eene jaarwedde van f 500. Na eenige
discussiën waaraan de heeren Gallenfels, Fransen
van de Putte en Tompe van Meerdervoort deelnamen
is het voorstel met algemeene stemmen aangeuomen.
Algemeen overzicht.
De bittere herinneringen aan den oorlog van 1866,
welke de troonrede des Duitschen keizers nog eenmaal
opwekte, schijnen den Duitsch-Oostenvijkers weinig
leed gedaan te hebben, want met onverdeelde vreugde
ontvingen zij de verzekering der bestaande vriendschap
pelijke betrekkingen tusschen beide naburen. .Die ver
klaring wordt natuurlijk gebruikt als wapen tegen de
Czechen, die volgens de Neue Freie Presse daarin
slechts eene aanmoediging raeenen te zien, om op den
ingeslagen weg voort te gaan. „Over de beteeken is der
woorden, dat de Oostenrijksch-Hongaarsche keizer-
staat reeds door zijne geographische ligging zoo
dringend aan de vriendschappelijke betrekkingen met
Duitscbland behoefte heeft, schijnt men niet nagedacht
te hebben!" Hierop laat het blad de minder fijne be
woordingen volgen (over het geheel wordt de strijd dei-
verschillende partijen in de dagbladen op denzelfden
liefelijken toon gevoerd): „Juist het aan Duitschland
grenzende gebied wordt ten prooi gegeven aan een
menschenras, dat tot grootste DeuMien-fressernbehoort,
dieop Gods aardbodem te vinden zijn." Indien geest drukt
het „Culturvolk" bij uitnemendheid, dat zich-zelven ten
taak stelt, om de overige barbaarsche nationaliteiten
van Oostenrijk tev beschaven d. i. te beheerschen, zich
als navolgenswaardig voorbeeld uit!
Ofschoon in bezadigder termen en op meer beschaafden
toon zetten cle Duitsche dagbladen hunne Oostenrijksche
broeders tot dezen strijd aan. Een minder gunstige uitzon
dering maakt hierop de Berlijnsche Vossische Zeitung,
welke in een hoofdartikel over Oostenrijk o. a. het vol
gende zegt„Men beweert, dat Oostenrijk en Pruisen in
het centrumvan Europa een rijk des vredes wilden
stichten, maar Oostenrijk is reeds heden aan dat plan
ontrouw geworden. Terwijl het wederom den grondslag
van zijn bestaan, in plaats van het uaar den geest des
tijd3 te ontwikkelen, op de vermolmde fundamenten van
het verledene plaatst, ondergaat het een schok, waarvan
het einde slechts door de wapenen verkregen kan wor
den." Welke wapenen? Wederom die van het Duitsche
vrederijk, dat zijne traditie getrouw zou blijven, om
door voortdurende bloedige oorlogen dien langbeloofden
vredestoestand in bet leven te roepen?
Iets verder zegt het Berlijnsche blad de volgende
weinig beschaafde woorden: „In Bohemen viert het
nationaliteitenbeginsel zijne wildste orgieën, van daar
uit heeft de St. Vitusdans alle soorten van nationalitei
ten in het keizerrijk aangetast, en de Duitschers, die tot
dusverre in rustigen arbeid en door hunne „Cultur" het
rijk deden bloeien, konden niet anders dan den strijd
der rassen aannemen, welke eindelijk aan hun eeuwen
oud geduld opgedrongen i«." Wanneer de Duitschers
reeds lof verdienen wegens hun geduld in het beheerschen
der onbeschaafde stammen, hoeveel meer lof verdienen
dan dezen niet, die gedurende eenige eeuwen die over-
■heerscbing met geduld verdroegen
De oplossing der grootequaestie laat echter nog steeds
op zich wachten. De eischen van den Bohcemschen
landdag grijpen zóo diep in Oostenr'ljk's toestand en