De ongeregeldheden op Corsica schijnen inderdaad in
verband te staan met de herstemmingen voor de ver
kiezingen van leden der algemeene raden. Ongetwijfeld
tengevolge van het echec der Bonapartisten heeft de
vroegere directeur van het kabinet des keizers, de afge
vaardigde voor de nationale vergadering, de heer Conti,
het noodig geacht om zich op verschillende plaatsen te
vertoonen. Op onbewimpelde wijze gat hij zijne gehecht
heid aan de keizerlijke dynastie te kennen, welke woor
den door de menigte met vice VEmpereurbeantwoord
werden. De anti-Bonapartisten schijnen zich hiertegen
verzet te hebben, waardoor ongeregeldheden plaats von
den. Of zij door toevallige omstandigheden ontstonden
of het gevolg waren van vooraf beraamde plannen zal
uit het onderzoek moeten blijken; de handelwijze der
regeering doet baast het laatste gelooven.
Ofschoon de officieele tekst der conventiën nog uiet
openbaar gemaakt is, verneemt men allengskens uit de
Franscbe en Duitsche dagbladen daaromtrent nadere
bijzonderheden, die vaak een officieus karakter dragen.
Zoo meldt men uit Parijs, dat de ontruiming der zes
departementen den 28™ October geëindigd zal zijn,
alhoewel de Franscbe troepen die echter dan nog niet
zullen kunnen bezetten. De berichten der officieuse
Duitsche bladen stemmen tenminste hierin overeen dat
tot de geheele betaling van bet vierde halve milliard
deze departementen neutraal gebied zullen blijven, het
welk terstond bij het geringste verzuim van Franschc
zijde weder door de Duitsche troepen bezet zal kunnen
worden.
Een telegrafisch bericht uit Berlijn van gisteren avond
(eerst heden ontvangen) bevestigt deze bijzonderheden
aangaande de gesloten conventie en geeft bovendien daar
van het volgende uittreksel. Een afzonderlijke bepaling
beveelt de onafscheidelijkheid der beide overeen
komsten betreffende deontruiming en de financieele qnaes-
tie. De eerste schrijft de ontruiming der departementen
de l'Aisne, de l'Aube, de la Cöte d'Or, de la Haute-Saöae,
du Doubs en du Jura en de reductie der bezettings
troepen op 50,000 man binnen veertien dagen na de ra
tificatie voor. Frankrijk betaalt liet vierdehalve milliard
benevens 150 millioen rente in bons van 80 millioen
iedere veertien dagen van 15 Januari tot 1 Mei 1872. De
zes departementen worden neutraal grondgebied, be
houdens een zeker aantal Fransche troepen hetwelk
noodig geacht wordt tot handhaving der orde. Blijkens
bericht uit Parijs heeft Thiers de ratificatie dezer con
ventie reeds naar Berlijn opgezonden.
De tweede overeenkomst bepaalt, dat in Frankrijk de
producten van den Elzas en Lotharingen vrij ingevoerd
zullen worden tot den 31,n December dezes jaars; tot
30 Jnnij 1872 zal daarvoor het vierde gedeelte en
t>t 31 December 1872 de helft der inkomende rechten
betaald worden. De Fransche producten, welke in den
Elzas en Lotharingen als grondstoffen der industrie
gebruikt worden, zijn tot 31 December van dit jaar van
inkomende rechten vrijgesteld en genieten tot 31 De
cember 1872 dezelfde voorrechten als de producten uit
den Elzas en Lotharingen bij den invoer in Frankrijk. De
rechten welke tot bet in werking treden dezer overeen
komst betaald zijn, worden aan beide zijden geresti
tueerd. Leveringscontracten vóór of gedurende den
oorlog gesloten, zullen vrijdom van rechten genieten
voor die voorwerpen, waarover de overeenkomst loopt.
Dnitschland geeft aan Frankrijk de gemeenten Raon-les-
Seaux, Baon-sur Plaine, Syney en een gedeelte van
Avricourt terug. De ratificatie dezer overeenkomst
moet biDnen een maand plaats hebben.
Het is geen wonder, dat de Fransche dagbladen reeds
bij voorbaat zich over den gnnstigen uitslag der onder
handelingen verheugdenalgemeen verkondigen zij den
lof van den minister Pouyer-Qnertier. Niet weinig
brengt tot hun gunstig oordeel bij de verklaring in de
troonrede van den Duitschen keizer, dat hij vertrouwen
stelt in den inwendigen toestand van Frankrijk. Het
schijnt, dat de keizer den heer Pouyer-Qnertier reeds
deze verzekering gegeven had en beloofde, die zinsnede
in de troonrede op te nemen. Enkele zeggen, dat dit
op instigatie van von Bismarck geschiedde, die
bekend met de Fransche ijdelheid en wetende dat de
heer Pouyer-Qnertier ook aan dit nationale euvel leed,
hierdoor den Franschen minister in goede stemming
bracht en gemakkelijk verkreeg, wat hij in de conventie
opgenomen wenschte te zien. Ongevoelig is men voor
deze onderscheiding van den Duitschen keizer dan
ook volstrekt niet, want de Fransche dagbladen ver
melden die zinsnede allen met zekeren trots. „Of
schoon dit getuigenis zegt le Temps van den
overwinnaar komt en dus niet zonder smart gehoord
wordt, heeft het niet minder waarde en verdient het
dat er akte van genomen wordt."
Het Weener Oestereichisches Journal bericht, dat
tengevolge van de conciliante pogingen des keizers de
ministerieele crisis ten einde is, en men er in geslaagd
is om een middel te vinden, waardoor de eenheid der
regeering hersteld wordt zonder eenige kabinetsveran
dering. Zoowel de heer von Beust als het geheele mi
nisterie Hohenwart zouden in functie blijven. Dit ge
heimzinnig bericht herinnert aan een toovermiddel uit
de verhalen van de Duizend en éen nacht, want waarlijk
laat het zich moeilijk denken, hoe anders plotseling de
verzoening tusschen von Beust en de federalistische mi
nisters totstand gekomen zou zijn. Zeer terecht zegt dan
ook een correspondent uit Weenen: „Schacffle en von
Beust mogen ten aanschouwe van het publiek elkander
in de armen vallen, met de verzoening der personen is de
quaestie niet opgelost. Het eenige wat men daaruit zou
afleiden is, dat een van beiden zijne beginselen kunnen
verloochend heeft."
Inderdaad is het geen quaestie over personen, waarover
de keizer in deze ministerieële crisis te beslissen heeft.
Misschien zal het hem gelukken om de oplossing nog
eenigen tijd te verschuiven, doch eindelijk zal hij tus
schen de eiscben der Duitscbers en die derandere natio
naliteiten moeten kiezen. Dat von Beust niet geneigd
is, om terstond bij de eerste botsing het veld te ruimen,
blijkt uit het bericht, dat hij een memorandnm aan den
keizer aangeboden heeft, waarin aangetoond wordt, dat
de Oostenrijksche buitenlandsehe politiek niet langer
in strijd mag zijn met de binnenlandsche. Von Beust
beroept zich in dit stuk op de constitutie van 1867,
op de beëedigde verhouding tot Hongarije, op de positie
der rijksministersop hunnen eed en op de ontastbare
rechten en de waardigheden des keizers volgens die
grondwet. Het bericht voegt er bij, dat de keizer dit
stuk in ernstige overweging genomen en daarom het
antwoord op het adres van den Boheemschen landdag
uitgesteld heeft.
De Duitsch-Oostenrqksche bladen beginnen reeds
victorie te kraaien en constateeren met vreugde deze wei
feling in de politiek der regeering. Het lijdt echter geen
twijfel of zij zullen zich in hunne hoop bedrogen zien,
want de keizer zal teu slotte tot de overtuiging moeten
komen, dat teruggang op den ingeslagen weg al even ge
vaarlijk is als vooruitgang, terwijl de bestaande toestand
van algemeene verwarring onhoudbaar i3.
De EngelscDe conservatieven en de sociale
quaestie.
Niet weinig ophef maakte voor eenige dagen een
sensatiestuk in de Daily Telegraph omtrent eene over
eenkomst, welke tusschende conservatieven en de arbei
dende klassen tot stand gekomen zon zijn. Deze partij-
manoeuvre, die, naar het schijnt, toch een waren grond
slag heeft, herinnert aan de romans van den heer
Disraëli, waarin steeds edelmoedige aristocraten de
belangen des volks bijzonder ter harte nemen.
Volgens die mededeeliug was het stuk geteekend van
de eene zijde door den markies van Salisburylord
Manners, sir Stafford Northcote, den graaf van Carna-
von, den markies van Lorne en andere aristocraten, en
van de andere zijde o. a. door den bekenden George
Potter, den ijzergieter Daniel Guile, den metselaar
George Howell, den schilder James Squires. De liberale
bladen en met hen the Times namen weinig notitie van
dit stuk of dreven er openlijk den spot mede. De con
servatieve Globe echter vindt niets belachelijks in die
corobiDatiëD van namen, en verklaart zonder omwegen
„dat zulke vereenigingen uiteen politiek oogpunt geens
zins misplaatst zijq." Het conservatieve blad besluit zijn
artikel met de verzekering, dat de arbeidende klassen
zeer terecht begrepen hebben, dat alleen de conserva
tieve partij hun waarborgen oplevert; doch wat de
bijzonderheden van het medegedeelde verbond betreft,
gelooft het blad dat het nog te voorbarig is om daarvan
te spreken. Het programma is nog niet defiuitief vast
gesteld en ter rechter tijd zullen de beginselen dezer
overeenkomst verspreid worden.
Het schijnt dus wel, dat het plan van zoodanige ver-
eeniging een ernstig onderwerp van overleg uitgemaakt
heeft. Als grondslag voor zoodanige overeenkomst
schijnen door de arbeidersverenigingen de volgende
beginselen aan het oordeel der tories onderworpen ge
weest te zijn:
1. De werklieden zouden in den omtrek der steden
afzonderlijke en goed ingerichte woningen verkrijgen,
waar zij met hunne huisgezinnen beter en gezonder
zonden kunnen wonen dan in de overbevolkte wijken
der stad.
2. Het gemeentelijk bestuur zou zoo gewijzigd wor
den, dat aan de steden, dorpen en graafschappen een
absolute onafhankelijkheid en het recht gegeven zou
worden, om over de gronden voor het algemeen welzijn
te beschikken.
3. De dagelijksebe arbeid zou niet langer zijn dan
8 uren.
4. Ambachtsscholen zouden op kosten van den staat
opgericht worden op alle plaatsenwaar on vermogenden
samenwonen.
5. In iedere stad zouden publieke markten opgericht
worden, waarop de levensbehoeften tegen den en gros-
prijs verkocht zouden worden.
6. Plaatsen tot ontspanning, amusement en Jeering
zonden ten gerieve van het volk op staatskosten inge
richt worden.
7. De spoorwegen zouden door den staat aangekocht
en evenals de posterijen ten bate van het publiek belang
geëxploiteerd worden.
Een Engelsch correspondent zegt hieromtrent bet
volgende:
„Dat er veel overdrevens en onuitvoerbaars in dit
programma is, daarvan was men reeds overtuigd vóór dat
de Globe het is komen bevestigen. Maar over een pro
gramma, dat niet veel van dit afwijkt, beraadslagen de
adellijken en de hoofden der tory-partij met allen ernst,
en dit is een zonderling en bijna onbegrijpelijk ver
schijnsel.
„Zullen de tories zich op dezen weg kunnen en dur
ven begeven? Ik geloof het niet, ofschoon het vooruit
zicht om de regeering in handen te hebben een belang
rijke drijfveer is. Om den heer Gladstone te doen vallen
weten de conservatieven dat zij handig moeten zijn.
Ik betwijfel het of zij den moed zullen hebben, maar
wat zeker schijnt is, dat naast dit programma dat van
den heer Gladstone al zeer onbeteekenend zal zijn.
„Indien de heer Disraëli het plan durft oudernemen,
dan zal het liberale kabinet zijn natuurlijken steun, dien
der massa, verliezen, en een tory ministerie zal bet
noodzakelijk gevolg zijn. Doch wat zullen de tories,
wanneer zij eenmaal de macht in handen hebben, met
hun socialistisch programma doen? Misschien zou wel
dra blijken, dat hun eigen middel hun te kras geweest
was. Hoe het zij, de positie van den heer Gladstone is
verre van sterk, en veel zal hij moeten beloven en doen
om zich staande te kunnen houden."
De hemel schijnt voor het liberale kabinet echter
weder op te helderen. Het wapen, waarmede de conser
vatieve partij de regeering wilde bestrijden, is aan hunne
handen ontvallen, voornamelijk door de onhandigheid hun
ner eigene vrienden. Het schijnt namelijk, dat de coalitie
lusschen de aristocratie en democratie te vroeg bekend
gemaakt is. Het plan was nog slechts in wording en het
is mislnkt door de voorbarige publiciteit, die enkele
bladen daaraan gaven. Niet alleen ontkennen de markies
van Salisbury, de markies van Lorne, sir Stafford North
cote en anderen hunne onderteekening, maar ook de
werklieden spreken nu het bestaan der coalitie tegen.
In een talrijke vergadering van werklieden te Londen
zijn redevoeringen uitgesproken, die niet op een socialis
tische, maar staatkundige wijziging doelen. In den repu-
blikeinschen regeeringsvorm zag men alleen den waar
borg voor het welzijn van den werkenden stand. Het
bondgenootschap der tories werd onvoorwaardelijk van
de hand gewezen en de steun aan de liberale partij toe
gezegd, mits naast adel en bourgeoisie ook de werklieden
in het huis der gemeeoten vertegenwoordigd werden.
Een adres van Howell Gade en George Potter gaat
zelfs zoover van te verklarendat bet huis der gemeen-
tcu het land niet vertegenwoordigt en noodzakelijke
wijziging ondergaan moet, en dat kerk en staat geschei
den behooren te zijn, want dat de bestaan de kerk een bron
van nationale zwakheid is, omdat zij het land verdeelt.
Verder roepen zij alle werklieden tot comités en meetings
te zamen om over deze quaestiën hun oordeel uit te
spreken.
De Engelsche aristocraten haasten zich echter thans
ook, om hun bondgenootschap met zoodanige revolutio
nairen verre van zich af te werpen. Sir Northcote
schrijft o. a. bet volgende aan the Exeter Gazette: „Geen
der leden van den adelstand of der gentlemenwier namen
oulangspnbliekgemaaktzijn, beeft de resolutiën, die men
bekend gemaakt heeft, onderteekend, noch op eenige
wijze daaraan adhaesie geschonken. Er is zelfs geene
bijeenkomst geweest van een hunner met eenigen raad
of commissie van werklieden. Alles heeft zich hiertoe
bepaald, wanneer ik goed ingelicht ben, dat eenige
pairs en leden van het lagerhuis zich bereid verklaard
hebben, om de denkbeelden in overweging te nemen
omtrent de vaststelling van wettelijke bepalingen?
teueinde de quaestiën der arbeidende klassen op te
lossen, en ze op vriendschappelijke wijze te behandelen.
Echter is tot dusverre nog geen enkel denkbeeld vol
doende ontwikkeld geworden, om een onderwerp van
onderzoek uit te maken."