T 228.
Maandag
1871.
O U R A N T.
25 September.
Middelburg 23 September.
De minister van financiën is in de zitting der tweede
kamer van heden bij de indiening der staatsbegrooting
voor 1872, volgens gewoonte, in eene uitvoerige be
schouwing getreden over den financieelen toestand des
rijks. Deze was volgens zijne meening van dien aard dat
men zonder ongerustheid de toekomst kan ingaan. Hij
achtte nu het oogenblik aangebroken om te doen blijken
welke gedragslijn hij met betrekking tot 'slands financie
wezen alsmede tot het beheer der Indische middelen vol
gen zou. Zijn voornemen is,om bij de wet het deficit van
1868 uit bet voordeelig saldo van 1869 te vereffenen en
het dan nog overschietende van het voordeelig saldo
van 1869 te bestemmen tot dekking van het tekort
over 1870.
Het tekort over 1870 zal vermoedelijk 4,044,218, en
dat over 1871 vermoedelijk f 5,713,240 bedragen.
Uitgifte van schatkistbiljetten zal wegens den ruimen
voorraad van betaalmiddelen in 's rijkskassen waar
schijnlijk niet noodig zijn.
De beschikbare saldo's uit de Indische middelen
worden over 1867 tot 1870 op ƒ28,313,79 L berekend. De
regeering is voornemens deze niet te besteden tot dek
king der tekorten die door het afbetalen der uitgaven
voor het spoorwegnet ontstaan zijn, maar wil daarmede
voorzien in de behoefte aan spoorwegen in Indië.
De begrooting voor 1872 (bezwaard met 8 millioen
van de staatspoorwegen) bedraagt f 97,215,382, aizoo
f 1,008,662 meer dan voor 1871. Bijzondere uitgaven voor
oorlog zullen bij afzonderlijke wetten worden voorge
dragen, en mogelijk zal het dan noodig zijn tot dekking
van deze en de uitgaven van de spoorwegen gezamenlijk
een leening te sluiten.
De middelen over 1872 worden op f 88,281,573 ge
raamd. Er zal dus, indien men het voor de spoorwegen
uitgetrokken bedrag van de geraamde uitgaven aftrekt,
een deficit van 1,233,809 overblijven.
Een wetsontwerp tot het invoeren eener inkomsten
belasting is bij den raad van state aanhangig. Deze
belasting zal gepaard gaan met de afschaffing van het
patent en den accijns op het geslacht, ingaande met Mei
1872. Door dezen maatregel zal geen deficit meer be
staan met betrekking tot de gewone uitgavenmaar
inmiddels wordt machtiging gevraagd tot eventneele
uitgifte van schatkistbiljetten, ten bedrage van 7,700,000,
tot dekking der uitgaven voor de spoorwegen.
In de gisteren avond te Tiel gehouden vergadering
der Centrale kicsvereeniging in het kiesdistrict Tiel
is, met 40 van de41 steramen, totcandidaat voor het
lidmaatschap der tweede kamer geproclameerd de heer
L. A. J. W. baron Sloet van de Beele.
Onder voorzitterschap van den heer J. van Nederveen
werd gisteren avond alhier de jaarlijksche algemeene
vergadering gehouden van vennooten der Maatschappij
van visscberij en van gebouwen en grondbezit, genaamd
Nijverheids-vereeniging. Uit het door het bestuur uit
gebracht verslag bleek dat, hoezeer in het afgcloopen
jaar om verschillende redenen weinig is verricht, het ten
vorigen jare nog overschietende nadeelig saldo van
22.47i is aangezuiverd en een batig saldo van f 245.80
is verkregen, waaromtrent besloten is die som afteschrij-
ven van het kapitaal der hoogaarts, zoodat deze nu met
1654.20 op de balans zal voorkomen. Dc rekening en
balans van den administrateur zijn goedgekeurd, terwijl
het verslag in het archief zal worden bewaard, om met
iet verslag van het volgende jaar gezamenlijk gedrukt
en aan de vennooten toegezonden to worden.
Tot lid van het bestuur, in de plaats van den aftreden
den heer P. A. Verhuist, is benoemd de heer A. den
Boer.
In de plaats van de aftredende commissarissen, de
heeren J. G. van der Harst en J. W. de Raad, zijn geko
zen de heeren H. Middelburg en D. Verhulst.
In de heden alhier gehouden algemeene vergade
ring van het polderbestuur van Walcheren is de heer
mr. A. M. Becius, na onderzoek en in orde bevinding
zijner geloofsbrieven, als commissaris beëedigd en toe-
gelaten.
De instructie voor den oppercommies is na deliberatie
bij resumtie met algemeene stemmen vastgesteld.
Door het dagelijksch bestuur is schriftelijk rapport
uitgebracht omjtrent het door hem gedane onderzoek
betreffen(^2^^Hetachement maréchaussées te West
kapel ley fiftOT«£tfi«leming van het in de vorige algemeene
vergadering door de commissie voor de begrooting ge
dane voorstel, om te overwegen ot bedoeld detachement
te Westkapelle noodig is, en zoo ja of de kosten daarvan
niet geheel voor rekening van het rijk zouden kunnen
gebracht worden
De eerste vraag wordt in het rapport bevestigend
beantwoord. Politietoezicht is te Westkapelle, vooral
des winters, hoog noodig. Dit toezicht zon op drieërlei
wijze kunnen geschieden, hetzij door rijksveldwacht,
hetzij door de benoeming van een dijkwachter, hetzij
door voortduring van den bestaanden toestand. Volgens
het oordeel van het dagelijksch bestuur is dit laatste in
het belang van den polder het meest wenschelijk, ook
uit een financieel oogpunt. Wat voorts de tweede
vraag betreftheeft het dagelijksch bestuur zich schrif
telijk gewend tot den commissaris des konings in deze
provincie, met verzoek om door zijne tussehenkomst bij
de regeering te willen bevorderen datevenals ia 1862
met de kosten voor huisvesting heeft plaats gehad,
ook thans de suppletie-kosten voor voeding, ten bedrage
van f 328 'sjaars, voor rekening van het rijk gebracht
worde. Op dit schrijven heeft het dagelijksch bestuur
nog geen antwoord ontvangen, zoodat het verzoekt
diligent te worden verklaard.
Nadat de heer Schorer zoowel namens de begrooting-
commissie als namens de geheele vergadering aan het
dagelijksch bestuur dank heeft betuigd voor de krachtige
wijze waarop het deze zaak heeft aangevat, wordt beslo
ten het bestuur diligent te verklaren.
Do polderrekening over 1870 is met algemeene stem
men goedgekeurd tot een bedrag van 230,967.84^ in
ontvang, f 233,413.75 in uitgaaf, dus sluitende met een
nadeelig slot van f 2,445.90^.
Op voorstel van den voorzitter is aan het dagelijksch
bestuur machtiging verleend, om den heer J. P. W.
Boddaert geheel te dëebargeeren van zijn gehouden
beheer als gewezen ontvanger van den polder.
Het volgende aan de orde zijnde punt was de vast
stelling van het gewoon dijkgeschot voor 1872. De
voorzitter deelde namens het dagelijksch bestuur mede
dat het aanvankelijk had willen voorstellen, om het
gewoon dijkgeschot te verlagen en te bepalen op
f 12.50 per hektare schotbaar land en 4.30 per hektare
vrijland. Daar evenwel Zaterdag der vorige week aan
de Oostwatering eene, volgens het geyoelen van den
waterbouwkundigen ambtenaar vrij belangrijke, oever-
afschuiving heeft plaats gehad, stelt het bestuur thans
'voor, het bedrag van het dijkgeschot met 50 cent te ver-
hoogen en te bepalen op f 13 per hektare schotbaarland
en op f 4.80 per hektare vrijland.
Op verzoek van den heer Dronkers geeft de voorzitter
eenige nadere inlichtingen omtrent die oeverafschuiving,
waaruit blijkt dat de kosten van herstel door den opper
commies zijn geraamd op 5,800.
De heer Dronkers geeft als zijne meening te kennen,
dat men er zoo maar in gekapt heeft, daar volgens de
overgelegde teekening de herstelling der calamiteit zijns
inziens op veel goedkoopere wijze, misschien voor
f 2Q00 a f 3000, zou kunnen geschieden dan thans wordt
voorgesteld. Ook geeft hij den wenseh te kennen dat de
voorzitter de toegebrachte schade zelf eens ging be
zien. De voorzitter antwoordt hierop dat hij wegens
andere werkzaamheden tot dusver verhinderd is geweest
de schade zelf op te nemen, doch dit is geschied door de
raden en door den oppercommies, die de vereischte
peilingen heeft verricht en een plan tot herstel heeft
voorgedragen, hetwelk naar zijne meening het goed
koopste zou zijn, welke meening ook door den hoofd
ingenieur van den waterstaat wordt gedeeld. Tevens
merkt de voorzitter op, dat de waterstaat een streng
toezicht houdt, zoodat het niet raadzaam is werken ter
uitvoering voor te dragen, waarvan is te voorzien dat
zij door den hoofdingenieur zullen worden afgekeurd.
De heer Dronkers blijft echter bij zijne zienswijze vol
harden en verklaart dat bij zal tegenstemmen.
In verband hiermede heeft verder eene langdurige
discussie plaats over de vraag, of, gesteld dat de kosten
van herstel der afschuiving werkelijk plus minns f 6000
zullen bedragen, het noodig is daarom het gewoon dijk
geschot te verheogenzooals door het dagelijksch bestuur
wordt voorgesteld, vooral met het oog op de wensche-
lijkheid om zooveel mogelijk buitengewone geschoten te
voorkomen. De heer Dronkers, die evenmin als de heer
Loeff die noodzakelijkheid inziet, stelt als amendement
voor, om het dijkgeschot te bepalen overeenkomstig het
eerste plan van het dagelijksch bestuur op 12.50 per
hektare schotbaar land en op f 4.30 per hektare vrijland.
Eerst moet zijns inziens het dijkgeschot worden vastge
steld en dan over de herstelling der afschuiving beslist
worden. De heer Schorer is van een tegenovergesteld
gevoelen en meent dat eerst over de wijze van herstel
ling moet beslist worden, om daarna het bedrag van
het dykgeschot te lcunneu bepalen, daar dit bedrag van
de kosten van herstelling afhankelijk is. Hij stelt daar
om eene motie van orde in dien geest voor. Deze motie
wordt met 13 tegen 8 stemmen verworpen. Vóór
stemden de heeren Lambrechtsen van Ritthem, Louwerse,
Becius, van de Putte, Schorer, Liebert, Melis en Fock.
Het amendement van den heer Dronkers om het
dijkgeschot te bepalen op f 12.50 en 4.30 wordt daarna
aangenomen met 15 tegen 6 stemmen. Tegenstem
den de heeren Sprenger, Lambrechtsen van Ritthem,
Louwerse, Liebert, Melis en Fock.
De voorzitter stelt alsnu voor, het dagelijksch bestuur
te machtigen de herstelling der afschuiving aan de
Oost watering te doen geschieden volgens het door den
hoofdcommies voorgedragen en door den hoofdinge
nieur van den waterstaat goedgekeurde plan. De heer
Dronkers herhaalt zijn bezwaar tegen het hooge cijfer,
doch geeft tevens te kennen dat hij niet bedoelt dat de
oppercommies te duur berekend heeft maar dat de wijze
van uitvoering eenvoudiger en minder kostbaar kan zijn.
Na eenige verdere gedachtenwisseling wijst de heer
Lambrechtsen van Ritthem opart. 96 van het reglement,
waarin wordt bepaald dut het dagelijksch bestuur wer
ken doet uitvoeren die, ter voorkoming van dringend en
dreigend gevaar, oogenblikkelijk mochten worden ver-
eischt, al ware daartoe door de algemeene vergadering
geen machtiging verleend. Dergelijk geval doet zich ook
hier voor. De heer van Berlekom verklaart te zullen
stemmen voor het voorstel van het dagelijksch bestuur,
omdat hij als geen deskundige zijnde, niet beter kan;
doch hij wenscht het bestuur uit te noodigen het plan
van herstelling nog eens te herzien en zoo mogelijk tot
een goedkooper cijfer te doen uitvoeren. De heer Dron
kers zegt, dat hij straks verklaard heelt te zullen tegen
stemmen, maar dat hij zich nu geheel van stemming
onthouden zal. In overeenstemming met het door den
heer van Berlekom aangegevea denkbeeld stelt hij
thans als amendement voor, om de wijze van herstel aan
het dagelijksch bestuur over te laten, zoo mogelijk op
goedkoopere wijze .dan door den oppercommies is aan
gegeven.
Dit amendement is met algemeene stemmen aange
nomen, waarna het dagelijksch bestuur gemachtigd
wordt om de uitvoering onder de hand aan te besteden,
indieD dit gewenscht mocht blijken.
Op voordracht van het dagelijksch bestuur wordt mach
tiging verleend om een nieuwe overeenkomst aan te gaan
met den bewaarder van de hypotheken en het kadaster
ten aanzien van het gebruik van kadastrale stukken en
over het loopende jaar daartoe 500 toegestaan,
Van aangelanden van den zandweg van Koudekerke
naar Dijkskoek is een adres ingekomen, houdende
verzoek om eene toelage uit de polderkas tot zoodanig