MIDDELBURGSCHE
COURANT.
Maandag
1871.
4 September.
N°' 210.
Middelburg 2 September.
Evenals in de laatste jaren deelen wij ook thans de
door burgemeester en wethouders van Middelburg aan
den gemeenteraad voorgedragen begrooting der inkom
sten en uitgaven voor 1872 in haar geheel mede. Ook nu
plaatsen wij daarnaast de vastgestelde cijfers der begroo
ting voor 1871, teneinde de verschillende posten met
elkander te kunnen vergelijken. Wij achten dit thans
Tan te grooter belang, nu de gemaalbelasting is afge
schaft en dientengevolge de plaatselijke accijnsen ge
heel uit de begrooting verdwenen zijn. Aan de memorie
van toelichting ontleenen wij voorts een en ander ter
verduidelijking van sommige posten.
Hieronder plaatsen wij de inkomsten, in een vol
gend nommer op gelijke wijze de uitgaven.
INKOMSTEN.
VASTGESTELD
GERAAMD
AARD DER INKOMSTEN.
VOOR 1871.
VOOR 1872.
HOOFDSTUK I.
Ontvangsten wegens vroegere
diensten.
Batig slot der rekening 1)
Totaal van het le hoofdstuk.
HOOFDSTUK II.
Baten van gemeente-eigendommen.
Inkomsten vaste eigendommen.
Opbrengst tienden en grondrenten
De jacht van Middelburg
De visscherij in de stads vesten
met bybehoorende kaualen, de
Mannezce en de Katmansboo-
Opbrengst grasverpachtingen
Opbrengst houtgewas
Rente van:
a. een kapitaal, ingeschreven
2£ pet. nationale werke
lijke schuld
b. een kapitaalgroot p. resto
200 ten laste kooper ge
meentegrond vachtersingel
tegen 5 pet., verschijnende
31 December 1871
Dividend voor 22aandeelen in
de Nederlandsche handelmaat
schappij 2)
Aandeel aan de gemeente toeko
mende in de zuivere winst van
de stads wisselbank 3)
.JPraelevement uit de opbrengst
van de bcleeningen der stads
wisselbank, tot dekking dier
administratie
Tótaal van het 3e hoofdstuk.
HOOFDSTUK III.
Belastingen en heffingen.
AFDEELING I.
Opcenten op 's rijks directe belast.
40 opcenten op de hoofdsom der
grondbelasting op de gebouwde
eigendommen
20 idem ongebouwde eigendommeii
30 [nu 40] idem pèrsoneele be
lasting 4)
Totaal van de le afdeeling.
AFDEELING II.
Hoofdelijke omslagen en andere
directe plaatselijke belastingen.
Hoofdelijke omslag na aftrek van
1000 als onwaarde
Totaal van de 2e afdeeling.
AFDEELING 111.
Belastingen op voorwerpen van
verbruik.
Belasting gemaal
Totaal van de 3e afdeeling.
AFDEELING IV.
Bijzondere belastingen.
Nihil.
8,022.924
1,381.544
305.—
450.—
i,obo.—
300.—
ÓÖ8.75
15,—
1,000.—
1,500.—
7,875.—
22,358.22
12,069.62
604.17
17,839.784
30,513.574
49,300.-
51,747.01
51,747701"
8,155.574
1,371.594
305.—
453.75
1,191.50
300.—
10.—
1,125.—
2,675.26
7,875.—
23,462.68
12,082.87
604.68
21,773.65
34,461.20
65,000.-
65,000
AARD DER INKOMSTEN-
VASTGESTELD
VOOR 1871.
GERAAMD
VOOR 1872.
AFDEELING V.
Heffingen voor het gebruik van
gemeentewegenwerken en
inrichtingen.
Weg-, straat-, brug-, kaai-,
haven-, kraan-, sluis-, dok-,
boom- en veergelden 6)
Gelden voor banken of staanplaat
sen in hallen, op markten enz. 7)
Begrafenis-rechten 8)
Schoolgelden
Gelden voor het gebruik of genot
van andere openbare gemeente
werken, bezittingen of inrïch-
t(ngen
Geldön.^ wegensstukken door of
vanwege het gemeentebestuur
uitgegeven
Totaal van de 5 e afdeeling.
4e
3e
u t 2e
u i 1 le
Totaal van het 3e hoofdstuk.
HOOFDSTUK IV.
Inkomsten van verschillenden aard
en toevallige baten.
Opbrengst van haardasch en mest-
speciën
Idem van hoeten wegens overtre
dingen van plaatselijke verorde
ningen
Idem van booten wegensontduiking
of o ver tr edi n g ter zake van plaat
selijke belastingen
Idem van verbeurdverklaarde be-
lastingvoorwerpen en goederen,
waarin die voorwerpen waren
vervat
Idem van onbruikbaar geworden
en andere verkochte roerende
goederen
Van afkoop wegens persoonlijke
diensten, volgens art. 193 der
gemeentewet
Teruggave van ten behoeve van het
rijk of gewestelijk bestuur bij
voorschot gedane betalingen.
Uitkeering door rijk 4/5 opbrengst
rijksbelasting personeel 9)
Alle andere ontvangsten, niet tot
dc vorenstaande behoorende.
Totaal van bet 4e hoofdstuk.
HOOFDSTUK V.
Buitengewone ontvangsten.
AFDEELING I.
Opbrengst van geldleeningen.
G eldleening ter voorziening in kos
ten aanleg nieuwe riolen.
Idem ter voorziening in de kos
ten van openbare werken 10)
Totaal van dc le afdeeling.
AFDEELING II.
Opbrengst van den verkoop van
gemeente-eigendommen.
Verkoop kapitaal 5400, inge
schreven grootboek nationale
schuld 2^j pet
Idem van opgaande olmenbóomen.
Idem van perceel gemeentegrond
Totaal van de 2e afdeeling.
Totaal van de le afdeeling.
Totaal van het 5e hoofdstuk.
VERZAMELING.
Totaal van het le hoofdstak.
v 2e
h 3e
a ir i 4e
h 5e
Totaal der inkomsten.
1,703.984
2.842.85
1,500.—
14,879.59
219.80
377.55
21,523.774
51,747.01
49,300.—
30,513.574
1,285.—
217.60
150.—
780.—
57,087.33
851.07
~60^421.
20,000.-
20,000.—
2,700.-
500.-
100.-
3,300.-
20,000.-
22,358.22
153,0S4.36
60,421.—
23,300.—
259,163.58
Gl. Ct.
1,588.594
141.41
,200.—
,611.98
404,34
22,229.244
,000.—
461.20
121,690.444
L,285.
240.82
150.—
781.—
7,007.34
851.07
Memorie.
23,462.68
121,690.444
60,320.23
386.—
205,859.354
1) De rekening over 1869 is gesloten met een tekort van
4021,17, zoodat hier geene gelden in ontvang kunnen uit
getrokken worden. Dit nadeelig slot is reeds vereffend hij
suppletoire begrooting over 1871.
2) Wanneer men, gelijk vroeger, de gemiddelde opbrengst
over de laatste vijf jaren tot maatstaf neemt, zou hier in ont
vang gebracht moeten worden 1444.50. Meermalen heeft het
dividend evenwel dit cijfer niet bereikt, zoodat, ter voorkoming
van misrekeninghier slechts 5 pet. van het kapitaal als
maatstaf is aangenomen.
3) Volgens de gemiddelde opbrengst over de laatste vijf
jaren wordt hier 2675,26 in ontvang geraamd. Het dividend
over 1870 bedroeg 3408,65, dus belangrijk meer, doch daar
de drie voorafgaande jaren veel minder opbrachten dan de
thans voorgedragen sommoet voorzichtigheidshalve het gemid
deld bedrag als maatstaf aangenomen worden.
4) In de rekening over 1872het jaar dezer begrooting
zullen verantwoord moeten worden 4/12 van de opbrengst van
de opcenten op de rijks personeele belasting over het dienstjaar
1871/72 en 8/12 van die over 1872/73. Teneinde gedeeltelijk
te voorzien in de mindere ontvangsten der gemeente, tengevolge
van het vervallen der gemaal belastingwordt voorgesteld het
aantal opcenten op de personeele belasting met 10 teverhoogen,
en alzoo te brengen op 40 opcenten. Daar de kohieren dezer
belasting evenwel loopen van 1 Mei tot April zal van deze
tien opcenten over 1872 slechts het bedrag van acht maanden
in ontvang kunnen gebracht worden.
Voor de raming dier sommen is geen betere maatstaf dan de
kohieren over het den 30i--n April 1871 gesloten dienstjaar.
Deze bedroegen in hoofdsom 59,382.644
30 opcenten, over een vol jaar 17814.80
10 opcenten, over acht maanden 3958.85
maakt te zamen 21773.65
Het besluit tot beding dezer opcenten van den 29<»* Decem
ber 1865 door den koning bekrachtigd bij besluit van den.
Maart 1866, n". 52, zal alzoo gewijzigd moeten worden.
5) Om dezelfde reden, waarom eene verhooging der op
centen op het personeel is voorgedragenmoet ook het bedrag
der te heffen plaatselijke belasting op de inkomsten verhoogd
worden.
De gemaalbelasting heeft iu 1870 zuiver ruim ƒ48,000 opge
bracht. Ter vervanging daarvan wordt thans voorgesteld eene
verhooging van den hoofdelijken omslag met ƒ15,700, makende
met 10 opcenten meer op de personeele belasting (berekend
over een vol jaar) eene vermindering van 21,600, alzoo belang
rijk min'der dan hetgeen als gemaalbelasting gevorderd werd.
De billijkheid brengt mede, dat in dien hoofdelijken omslag
voor het vervolg ook zij bijdragen, wier inkomsten minder dan
ƒ900 bedragen en die tot dusver daarvan waren vrijgesteld.
In verband daarmede zal de verordening op de heffing en invor
dering dier belasting moeten worden herzien.
6) In dezen post is alleen begrepen de opbrengst van het
haven-kaai-dok- en binnen-grachtgeld geheven krachtens
raadsbesluit van 23 Mei/3 December 1856, 15 Juli 1857,
goedgekeurd bij koninklijke besluiten van 30 Januari 1857,
n°. 52; 3 Augustus 1857, n°. 57 en 25 November 1857,
no. 63.
Ofschoon de openstelling van het kanaal door Walcheren op
de opbrengst vau het havengeld grooten invloed zal uitoefenen,
heeft men, hij de onzekerheid wanneer dit zal geschieden,
voorloopig de opbrengst van het vorig jaar tot maatstaf
genomen.
Deze post splitst zich als volgt
Opbrengst in 1870.
havengeld1362.27
kaaigeld22.16
dok- en binnen-grachtgeld204.164
1588.594
of 115,39 minder dan voor 1871 is geraamd.
7) De heffing dezer gelden heeft plaats volgens de veror
dening van den 23 Mei/3 December 1856, goedgekeurd bij
bij koninklijk besluit van 30 Januari 1857 nü. 52. De raming
is volgens de opbrengst in 1870 en splitst zich als volgt:
jaarmarkt ƒ926.874; wekelijksche en dagelijksche markten
1848.53-4; vlecscbhal 360; vischmarkt ƒ6; te zamen
ƒ3141.41; of 298.56 meer dan voor 1871 is geraamd.
8) De heffing dezer gelden geschiedt volgens de verorde
ning van den 24" December 1S69/27 April 1870, goedgekeurd
hij koninklijk besluit van 31 Mei 1870, u°. 17. Bij die ver
ordening is, in afwijking van vroeger, het loon, tot dusver
uitgekeerd aan de grafdelvers, onder het begrafenisreebt begrepen,
waardoor het bedrag daarvan jaarlijks iets hoogerzijn zal, doch
waartegenover die bedienden van gemeentewege zullen worden
bezoldigd. Over 1870 is aan begrafenisrechten ontvangen
1011.55. De nieuwe verordening is evenwel eerst den
len Augustus van dat jaar in werking getreden. Naar die op
brengst mag men, met inbegrip van dat loon ook over de
zeven andere maanden, de opbrengst voor 1872 ramen op
1200. De vergoeding van de kosten van onderhoud der
eigen graven is door de eigenaren slechts om de vijf jaren
verschuldigd, dus eerst met 1876.
9) In de rekening over 1872, het jaar dezer begrooting,
zullen verantwoord moeten worden 4/5 gedeelten van de op-