OÜRANT. N°' 200, Woensdag öitmmlaniX 1871. 23 Augustus. PETROL, BUM. De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen, doen te weten dat door den raad dier gemeente in zijne vergadering van den 17"" Juli 1871, is vastgesteld de navolgende verordening: VERORDENING op het gebruik der algemeene bergplaats voor petroleum. De Gemeenteraad van Vlissingen; in aanmerking nemende art. 27 van de verordening op het brandwezen, vastgesteld den 3«> Mei 1865, waarbij onder anderen verboden is grootere hoeveelheden dan een vat petroleum te hebben en te bewaren dan alleen in kelders met steenen gewelven; de neringdoenden in de gelegenheid willende stellen om grootere hoeveelheden in te slaan zonder gevaar voor de nabij gelegene woningen - Besluit: Artikel 1. Vanwege de gemeente zal ingericht worden eene algemeene bergplaats voor petroleum, zoolang na te melden gebouw voor de gemeente beschikbaar zal zijn. Daartoe wordt aangewezen het wachtgebouw buiten de voormalige Duinpoort, waarop met duidelijke letters uitgedrukt staat: bergplaats voor petroleum. Art. 2. Ieder die een of meer vaten petroleum daarin verlangt te bergen, zal zich vooraf aanmelden bij den ambtenaar van de belastingen gestationeerd aan de voormalige Duinpoort. Art. 3. Aan dezen ambtenaar zal door de belanghebbenden eene schriftelijke en onderteekende opgaaf' gedaan moe ten worden van het aantal vaten dat men wenscht te bergen, dat echter nimmer het getal van honderd zal mogen te boven gaan, met derzei ver merken. Gelijke opgaat zal moeten geschieden wanneer een of meer vaten uit de bergplaats gehaald worden. Art. 4. Voor ieder handelaar zal in een daartoe bestemd register rekening-courant gehouden worden, zoowel van den inslag als den uitslag. Art. 5. De inslag of uitslag zal onmiddellijk jn het register aangeteekeud worden, welkeaanteekeningdoor den be langhebbende of door dengen? die hem vertegenwoordigt onverwijld moet onderteekend of geparapheerd worden. Art. 6. De in- of uitslag zal alleen mogen plaats hebben bij dag, tusschen zons op- en ondergang, onder toezicht van den beambte, gestationeerd aan de wacht bij de voor malige Duinpoort, aan wien de opening en de sluiting der bergplaats is opgedragen. Art. 7. De laatste alinea van art. 27 van het reglement op het brandwezen is ook op deze bergplaats van toepassing. Art. 8. De gemeente stelt zich iu geenen deele aansprakelijk voor den inhoud der vaten; deze worden alleen op het uiterlijk merk in-,en uitgeslagen. De risico van alle schade, die, op welke wijze dan ook, aan de vaten of de petroleum mocht ontstaanblijft voor rekening van de belanghebbenden. Deze verordening treedt in werking op den derden dag na hare afkondiging. Aldus vastgesteld door den gemeenteraad van Vlissingen den 17™ Juli 1871. De Voorzitter, WINKELMAN. De Secretaris P. FORBES WELS. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 10en Augustus 1871. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, WINKELMAN. De Secretaris, P. FORBES WELS. IS RAND WEZEN. De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen, doen te weten: dat door den raad dier gemeente in zijne vergadering van den 17"" Juli 1871, is vastgesteld de navolgende verordening VERORDENING tot wijziging van die op het rbrand wezen. De-Gemeenteraad van Vlissingen: fri'aanmerking nemende, dat thans van gemeentewege gelegenheid bestaat tot het bergen van petroleum, die bij grootere hoeveelheid dan van éen vat ingeslagen wordt Besluit: in te trekken en buiten werking te stellen de eerste alinea van art. 27 van de verordening op het brandwezen, vastgesteld den 3en Mei 1865, en daarvoor in de plaats te stellen „Het is verboden eene grootere hoeveelheid dan van honderd en vijftig kannen petroleum op te slaan, anders dan in de algemeene, daartoe door de gemeente aan te wijzen bewaarplaats." Aldus vastgesteld door den gemeenteraad van Vlissingen den 17™ Juli 1871. De Voorzitter, WINKELMA N. De Secretaris, P. FORBES WÉLS. Zijnde deze verordening aan de gedeputeerde staten van Zeeland, volgens hun bericht van den 28™ Juli 1871, no. ,10563, in afschrift medegedeeld. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 10™ Augustus 1871. De Burgemeester en Vethouders voornoemd, WINKELMAN, De Secretaris, P. FORBES WELS. Middelburg 22 Augustus. Behalve de wenschelijkheid tot het niet houden van kermissen en jaarmarkten, welke de minister van binnen- landsche zaken aan de gemeentebesturen ter overweging heeft aanbevolen, zijn de genoemde besturen door den minister uitgenoodigd met ernst hunne aandacht te schenken aan verschillende aangelegenheden, welke de cholera kunnen weren ot storen. Wij ontleenen daaraan inzonderheid den aandrang tot het maken van verorde ningen, waarin bepalingen voorkomen: tot overbrenging van choleralijders uit slaapsteden en logementen naar een daartoe in te richten verblijfplaats; reiniging en ont smetting van buizen, die brandpunten van besmetting zijn of dreigen te worden vernietiging of ontsmetting van besmette of van besmetting verdachte voorwerpen op ruiming van verzamelingen van vuil en mest, reiniging van goten en slooten, en maatregelen tot bevordering der openbare zindelijkheid; gelegenheid tot afzondering en verpleging vhn choleralijders; verplichting van schippers van vaartuigen waarin zich een lijder aan cholera bevindt, geleden heeft of gestorven is, tot vertoeving of a?n- legging voor het binnenvaren ter plaatse door den burgemeester aan te wijzenoverledenen aan cholera niet te vervoeren naar een andere dan in de gemeente gebrui kelijke begraafplaats en wel langs den kortsten weg; voorzien van zichtbaar teeken van huizen of vaartuigen waarin een geval van cholera is voorgekomenvervoer van lijders aan cholera in uitsluitend daarvoor bestemde en uiterlijk kenbare voertuigen; na vervoer ontsmetting van het voertuig, beletten dat zoodanige voertuigen tot vervoer van levenden worden besterad en verwij dering van aan cholera-overledenen binnen 24 uren uit het sterfhuis. (Hei Vaderland Uit Breda schrijft men ons van 21 dezer: „Gisteren werd de rij der feestelijkheden, alhier te geven bij gelegenheid der vijfjarige reünie van het Metalen kruis, te 12 uren geopend met de plechtige ontvangst aan het station van het koninklijk vaandel der vereenigiug, door den koning geschonken en door de eerste sectie van de Amsterdamsche afdeeling mede gebracht. Het werd begroet en begeleid met de militaire honneursaan een regimentsvaandel bewezen. „Te 7 uren had de ontvangst der feestvierenden in het Hof van Holland, met aanbieding van den eerewijnt plaats door de feestcommissie bij moude van haren voor zitter jonkheer mr. 0. Six en door het hoofdbestuur bij monde van zijn president mr. Kien, van Utrecht. Daarna werd in het Valkenberg een tauxhall aangeboden doof de leden der groote sociëteitwier president, de heer Wijnen, den ridders het welkom toeriep, hetgeen door den heer Kien beantwoord werd. Eene groote menigte vulde het sierlijk a giorno verlichte terreinwaar het muziekkorps van het 6e regiment eenige stukken uitvoerde. „öe stad is feestelijk versierd. In vele straten is groen aangebracht, uit bijna alle huizen wappert de vader- landsche vlag en overal ziet men toebereidselen maken voor een algemeene illuminatie op heden." Benoemingen en besluiten. ridderorden. Vergunning verleend aad mr. J. W. van Lansberge, gezant te Brussel, tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder-grootkruis der orde van Frans Joseph, hem door Z. M. den keizer van Oos- tenrij k geschonken. KOLONiëü. Eervol ontslag uit 'slands dienst verleend, op verzoek, aan den Oost Indischen ambtenaar jonkheer mr. H. J. M. L. Duvelaer van de Spiegel gewezen post- commies te Timor Koepang, laatstelijk met verlof in Europa. Onderwijs. Aan het verslag omtrent den staat der hoogere-, mid delbare- en lagere scholen over 18691870, onlangs bij de tweede kamer door den minister van binnenlandsche zaken ingediend, ontleenen wij het volgende: Aan de hoogeschool te Leiden waren 730 studenten ingeschreven, waarvan 69 elders studeerden, te Utrecht 488, waarvan 22 elders, en te Groningen 146. Te Leiden was het getal studenten met 65 vermeerderd, te Utrecht en Groningen met 13 en 7 verminderd. In het geheel studeerden in de godgeleerdheid 300 studenten, in de rechtsgeleerdheid 558, in de geneeskunde 432, in de wis- en natuurkunde 157 en in de letteren 117: totaal 1364 studenten. De colleges, die bijna allen in de Neder- landsche taal gegeven werden worden geregeld bijge woond. Aan de drie hoogescholen hadden 128 promotiën plaats, van welke 6 in de godgeleerdheid, 78 in de rechts geleerdheid, 23 in de geneeskunde, 13 in de wis- en natuurkunde en 2 in de letteren. Aan het athenaeum te Amsterdam ontvingen 228 studenten onderwijs; voor het onderwijs in het alge meen waren 83 kweekelingen van de school voor mili taire geneeskundigen. Aan het athenaeum te Deventer waren drie jongelingen als student ingeschrevenhet onderwijzend personeel aldaar bestond uit 5 hoogleera- ren en 4 leeraren. In 55 gemeenten bestonden gymnasiën of Latijnsche scholen. Het onderwyzeod personeel aan die scholen be stond uit 213 leeraren bet aantal leerlingen was 1086. De uitgaven van de hoogeschool te Leiden waren /"318,069.25; voor die te Utrecht f 104,567.90^ en voor die te Groningen f 85,316.93. Het zuiver bedrag der uit gaven voor het athenaeum te Amsterdam was f 9,035.46, te Deventer 3775. Het zuiver bedrag der uitgaven van rijk, provincie en gemeente voor de hoogescholen en athenaea was in 1869 f 623,664.81 j. De Lathijnsche scho len en gymnasiën kostten aan de gemeenten, na aftrek van verschillende inkomsten, 142,989.28. In 1869 waren in 5 gemeenten burger-dagscholen, in 7 gemeenten burger-avondscholen, in 2 gemeenten daar-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 1