papieren en stukken overdekt. Zooals het mij voorkwam brengt bij zijn ledigen tijd door met het beschrijven der gebeurtenissen, waaraan hij deelgenomen heeft. Bij Assy vond ik teekeningen. hij maakte kaarten naar Mercator's model. Rosselhadeen reisbeschrijving als lec tuur op zijn tafel liggen. Eenige cellen waren beter en gemakkelijker ingericht dan de overigen ,al naar gelang van den financieelen toestand of den smaak van den be woner. Zoo had b. v. Ulysse Parent een schoone reisde ken op zijn bed, en in een elegant geborduurd zakje be vond zich een groote voorraad tabak en papier voor cigaretten. Dc gevangenen hebben het voorrecht te mogen rooken. Ongeveer 34 cellen zijn bezet, doch werden er nog meer ingericht oin nieuw aangekomen gevange nen op te nemen. Aan elk der gevangenen is het geoor loofd voor zijne behoefte over een bepaalde som geld te beschikken. Zoo out vangt Rochefort maandelijks 200 francszonder mede te rekenen wat hij in de gevan genis verkrijgt, namelijk 'sdaag 850 grammen brood en tweemalen soep en buitendien 'sZondags 150 gram men vleescb. „Na mijn bezoek aan de verschillende cellen was de tijd om te wandelen voor de gevangenen verstreken, en ging ik dus in den gang staan om ze te zien terugkomen. Zij kwamen een voor een ongeveer twee minuten na elkan der. De eerste die te voorschijn kwam was Ferré, wien van alle aangeklaagden wel het meeste ten laste gelegd wordt. Iiij is klein, nauwelijks 5 voet groot, levendig en vlug in zijne bewegingen. In haast ging hij door den gang en verdween iu zijn cel, zoodat ik nauwelijks tijd had ziju uiterlijk, dat een zeer cynische uitdrukking hebben moet, waar te nemen. Op hem volgde een jong mensch, Dacosta, de secretaris van Raoul Rigault. Hij is een jongeling zonder baard, met een lorgnet in het oog en een aanmatigenden blik. Eenige oogenblikken later kwam Hossel de trappen op. In zijn geheele bon ding ligt kloekheid en vastberadenheid. Men ziet dat hij gentleman is in vergelijking met de personen die hem voorgingen. Hij kent zijn lot, dat hem als genie- officier wacht, en weet, dat ziju toestandbopeloozer is dan die van alle anderen. „Ik heb gespeeld," zeide hij, „en verloren, nu wil ik ook gaarne betalen." Hij maakt zich geen illusies meer en hij beeft gelijk, want onmo gelijk zal hij den dood oatgaau kunnen. Allen, die sedert zijne inhechtenisneming met hem in aanraking kwamenstemmen er in overeendat hij zich als man van eer en goed soldaat gedraagt, die datgene, wat hij deed, niet zoekt te verbergen ol te verbloemen. Met kalmte en eenvoudigheid beantwoordt hij altijd de vragen, die tot hem gericht worden, en den omgang met zijn medege vangenen ontgaat hij zooveel mogelijk. Hij wordt voor een man met groote militaire talenten gehouden. Twee minuten na Hossel kwam Ulysse Parent, een klein, dik en stevig man met onbeteekenende gelaatstiekken. „Geheel anders ziet Rochefort er uit, die op hem volgde en die ons in het voorbijgaan een starrenwilden blik toewierp. Hij had kort te voren zijne akte van beschuldiging bekomen, waarin hem misdaden ten laste gelegd worden, waarop dc doodstraf staat, en wanneer die misschien ook niet op hem toegepast zal worden zoo is het toch waarschijnlijk, dat zijn zenuwachtig en ongedurig gestel hem zijn toestand, die buitendien door ongelukken in zijne familie verzwaard wordt, hem nog gevaarlijker doet toeschijnen dan werkelijk het geval is. Paschal Groussct is een jonge dandy, wiens manieren en uiterlijk den stempel van verregaande lichtzinnigheid dragen. Assy, die de laatste was, maakt een indruk geheel verschillend van zijn lotgenooten. Allen waren in zomerkkêren, gedeeltelijk in pantoffelsen gingen öf zeer treurig öf met rustige en waardige hou ding voorbij. Assy echter dioeg de uniform van officier der nationale garde en scheen zich over eenige woorden, die hij met zijn bewaker wisselde, zeer te amuseeren. Hij giug den geheelen gang door, sprak en lachte luid en uitbundig, alsof het zwaard der justitie niet boven zijn hoofd zweefde. Op mijn vraag, waaraan die vroolijkheid toegeschreven moest worden, antwoordde uien mij, dat Assy zeer ij del en er voortdu rend slechts op uit isoui anderen menschen een zoo groot mogelijken dunk van zijne persoonlijkheid te geven." Een maatschappelijke kwaal in Duitschland. Over het algemeen heerscht na de laatste voor Duitsch land zoo voorspoedige gebeurtenissen onder de Duitsche schrijvers een geest van zelfverheffing en hoogmoed, die hen blind doet zijn voor eigen gebreken en dwalingen. Gelukkig zijn niet allen even verblind en nu en dan gaat er eene stem op, om te wijzen op de kwalen die in het maatschappelijk bestaan van Duitschland heerschen. Meermalen stelde de Volks-Zeitung zich dat ten doel thans ook bevatten de twee eerste afleveringen van de Deutsche Wörte een paar artikelen waarin gewezen wordt op den treurigen toestand van het onderwijs in Duitschland, dat zich beroemt aan de spits der bescha ving te staan. In het artikel „Der Nothstand der Deutschen Schule" zegt dr. Wittstock terecht „dat het Duitsche schoolwezen den roem heeft bet beste van de wereld te zijn," en vreemd schijnt het daarom den vreemdeling toe, wanneer hij van genoemden schrijver leest „dat als men de toe standen van het Duitsche schoolwezen nauwkeurig onderzoekt, men zóóveel nood, zóóveel gebreken en zóó veel wanverhoudingen ontdekt, dat men geneigd wordt om den zoo hooggeprezen invloed van het Duitsche school wezen voor een droombeeld te houden en de verkregen resultaten alleen toe te schrijven aan eeu vaste en streng volgehouden militaire organisatie die ook een paedago- gische strekking heeft." De schrijver acht het plicht om de kwalen, waaraan de volksschool lijdt bloot te leggen en betreurt het dat, indien men werkelijk gelooft dat voor een groot gedeelte cle in den oorlog verkregen resultaten, niet alleen aan het ziindnadel geweer, maar ook aan het lager onderwijs moeten worden toegeschreven, van de vijf milliarden ver goeding niets zal worden aangewend tot verbetering van den toestand der onderwijzers. Dien toestand noemt hij het Monument von unszer Zeilen Schande dat men niet langer verbergen kan, al bewierookt het'buitenland het Duit sche schoolwezen ook nog zooveel. Bij de lagere onder wijzers is de nood groot en de positie bepaald onhoud baar en daar schuilt de kiem van het groote kwaad dat geheel de Duitsche maatschappij bedreigt. De gebreken in de lagere school zijn niet alleen de gevolgen van de inrichting en de leiding der scholen, maar vooral ook van het gebrek aan onderwijzersdat zich krachtig doet gevoelen tengevolge van de slechte bezoldiging. Ongeveer 15 percent van alle onderwijzers in Pruisen geniet slechts eene bezoldiging van 50 tot 100 thalers 87.50 tot f 175) 'sjaars, ruim heeft minder dan 150 thalers, terwijl de helft der Pruisische onderwijzers geen 200 thalers inkomen hebben. Korten tijd geleden was een hoofdonderwijzersplaats vacant met een salaris van 20 thalers! De Pruisische onderwijzers zijn staatsambtenaren en hoe treurig hunne positie is, komt vooral uit als men die vergelijkt met die van andere staatsdienarenwaarvan velen, die een minder belangrijken en werkzamen werk kring hebben, tweemaal en driemaal zooveel inkomen genieten als de onderwijzers, die door allerlei andere bezigheden hun materieelen toestand zooveel mogelijk moeten trachten te verbeteren, wat noodzakelijk ten koste van het onderwijs geschiedt. Menig nachtwaker heeft 180 thalers inkomen, terwijl mannen, die bij ijve rige plichtsvervulling als; onderwijzers oud zijn gewor den op verre na zooveel niet verdienen. Niet veel beter dan in Pruisen is detoestandinandere landen van Duitschland. In Mecklenburg wordt bij de aankondigingen van vacante onderwijzersplaatsen be kend gemaakt, dat de onderwijzer in zijn vrije uren een geschikt handwerk kan uitoefenenwel een voldoend bewijs voor de treurige positie waarin de onderwijzers in dat land verkeeren! Bij de vaststelling van het sala ris der onderwijzers in Saksen Weimar werden de onze kere inkomsten zeer boog geschat, zoodat de verbete ring van het salaris aldaar is gebleken geheel denkbeel dig te zijn. In Hessen Darmstadt is de toestand niet beter en in Wnrtemberg gebeurt het meermalen, dat men, bij ge brek aan hoofdonderwijzers, hulponderwijzers aan het hoofd eener school plaatst. Daardoor ontstaat tevens eene leemte op de school waarvan zij worden weggeno men, ook al weer ten koste van het onderwijs en ten Jaste van den hoofdonderwijzer, wiens arbeid wordt ver zwaard. Dit alles is echter slechts een gedeelte van de bezwaren waarmede de Duitsche onderwijzers hebben te kampen want de slechte pensioneering, de onvoldoende zorg voor weduwen en weezen zijn even zoovele redenen om van den onderwijzersstand af te schrikken. De man die zich in Duitschland aan het lager onderwijs wijdt stelt zich gewoonlijk aan een levenslang lijden bloot, door de drukkende zorgen die hem dikwijls voor iederen arbeid ongeschikt maken. Overal in het Duitsche rijk wordt geklaagd over het onvoldoende aantal onderwijzers en even algemeen erkent men, dat dit moet worden toege schreven aan de slechte bezoldiging. De regeering heeft dat ook ingezien en eenige maatregelen ter verbetering genomen, doch deze zijn geheel onyoldoende om de zoo ernstige kwaal eenigszins te herstellen. Eenigen tijd geleden werd uit Speier bericht, dat 20 jonge onderwijzers uit dien Kreits bij den dienst der spoorwegen waren overgegaan, zoodat men zich genood zaakt heeft gezien om kweekelingen, die nog geen enkel examen hadden afgelegd en geene bevoegdheid tot het geven van onderwijs hadden, aan het hoofd van scholen te plaatsen. Door een grooter aantal kinderen in éene klasse te vereenigen (somtijds van 250 tot 300) of door den duur van het onderwijs voor de verschillende klas sen te verminderen, tracht men eenigszins aan de bezwa ren tegemoet te komen, als men niet zijn toevlucht wil nemen tot geheel onbekwame personen. Meermalen gebeurt het, dat men kweekelingen, die tot driemaal toe bij het examen werden afgewezen, toch hunne betrekking moet laten behouden omdat er geen personeel is om ze te vervangen. Een noodzakelijk gevolg hiervan is dat het gehalte van bet onderwijzerspersoneel steeds minder wordt. Dit blijkt uit de omstandigheid dat men reeds sedert eenigen tijd bij de kweekscholen voor onderwijzers halfjarige cursussen heeft ingericht. Hoe kunnen toch personen die meestal nog niet bij het onderwijs werkzaam waren in een haltjaar voldoende kennis en geschiktheid voor onderwijzer verkrijgen? Terwijl men om een jong mensch van 20 jaren tot een goed soldaat te vormen een oefeuings- tijd van 3 jaren noodzakelijk acht, wil men in een half jaar een onderwijzer voor de lagere school vormen! Naarmate de stand van onderwijzer daalt, naar die mate daalt ook de school en daarmede het intellectueel en zedelijk gehalte der natie. In de hoofdstad van het Duitsche keizerrijk is het niet beter gesteld. Ouders en voogden onderdrukken dan ook bij hunne kinderen of pupillen de liefde voor de betrekking van onderwijzer, en reeds menig hoofd onderwijzer moest begraven worden voor rekening van de diaconie, die tevens zijn weduwe en weczcn moest verzorgen. Zoo verkeert in geheel Duitschland de school in nood, zoowel in Brandenburg en Saksen als in Rijnland en Westfalen en in de overige deelen van Duitschland. Verleden jaar werden in Pruisen 970 hoofdonderwijzers- plaatsen en 822 hulponderwijzersplaatsen door kweeke lingen waargenomen, terwijl 595 hoofdonderwijzers- plaatsen en 474 hulponderwijzerplaatseu vacant waren. In den nood zoekt men naar allerlei hulpmiddelen en zoo heeft men reeds het plan gevormd om weezen als kweekelingen op de kweekscholen te plaatsen. Ook heeft men onderofficieren tot onderwijzers aangesteld. Verscheidene onderofficieren hebben echter openlijk be kend gemaaktdat zij zich beleedigd zouden achten indien hun zoodanige betrekking werd aangeboden. In Silesië moeten de onderwijzers zei ven wekelijks de schoolgelden innen en het achterstallige langs rech terlijken weg zien te krijgen, wat zeer ongunstig op het onderwijs werkt. In verschillende steden ziju op kosten der gemeente kweekscholen voor onderwijzers opgericht, om eenigszins in het gebrek te voorzien. In Baden, alwaar men in den laatsten tijd zooveel aan het ouder wijs heeft gedaan, zijn niet minder dan 100 onderwijzers plaatsen vacant. Het is duidelijk, dat een dergelijke toestand zeer ongunstige gevolgen na zich sleept, en in Duitschland zelf vreest men, dat de Duitsche volksschool weder tot haar vroeger laag standpunt zal dalen. De verhouding van de militaire dienstplichtigen die niet kunnen lezen of schrijven geeft een maatstaf voor het onvoldoende van den toestand van het lager onderwijs. Dr. Wittstock verzekert, dat van de lichting 1868/69 voor het leger te velde 4 pet. der manschappen in Pruisen niet konden lezen of schrijven. Het onvoldoende van het lager onderwijs laat zich ook gevoelen op de scholen voor meer uitge breid onderwijs waarop men de adspirant-leerlingen dik wijls niet kan toelaten omdat zij geen voldoend lager onderwijs hebben genoten. De geringe kennis der onder wijzers beeft een algemeenen achteruitgang van het lager onderwijs ten gevolge. Er zijn echter ook nog andere gebreken in het Duit sche schoolwezen. Het aantal kleine, vuile, dompige en koude schoollokalen en onderwijzerswoningen is nog aan zienlijk. In den Kreits Dautzig bevindt zich eene ge meente waar 300 kinderen moeten schoolgaanin het schoollokaal is echter slechts voor 100 kinderen plaats, te wijl er maar éen onderwijzer is. Het stelsel van scho len bestaande uit éene klasse vindt men nog veel in ge bruik; daardoor wordt de goede gang van het onderwijs zeer benadeeld, omdat éen onderwijzer dan alles moet doen. In verscheidene landstreken moeten de kinderen des zomers het vee hoeden en komen eerst in November geheel verwaarloosd weder op school. In Reuss, waar het hooger onderwijs uitmuntend is, vindt men verscheidene scholen met éen onderwijzer op 120 tot 150 leerlingen, terwijl het stelsel der zoogenaamde zomerschool er nog in zwang is, waardoor de kinderen dagelijks slechts4 uren

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 3