MIDDELBÜRGSCHE r 178. Vrijdag 187!. COURANT. 28 Juli. Bij dit nommer ontvangen de geabon- neerden in deze gemeente en omstreken een bijvoegsel, inhoudende liet verslag der zitting van den gemeenteraad van Middel burg van Woensdag 26 Juli. Middelburg 27 Juli. Directeuren der stoomboot-maatschappij Nederland hebben, naar aanleiding- van het rapport van den Hol- lanclsclien consul te Portsmouth in de Staats-courant van 23 eu 24 dezer, 'de volgende opheldering aan de redactie van het Algemeen Handelsblad e-ezonden: „In het verslag der verantwoording van Z. M. consul te Portsmouthwegens zijne handelwijze bij de scheeps ramp van de Willem III, lezen wij „In de veronderstelling dat de stoomboot-maatschappij Nederland zich het lot der passagiers zou aantrekken werd aan haar getelegrapheerd. doch het antwoord luidt, dat bet de zaak was der assuradeurs, welke hunnen Londenschen agent, den heer Wendt, naar Portsmouth zouden zenden. De heer Wendt bleef evenwel weg." „Wij moeten dit gedeelte van het rapport toeschrijven aan een kennelijk misverstand. „Wij ontvingen op den 22cn Mei 11. een telegram, waarin de consul melddedat de kapitein met betrek king tot de assurantie geïnformeerd wcnschte te worden, en vroeg wat bij met de passagiers moest doen. „Wij antwoordden daarop dienzelfden dag aan den heer consul te Portsmouth: Underwriters have sent London agejit mr. Wendt to Portsmouth. About passengers cannot give orders. „Het eerste had natuurlijk alleen betrekking op de vraag omtrent de assurantie. „Dat van hieruit geene orders konden gegeven wor den omtrent de passagiers zal iedereen begrijpen." Dinsdag zijn te Meppel 4 leerling-apothekers geëxami neerd en toegelaten, zijnde mejufvrouw During, te Boxtel; mejutvrouw ten Eaa, te Staphorst; mejuf- vrouw en de heer Plantinga (zuster en broeder), te Wormerveer. Naar aanleiding van een adres van den senaat der Groningsche boogeschool heeft in Juni 11. de tweede kamer aan den minister van binnenlandsche zaken inlichtingen gevraagd omtrent de dikwijls verleende dis- pensatiën van het afleggen van het admissie examen door hen, die tot de academische examens wenschen toegelaten te worden. De minister heeft thans die inlich tingen verstrekt. Na een uiteenzetting van de verschil lende besluiten, waarbij sedert 1815 de toelating tot hei eerste academische examen geregeld is gewordenen waaruit blijkt, dat het besluit van 1815, waarop zich de Groninger senaat beriep, niet meer van kracht is, maar vervangen door een besluit van 1853, waarin echter nagenoeg hetzelfde bepaald wordt, deelt de minister mede, dat „de aanvragen om dispensatie, welker aantal tot in bet begin van bet loopende jaar ongeveer 350 be droeg, werden ingewilligd of afgewezen naar gelang de minister die gedurende dat tijdsverloop aan het hoofd van het departement van binnenlandsche zaken waren geplaatst, meer of min genegen waren ze te bevor deren." De minister komt ten slotte tot de volgende conclusie: „Uit het vorenstaande blijkt: „dat de dispensatiën doorgaans alleen veileend zijn aan hendie zich op de beoefening der wis- en natuur kunde of der geneeskunde wenschen toe te leggen; „dat veelal leeftijd, vroegere diensten in burgerlijke en militaire betrekkingen of bij het onderwijs en andere bijzondere omstandigheden tot inwilliging hebben geleid; „dat daartoe de groote verandering moest medewer ken, welke in den toestand van het onderwijs, zooals het besluit van 1815 ea de latere verordeningen tot aan 1858 zich dien voorsteldengekomen is." Benoemingen t n besluiten. ridde^gSTden. Vergunning verleend aan den.gewezen officier van gezondheid 2° klasse bij de marine J. J. B. Vermijne tot bet aannemen en dragen der versierselen van ridder der orde van het legioen van eer, hem ge schonken door het hoofd van het uitvoerend bewind der Fransche republiek. marine. Op pensioen gesteld opzijn verzoek, krachtens 1 b van art. 33 der wet van den 28" Augustus 1851 (Staatsblad n°. 126.) de kapitein le klasse bij het korps mariniers F. G. H. Hornbostel, wegens ongeschiktheid voor den militairen dienst tengevolge van in en-door den dienst ontstane lichaara'sgebreken, op 1 Septem ber a., onder toekenning, ingevolge lit. b van artt. 14, 16, en 19 van de wet van gelijke'dagteekening (Staatsblad n<>. 127) van een jaarlijksch pensioen van 1350. leger Benoemd tot 2c luitenants bij het leger in Oost- Indië; bij het wapen der infanterie, do kadetten C. S. N. van Gennep, P. A. Ouwens, J. F. Battaerd, J. Habbema, D. J. A. E. deBrauvv en H. A. de Wit; bij bet regiment Oost-Indische cavalerie, de kadetten G. C. W. G. van der Schoot en D. F. W. van Gennep; bij het wapen der artil lerie, de kadetten G. J. van Kooten, J. C. van Geel, J. H. G. Bruynis en W. J. C. B. Droogleever Fortuyn; bij het wapen der genie de kadetten E. Marcella en J. G. C. Plantenga. Allen herkomstig van de koninklijke militaire academie. Gem engde berichten. Na afloop van de exercitie der schutterij had Maan dag avond te Zwolle een volksoploop plaats, tengevolge van de houding van eenige soldaten van het garnizoen die een onderofficier van de schutterij te lijf wilden. De onderofficier is in de wacht gevlucht en werd van daar door eenige schutters, gevolgd door honderden toeschou wers, naar zijne woning geleid. De politie kon met moeite de orde handhaven. Drie verkoopingen van geborgeu goederen uit het stoomschip Willem III te Portsmouth gehoudenhebben te zamen f 60,000 opgebracht. In de zilvermijnen te Quebradilla, in de Mexicaan- sche provincie Zacatecas, heeft dezer dagen pen hon derdtal werklieden door ontsnapping van gassen het leven verloren. In Zevenbergen (Oostenrijk) hebben, tengevolge van de hevige regens, van 5 tot 8 Juli, zware over stroomingen plaats gehad, waardoor de postdienst en het telegrafisch verkeer geruimen tijd gestremd en een aantal bruggen, waaronder ook een spooowegbrugver nield zijn. Daarenboven heeft het te veld staande gewas zooveel van den hagel te lijden gehaddat de oogst van twee der voornaamste producten des lands, maïs en wijn, geheel dreigt te mislukken. Men ziet daar uit dien hoofde den winter niet zonder bezorgdheid te ge- moet. Te Washington is Zondag het kruitmagazijn in het arsenaal in de lucht gesprongen. Er zijn geene mensehen bij die ramp omgekomenmaar de daardoor veroorzaakte brand heeft veel schade berokkend. Aan de aandeelhouders der Suez-kanaalmaat- schappij is een gunstig verslag over den finaneieelen toestand der maatschappij toegezonden. Niettegenstaande de maatschappij in 1870 geenerlei hulp van de regeering kon verkrijgen, en dus geheel op eigen krachten moest steunen, niettegenstaande tengevolge van den oorlog bijna geene terreinen van haar uitgestrekte domeinen konden verkocht wordeD, sloot het jaar 1870 slechts met j een deficit van 6 millioen franken, en wacht men over 1871, mede rekening houdende met de gevolgen van den oorlog, een deficit van 8 millioen; om die tekorten te dekken en tevens eenige ruimte van middelen te verkrijgenwordt een leening van 20 millioen voorge dragen. Uit een bijgevoegde becijfering wordt voorspeld dat, zonder nog de buitengewone inkomsten van ver koop van terrein in aanmerking te nemenin 1874 de maatschappij reeds hare uitgaven uit hare gewone inkomsten kan bestrijden, waarop natuurlijk een voor- deelige toekomst voor de aandeelhouders volgen zal. Het Fransche koelischip, de Sonverance, is op de hoogte van Struisbaai met 400 personen vergaan, 250 lijken waren aangespoeld, waaronder 15 blanken. Een Bremer, oudgediende van 1815, thans koop man heeft op de exercitieplaats te Saarbrücken een gedenkteeken .laten oprichten ter herinnering aan de wijze waarop de vijandelijkheden in den laatsten oorlog werden geopend; het opschrift luidt: „Lulus 1 tes Debut 1870 Aug. 2." Therm ometer stand. 26 Juli. 'sav. 11 u. 59 gr. 27 'smorg. 7u.61 gr.'smidd.lu. 66gr. 'sav. 6 u.66 gr. ühiitcdnitè. Algemeen overzicht. De belangrijkste berichten, die men uit Duitscbland verwachten kan, betreffen de verhouding tusschen de katholieke kerk eD den staat. Deze gespannen toestand, die weldra voor een openlijken strijd zal moeten plaats maken, is zulk een belangrijk teeken des tijds en zal zóóveel invloed uitoefenen op de toekomst niet alleen van Duitschland maar ook van Europa, dat iedere ge beurtenis op dit gebied bijzondere belangstelling ver dient en daarom niet onopgemerkt voorbijgegaan mag worden. Als zoodanig behoort beden gemeld te worden het antwoord van den minister von Mtihler aan den bis schop vau Ermeland, d<\ Krementz, die in een lang betoog de rechten der katholieke geestelijkheid uiteen gezet en getracht had te betoogen, dat de leer aar aan het Braunsberger gymnasium, d<\ Wollmann, door de regee ring had behooren afgezet te worden. De minister geeft den bisschop kortweg te kennen dat hij vóór zijne be slissing reeds alle door den bisschop genoemde bezwaren nauwkeurig overwogen had, en het buitendien niet in zijn plannen ligt, om te redetwisten over deze aan gel e- heid, waaromtrent men toch nooit tot dezelfde opinie zou kunnen komen. Reeds voor de zittingen van het concilie is het den Duitschen bisschoppen bekend ge weest, dat de voorgenomen besluiten de kiem bevatten van een onvermijdelijk conflict tusschen kerk en staat. Wanneer de geestelijkheid doof geweest is voor die waarschuwende stem, dan rust dc verantwoordelijkheid voor den strijd niet op den staat. In het opleggen van kerkelijke straffen erkent de minister, dat de bisschop de meest onbeperkte vrijheid kan uitoefenen, doch moet hij toch tegelijk de opmerking maken, dat de staat dr. Wollmann als lid der katholieke kerk blijft beschou wen, omdat volgens het oude landrecht „geen lid eeniger kerk alleen wegens afwijkendegeloofsovertuigingvande kerkelijke gemeenschap uitgesloten kan worden." Debrief eindigt aldus: „Uwen wenscb, dat de rechtvaardigheid en de vrede in godsdienstzaken, het palladium van Pruissen's kracht, nfet verloren gaan mogen, deel ik van ganscher harte. Maar de rechtvaardigheid, die ik aan ieder gelijkelijk verschuldigd ben, eischt dat ik dr. Wollmann niet zonder bescherming laat, en den vrede te bewaren, dit ligt niet alleen in de band van den staat." De krachtige en gedecideerde toon, die in dezen brief gevoerd wordt, levert het duidelijkste bewijs, dat de Pruissische regeering met kracht haar standpunt hand haven en zich van iederen inbreuk op de rechten der kerk onthouden wil, teneinde de verantwoordelijkheid voor den strijd uitsluitend op de schouders der ultramon-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 1