MIDDELBURGSCHE r 175. Dinsdag COURANT. 25 Juli. 1871. Middelburg 24 Juli. De gemeenteraad alhier zal op Woensdag a., des na middags te half twee uur, een openbare zitting houden ter behandeling der volgende zaken: missives uir. Snouck Hurgronje en mr. Yerbrugge, lidmaatschap van den raad; adres vischkeurders, gewone halfjaarlijksche gra tificatie; adres J. Elenbaas, aannemer van de riool wer ken buiten de Veersche barrière, verzoek om toelage op zijne aannemingssotn; voorstel burgerlijk armbestuur beschikking onvoorziene uitgaven 1871; voorstel burge meester en wethouders verkoop kommieshuisje aan de Seisbarrière; suppletoire gemeentebegrooting 1871; con versieplan der gemeenteschulden; overlegging der ge meenterekening 1870. Te Haamstede is de uitslag der gemeenteraads verkiezing de volgende: Getal kiezers 43. Ingeleverde biljetten 43. Gekozen het aftredend lid H. W. Ferleinan met 28 stemmen, Overstemming voor nog twee leden tusschen W. Smallegange en C. A. van de Watering, en tusschen M. Dalebout, M. Boele en C. A. van de Watering. De tot gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië benoemde heer m"'. J. Loudon is, gebruik makende van een hem door den koning verleend buitenlandsch ver lof, eergisteren naar Parijs vertrokken. Na zijn teiugkeer zal hij zijn tegenwoordige betrekking van commissaris des konings in Zuid-Holland tot 1 September a. blijven bekleeden. Na afgelegd eindexamen zijn de volgende kweeke- lingen van 's rijks veeartsenijschool tot veeartsen bevor derd: J. Kleyburg, uit Lekkerkerk; Ch. F. Reichman, uit Hummelo en Keppel; D. van der Sluys, uit Dirks- land; J. Lamóris, uit Sebaldeburen; M. Verdenius, uit Grijpskerk; en J. W. G. Meerstadt, uit Zutfen. (iStaats-cour In de Staats-courant van Zondag en Maandag 23 en 24 dezer is opgenomen het „Verslag der verantwoording van Zr. Ms. consul te Portsmouth wegens zijne handel wijze bij de scheepsramp van de Willem III." Aan dit verslag ontleenen wij het volgende. Toen het Nederlandsche consulaat te Portsmouth op Zaterdag 20 Mei bericht ontving, dat de Engelsche stoomboot Scorpio te Spithead was aangekomen met een aantal passagiers van eene in het kanaal verbrande Nederlandsche stoomboot en dat de gezagvoerder van de Scorpio met eenige officieren van het verongelukte schip (dat later de Willem III bleek te zijn) juist aan wal gekomen en naar de woning van den Nederlandschen vice-consuleen zoon van den consul, gegaan was, begaf de vice-consul zich tot hen. Hij verwittigde eerst de stoombootmaatschappij Nederland per telegraaf van het ongeval en huurde vervolgens eene sleepboot, waarmede hij zelf naar Spithead ging, om de talrijke schipbreuke lingen van het schip af te halen. De consul zelf wendde zich intusschen met het ver zoek om huisvesting voor het detachement Nederland sche troepen tot het bureau van lord Tempietown den luitenant-gouverneur. Op dien Zaterdag werd echter de jaardag van koningin Victoria gevierd. De banken en de publieke instellingen warenals op een feestdag vroeg geslotenen lord Templetown was bezig met de parade van het garnizoen buiten de stadzoodat de consul zijne terugkomst moest afwachten. De passagiers en troepen, die op de Scorpio plaats genomen hadden werden inmiddels allen behouden aan land gezet eD de eersten voorloopig in het bureau van het consulaat opgenomen. Na de terugkomst van generaal Templetown van de parade begaf de consul met den kapitein van Heiningen zich tot hem en verkreeg terstond huisvesting en ver pleging voor de Nederlandsche troepen. De scheepsbe manning werd voor het Royal sailors home gebracht. De passagiers waren allen begeerig om aan hunne vrienden in Nederland te telegrapheeren. Dit werd voor hen gedaan en daarna werdeu zij door den vice-consul en de klerken van het consulaat in verschillende hotels en herbergen behoorlijk gehuisvest. Voor de voldoening der kosten stelde zich het consulaat bij de herbergiers borg. Hetzelfde geschiedde met nog een honderdtal door den landskotter aan wal gebrachte personen. De schripbreukejkrgëhdie het verlangden, werden ook door de vrouw van den vice-consul rondgeleid in ver schillende winkels, waarvan de opening verkregen werd niettegenstaande het Zondag was, en waar zij zich tegen matige prijzen het benoodigde verschaften. Het verzenden der telegrammen naar Nederland, het bezor gen der antwoorden en de beantwoording van menig telegram uit Nederland ten behoeve van zoo velen, hield twé# merTséliia^ruk bezig. Des Zondags werd, door toedelen van^enG^fisul, het telegraafbureau uit sluitend voor ^fi^^oruik open gehoudenen ook op dien dag was de vice-consul tot twaalf uren des nachts bezig met het beantwoorden van telegrammen. Een groot gedeelte der kosten van dat telegrapheeren werd door den consul gedragen en niet door de passagiers terug gegeven. Hij ontkent, overigens, ten stelligste dat hij van een hunner een horloge tot pand verlangd zou hebben voor het verzenden van een telegram. Bij de groote uitgaven, die doorhem voor het telegrapheeren gedaan moesten worden, kwam het er op de kosten van een telegram meer (4 sh. 3 dniet aan. Aan de stoombootmaatschappij Nederland werd in de onderstelling dat zij zich het lot der passagiers zou aan trekken, getelegrapheerd, doch het antwoord luidde dat het de zaak was der assuradeurs, welke hun Londen- schen agent, den heer Wendt, naar Portsmouth zouden zenden. De heer Wendt bleef evenwel weg. Aan de gouvernements-passagièrs werd Maandag, ingevolge de op Zondag van den minister van koloniën ontvangen instructiën, door den consul het noodige geld uitbetaald. Ten aanzien der zee-officieren telegrapheerde de consul om instructiën aan den minister van marine, en ontving van zijne excellentie tot antwoord dat hun het volstrekt noodige mocht verstrekt worden. Bij onderzoek bleek het echter, dat die officieren allen zelf de noodige geld middelen gevonden hadden en reeds vertrokken waren, zoodat de consul dat voorschrift niet uit kon voeren. De consul vernam dat zij bijna allen eenig geld gered had den, sommigen meer, sommigen minder, en veronderstelt dat zij elkander geholpen hebben. Hetzelfde schijnt, volgens de verklaring van den con sul, ook het geval geweest te zijn met vele passagiers, wien de middelen niet ontbroken hebben om aankoopen te doen en hunne hotelrekeningen te betalen. Velen hunner verlangden echter vrij aanzienlijke geldelijke voorschotten van den consul, zelfs van 50 tot 100 p. st. De consul heeft zich daartoe bereid verklaard tegen den volgenden dag (omdat Zondags alle kassen gesloten zijn) mits hem eenige zekerheid gegeven werd, en sloeg die aanvragers daarom voor, dat zij aan hunne vrienden of bankiers in Nederland zouden telegrapheeren om hun, bij het consulaat of elders, een krediet te openen, hetgeen binnen weinige uren had kunnen geschieden. Zij schij nen zich hierdoor min of meer beleedigd te hebben ge vonden en weigerden hierin te treden, met uitzondering van een hunner, die op Zondag morgen een telegram van dien aard ontving, waarop de consul hem terstond het geld bezorgde dat hij verlangde, zoodat hij ten 2 ure p. m. van Portsmouth vertrekken kon. Wat betreft het inwisselen van Nederlandsch tegen Engelsch geld, zoo verklaart de consul dat er geen ge regelde koers tusschen Nederland en Portsmouth be staat, dat de gulden er niet meer dan 1 sh. 6 d. waard is en dat hij diegenen, welke bij hem hebben ingewisseld, het volle bedrag heeft gegeven dat hij zelf later van de wisselkantoren heeft terug ontvangenzoodat hij gee nerlei voordeel van die transactiën genoten heeft, het geen hij bereid is, des gevorderd, met bewijzen te sta. ven. Hij hield overigens degenen die wisselen wilden zoo veel mogelijk daarvan terug, en maakte hen opmerk zaam, dat zij beter deden zoo mogelijk te wachten tot dat zij te Londen zouden zijn,waar de koers veel min der nadeelig was. Daar men in Engeland zijn geld gewoonlijk in banken deponeert en deze des Zondags gesloten zijn en op Zater dag 20 Mei reeds te 1 uur gesloten waren, zou het den consul, al had hij overigens geen bezwaar ondervonden, onmogelijk geweest zijn om gedurende die beide dagen geld in ruime mate voor te schieten. Daar hij ook te zorgen had voor de lading en den romp van de Willem III en voor de belangen der stoombootmaatschappij, kon bij niet ieder passagier te woord staan op het oogenblik dat deze dit verlangde. Zulks schijnt door de schipbreu kelingen, die allen te gelijk geholpen wilden worden niet genoegzaam in het oog gehouden te zijn. Bij de toezending van bovengenoemd verslag geeft Zr. Ms.gezant te Londen, die den vice-consul van den Bergh ook mondeling over de zaak heeft gehoord, als zij ne meening te kennen dat zoowel de Nederlandsche consul te Portsmouth als de gezagvoerder vau de Willem III niet alleen hun plicht gedaan hebben, maar zelfs lof voor hun gedrag verdienen. Onderwijs. Aan de gemeente Deventer is op haar verzoek door den koning nader voor een tijdvak van twee jaren ont heffing verleend van de oprichting eener burgerdag school. Gemengde berichten. Eergisteren nacht, omstreeks half twaalf uur, ont dekte men te Neuzen brand aan boord van het dien dag aldaar binnengekomen Noord-Amerikaanseh barkschip Esther, gezagvoerder Loving, van New-Orleans naar naar Gent bestemd en geladen met katoenliggende io het kanaal, bij de west-binnensluig. Door de spoedig aangebrachte hulp van eenige ingezetenen mocht het gelukken den brand, welke was ontstaan in de achter roef, zoo men zegt door het springen van een petroleum lamp, weldra meester te worden. Schip en lading bleven behouden. Ons Streven wijst als een navolgenswaardig voor voorbeeld, op het optreden te Utrecht als kapper van de weduwe Keultjes Hey, die, door den dood haars mans genoodzaakt een handwerk te gaan verrichten, les heeft genomen bij een kapper, en thans wellicht de eerste vrouw is in Nederlanddie in het echt vrouwelijk hand werk van kappen de concurrentie met den man opent. De metselaars teBerlijn zijn opnieuw aan het werk- staken gegaan; enkele patroons hebben aan het verlan gen der arbeiders toegegeven, waar het gold verminde ring van werkuren; anderen hebben geweigerd, en o. a. zijn ook de werkzaamheden aan het nieuwe voorloopige parlementsgebouw grootendeels gestaakt. Men wil thans hieraan door soldaten laten werken. De werkstakende arbeiders trekken half dronken de stad door om overal de nog arbeidende metselaars te bewegen hun voorbeeld te volgen, zij worden door de politie telkens verdreven. Den 3en dezer verongelukte bij Spezia een Grieksch stoomschip met passagiers. Hét was de Euno- mia, welke dien dag van Athene naar Nauplia stoomde; dicht bij het eiland Spezia vatte het kruitmagazijn op het schip vuur en de achterste helft, waar de kajuiten U klasse waren, vloog in de lucht; wat niet weg werd geslingerd, vond den dood in de vlammen. Van Spezia liepen terstond een menigte scheepjes uit om hulp te bieden en te redden wat nog te redden was. Men schat het aantal personen die bij deze ramp zijn omgekomen, op 60 a 80, meest uit de hoogste klasse. Het ongeluk is veroorzaakt door onachtzaamheid; er was veel vuurwerk aan boord, dat de kapitein wilde doen afsteken, wan neer men de haven van Spezia binnenliep. Een matroos ging het vuurwerk halen uit het magazijn, vergezeld van een scheepsjongen met een kaars; men liet het luik openstaan, en bij den twist die hierover ontstond met een heer, wiens dochtertje daarover struikelde, dacht de jongen niet aan de kaars en het vuurwerk, en het laatste vatte uur. Door Pruisische militaire autoriteiten is een onder-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 1