öuitcnlanü. mengelwerk. De heer de Caserabroot motiveert zijn stem voor bet tractaat omtrent de kust, maar hij heeft bezwaar tegen het Siaksche tractaat op de gronden door den heer MirandoJle medegedeeld. Op voorstel des voorzitters wordt besloten tot het houden eener avondzitting ten half acht uur, tot voort zetting der beraadslaging. Algemeen overzicht. Le Jonrnal ofliciel bevat de mededeeling, dat de resul taten der leening van den 27L-n Juni thans eerst in hunne bijzonderheden aan de autoriteiten bekend zijnwelke de regeering zoo spoedig mogelijk in haar geheel publiek zal maken, liet blad voegt er de voorloopige kennisge vingbij, dat de proportioneele toewijzing aan iederen inschrijver ongeveer 45 pet. bedragen zal, waaruit reeds duidelijk blijkt, dat, met inachtneming der kosten van de leening, voor ongeveer 21- maal de gevraagde som ingeschreven moet zijn. Volgens andere berichten zou den de inschrijvingen van vijf francs rente geen vermin dering ondergaan. Weldra zal tevens de datum bekend gemaakt worden, waarop een aanvaug gemaakt zal worden met de inruiling der definitieve certificaten tegen de voorloopige recepissen. Le moniteur Universe!, die in Fransche regeerings- kringen voor een officieus orgaan van het gouvernement gehouden wordt, wijdt een artikel aan de verborgen spijt, waarmede de Noord-Dnitsche organen het slagen der Franscbe leening vermeld hebben, en aan bun oor deel over de verklaring van Thiers dat hij voorloopig nog in geene verminderingen voor het leger en de marine kan toestemmen. Zeer terecht merkt het blad op, dat Frankrijk gcene andere verplichtingen tegenover DaitschJand op zich genomen heeftdan op de aange wezen termijnen de oorlogsvergoeding te voldoen, en dat de inwendige organisatie, zoowel wat het civiel als het militair beheer betreft, eene zaak is, waaromtrent Frankrijk geene goed- ot afkeuring van Duitschland behoeft te vragen. Hoe waar deze opmerkiug op zich zelve ook zijn moge, is het echter betreurenswaardig, dat deze strijd juist in den tijd komt dat de bezetting der verschillende Fransche departementen aanleiding geeft tot treurige botsingen tusschen de Fransche bur gers en de Duitsche militairen. Amiens, Nancy en St. Quentin zijn om dezereJcn reeds door de Duitsche autoriteiten in staat van beleg verklaarden het is te voorziendat ook andere plaatsen hot tooneel van der gelijke onordelijklieden zijn zullen. Ontegenzeggelijk ligt hierin de meeste schuld aan 'de Franschen, doch men moet daarbj niet vergetenhoe verschillen.! de positie der beide vijandelijke partijen is. De ongelukkige departementen die reeds het meest onder den oorlog geleden hebben, moeten nu nog voor langeren of kor teren tijd den druk en den smaad der vreemde bezetting duldendie, zooals van alle zijden geklaagd wordt, zich niet ontziet, de meest aanmati gende houding aan te nemen. Natuurlijk strekt de taal zoowel der Duitsche als der Franschen dagbladen er slechts toe, om den baat der Fransche bevolking tegen de vreemde overhecrscbers op te wekken, en alsof dit nog niet genoeg ware, maakt een lid der rechterzijde, de lieer Jaubert, van de verdediging van een door hem ingediend voorstcld in de nationale vergadering gebruik, om van de tribune als het ware een kruistocht tegen Duitschland te prediken, üe heer Favre heeft in zijne bestrijding van het voorstel den heer Jaubert hevig en onder toejuiching der vergadering gegispt, en hem op bedekte wijze te kennen gegeven, datde waarschuwing in het Journal Olficiel een algemeene strekking heeft, en het in strijd is met de waardigheid der vergadering en met de belangen van het land om dergelijke woor den te bezigen „op een tijdstip, dat een gedeelte van het grondgebied het juk des vreemdeling-s met zoo veel smart torscht." Zeer terecht zeide de minister ten slotte: „wanneer wij wenschen, dat de bezettingstroe pen eene orde en goede tucht in acht nemen, zooals wij die het recht hebben to eischen en die zij helaas te vaak vergeten, dan moeten wij in de eerste plaats alles ver mijden, wat aanleiding zou kunnen geven tot ondrage lijke plagerijen en strenge maatregelen." Als eene bijzonderheid verneemt men thansdat de wet op de borgstelling der dagbladen waarschijnlijk met zoo grootemeerdeiheid is aangenomen,omdatde minister van binnenlandsche zaken verklaard had, dat de regcering zich met het amendement volgens hetwelk de bestaande cautie tot op de helft gereduceerd zou worden, vereenigde. Dit araendement is aangenomen, zoodat de borgstel ling voor bet departement der Seine thans bedragen zal 24,000, voor de steden met meer dan 50,000 inwoners 12,000 en voor alle andere plaatsen 6000//-«*w. Ofschoon het verderfelijk gevolg dezer wet, beperkingdcr vrijheid van drukpers, hierdoor niet opgeheven wordtis het reeds een belangrijke concessie, welke de regeering hiermede gedaan heeft, en mag men verwachtendat zij de eerste stap zal zijn tot de afschaffing dezer beper kende bepaling. De teruggave der tengevolge van dit amendement te veel gestorte borgstellingen zal, volgens verklaring van den heer Pouyer-Quertier,terstond plaats hebben, waartoe belanghebbenden binnen een maand zich bij het ministerie van financiën kuuncn aanmelden. EEN BEZOEK AAN MÜNCHEN. (Uit het reisjournaal van, een Oostenrijker Er waren twee jaren verloopen sedert ik München bezocht en hoe weinig was de stad in dien tijd veran derd! Het was nog even stil en regenachtig, even win derig cu droefgeestig als vroeger. Wat is het doodsch in de straten! Ik geloof stelligdat als ik vroeger een knoop van mijn jas bad verloren ik die nu nog zou heb ben kunnen terugvinden. ITet gothische stadhuis en bet Maximiiianeum, eene inrichting voor hooger onderwijs, zijn in twee jaren hunne voltooiing weinig genaderd en ik kon nn, evenmin als vroeger, begrijpen waarom het laatstgenoemde gebouw -door een ronden vesting muur werd omgeven. Wie de bouwmeester is weet ik niet; zelfs Badeker en Trautwein konden mij op dat punt niet inlichten, doch ik twijfel niet of zijn beeld zal een maal, onder bescherming van Bavaria, tusschen de vele slechte en middelmatige, de weinig goede marmeren borstbeelden in de Müncher beelden-gallerij te vinden zijn. De koningen van Beiereu verstaan er zich op om met binnenlandsche en vreemde talenten te woekerenandei s zou het ook niet mogelijk zijn om bet Walhalla en de beelden-gallerij der goede stad Miinchen met zoo veel bustes en beelden te vullen. Met een van de nieuwste bustes van Isar Athen ging het mij toch kluchtig. Yoor twee jaren had ik die nog niet gezien. Toen ik binnen trad dacht ik: aha! Müachen heeft zich een tweeden Schiller aangeschaft om een ledige plaats te vullen. Het waren toch de lokken van Schiller met den lauwerkrans om de slapen, doch toen ik scherper keek vond ik toch iets vreemds aan Schiller. Ik keek op het voetstuk en wreef mij de oogen uit, doch hoe ik ook tuurde, ik kou niet anders lezen dan: „Goethe." Plotseling viel het mij ia een mensch kan soms vreemde invallen hebben dat in het groote, zonder linge New-York eene inrichting bestaat die alle geïllu streerde bladen van Amerika in ongelooflijk korten tijd van cliché's voorziet. De inrichting koopt al.e afgedaukte cliché's op en heeft daardoor een aanzienlijken voorraad voorhanden. Wordt nu des avonds getelegrapheerd dat in die en die stad, aan een rivier gelegen, zooveel huizen zijn verbrand, dan levert een uur later de cliché-eerzame- ling den afdruk van een brandende stad aan een rivier. Op een honderdtal buizen meer of minder komt het bij zoo'n buitengewone gelegenheid niet aan. Zoo gaat het ook met portretten. Sterft een beroemd man; het signa lement wordt opgegeven. Terstond aan 't zoeken en het best Bijkomende portret uitgekozenmaar het heeft nog te veel haar, dat is niets, een klets lood brengt de zaak in orde, hier en daar nog een kras met de graveerstift en het portret is gereed; de zetter zorgt wel voor den naam. Op deze wijze kan men goedkoop een portret krijgen en te Miinchen had men op die manier met Goethe ge handeld. Het scheen echter dat het geld te Miinchen nog al schaarsch was. Toen ik mijne verwondering te kennen gaf, dat. bet stadhuis en bet Maxiraalianeura nog niet gereed waren kreeg ik teu antwoord: „Wij hebben geen geld. Maar laat eerst de vergoeding van Frankrijk voor oorlogskosten maar eens hier zijndan zal het wel beter gaan." Wat koestert men in het Duitsche rijk al niet verwachtingen van die Fransche milliarden! .De schoone fresco's van Kottmann in de zuilengan gen van den hoftuin zijn nog niet. geheel verweerd, maar voor hun behoud is ook bijna niets gedaan en toch heeft reeds voor twee jaren eene commissie van „zaakkun- digen" met ijselijk veel beweging dequaostie besproken, of het praktischer zou zijn om „deze overwinning van Duitsche landschapsschildering, die nergens anders ter wereld te vinden is" van den muur te nemen en in een der kunstkabinetten voor de slechte Müncher weers gesteldheid te beschermen of door glazen platen te be schutten, althans des winters, en des nachts door bouten luiken. ,0nze jonge koning heeft geen smaak in zulke dingenzei een Müncher. Met een gevoel van weemoed las ik de vreemde tweeregelige versjes van Koning Lode- wijk Ionder de fresco's. Aan de westzijde van het nieuwe kunstkabinet zijn de fresco's, die door NiIson naar Kaulbach's schetseu geschilderd zijn en de kunstwerken en het leven van Lodewijk I voorstellen, reeds geheel verweerd, hoewel ze pas 20 jaren bestaan. Een goede les voor schilders om zich niet aan Müncher wanden en aan het Müncher weer te wagen. De voortdurende afwezigheid van den jongen koning behoort ook al tot de oude geschiedenissen die eeuwig nieuw blijven, en in Müncben verwondert men er zich niet over, ergert zich niet en maakt zich niet boos. Men is er aan gewoon. De koning houdt niet van Müncben en wat kan men daaraan doen; liefde en haat laten zich niet opdringen. Zoo komt het ook dat Beieren nog geen „landsmoeder" heeft en niet eens het uitzicht er een te zullen krijgen. De koning bemint de vrouwen in het algemeen, doch geen enkele in 't bijzonder. Mij dunkt de Beieren moeten daarmede maar vrede hebben en niet willen dat de koning van daag een dochter van den keizer aller Russen zal beminnen en morgen een Oostcnrijksche aartshertogin of oen dochter van prins Friedrich Karl van Pruisen. De jonge koning haat alle hof-ceremonieel als: bals,openingen der kamers, parades, bezoeken van vorsten en kerkelijke processies, waarin hij toch volgens oude gewoonte een rol moest spelen. Hij ontvlucht bijna altijd dien omhaal te Berg, Hohenschwangau of ergens anders. Ia do zalen van het koninklijk paleis te Müncben zag ik een reusachtig pronkbed van een Beierscben keur vorst uit den tijd toen de kleine Duitsche vorsten in pracht en verkwisting de Fransche Lodewijken wilden navolgen, op kosten van hun arm volk. Gelukkig heb ik vergeten hoeveel honderdduizende daalders het bed heeft gekost, maar ik zal nooit vergeten, dat onze gids met zekeren trotsch verhaalde, dat 40 bordnurdsters tien jaren achtereen daaraan hadden gewerkt. Dasmoes ten tien menschenlevcns al hun tijd, hun kunst,hun voor de oogen verderlelijken arbeid wijdon aan een weinig voedsel voor de metten, alleen ter voldoening aan een vorstenluim Lang en in gedachten verzonken heb ik Yoor een andere herinnering van vorstenluim gestaan, en nu en dan kwam er een weinig weemoed in mijn gevoelens. Ik stond voor een klein huis van twee verdiepingen links aan bet einde der Arcisstrasse, doch ieder kind in Miinchen kent het Lola-huis en daarin ligl juist zijne beteekenis. Hoe betooverend schoon, hoe vroolijk, hoe eenvoudig, oorspronkelijk en deugdzaam was Lola Montez, toen ze in 1842 voor het eerst in Duitsch land kwam. Ze was toen 22 jaren ouel, danste middel matig op het hoftooneel te Dresden en zong nog mid delmatiger in de salons haar vurige Spaansche liederen. Maar ze speelde met geestdrift. Geheel Dresden lag aan hare voeten. Eenige maanden later had het eerste schandaal tus schen de deugdzame Lola Montez, de weggeloopen echt genoot van een Oost Indisch officier, en een Dnitsch vorst plaats. De vorst von Reu as joeg met veel opliet Lola weg, evenals hij zelf spoedig door zijn Reussers werd wegge-, jaagd. Lola sloeg te Berlijn een gendarme met haar rijzweep en vluchtte naar München in de armen van koning Lodewijk, die haar het kleine aardige huis in de Arcisstrasse schonk en haar tot gravin van Landsfeld verhief. Allerlei versjes op Lolii, die op rekening van den koning worden gesteld, zijn nog bij het volk in omloop. Het was een vreemde tijd vóór 1818 en onze nakome lingen zullen moeite hebben om hem te begrijpen. Aller lei donderwolken hingen aan den Duitschcn hemel en intusschen durtde een Lola Montez to München met den koninklijken scepter spelen. Zij wierp het ministerie Abel omver, gaf een student oorvijgen, liep in mannen- kleederen door de straten van München, hield van haar balkon toespraken tot het volk „en hoe schoon was zij bij dat alles! zei een Müncher; ik heb haar zelf bij fakkellicht daar boven op het balkon zien staan, met; schitterende oogen, hangende haren, een blinkende dolk of rijzweep in de hand terwijl zij in gebroken Dnitsch bet volk toesprak dat meestal betooverd werd en haar toe juichte." Eindelijk maakte zij het toch te erg; liet straatru moer nam steeds to 3. Koning Lodewijk zag dat zijn kroon op het spel stond, zond Lola Montez weg, maar het was te laat. De revolutie brak los en koning Lodewijk verloor zijn kroon terwille van een danseres. Thans spookt het in het Lola-huis, en toch moeten er tegen woordig veel goede, lieve ultramontanen in Miinchen zijn, die bidden vooreenigen tijd eene Lola tot kuip te moggen hebben. Ik maakte in de Müncher schouwburgen studiën betref fende Döllinger en Rome, In den hofschouwburg werd. eene improvisatie van een komiek over Placet! en Nqq,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 3