De laatste te Parijs ontvangen tijdingen bevestigen den gunstigen uitslag der verkiezingen voor de regee- ringvanden heer Thiers Slechts 10a 12 monarchalen en ongeveer even zooveel radicalen zijn over geheel Frank rijk uit de stembus te voorschijn gekomen, zoodat de partij, die hetzij definitief hetzij als middel vau proef neming, het s(alu quo wenscht te handhavenmet onge veer 100 stemmen vermeerderd, en, wanneer ook al niet de meerderheid der vergadering door deze partij ingenomen wordt, toch een krachtig aequivalent tegen den invloed en den drang der ultra-monarchalen in het leven geroepen is. Algemeen is men thans te Parijs van oordeel, dat de regeering niet lang meer wachten zal inet de overbrenging van zijn zetel naar de hoofdstad echter zal het de groote vraag zijn hoe Thiers onder de tegenwoordige omstandigheden daarover denkt, en of hij zijn gevoelen te dien aanzien gewijzigd heeft. Reeds éénmaal had deze quaestie zoo treurige gevolgen daar de oorzaak van den opstand voor een groot gedeelte ook hierin gezocht moet worden; zonder eenigen schroom mag men echter aannemen, dat Parijs voor een tweeden keer zoodanige bclecdiging en zoodanig bewijs van wan trouwen niet licht vergeten zou. liet Oostenrijksche heerenhuis heeft na een zeer korte discussie het budget benevens dc wet op de middelen over 1871 en Hoc aangenomen. De minis ter Ilohenwart verklaarde, dat de kansen tot een vredelievende oplossing der quaestiën, die Oosten rijk verdeeld houden, nog nooit zoo gunstig stonden als heden. Wat de minister hiermede bedoeld heeft, is moei lijk uit de korte telegrafische mededeeling (p te maken; en niet onwaarschijnlijk is hetdat de overeenkomsten met de verschillende nationaliteiten naar den wensch der regeering geslaagd zijn. Reeds gedurende eenige weken sprak de pers der oppositie met angst en zorg dit vermoeden uit. Uit Odessa verneemt men het belangrijk bericht, dat de Porte voor den eersten keer gebruik gemaakt heeft van harebevoegdheid, haar door het jongste tractaat van Londen tot wijziging van het Parijsche verdrag van 1856 verleend, en aan een Russisch eskader vergunning gegeven heeft om de Dardanelleu' tcpasseeren, zooals daarbij gemeld wordt, teneinde een tochtje naar Odessa te makeu. De ware reden zal wel zijn om met het oog op eventueele noodzakelijkheid, de kern te vormen van een Russische vloot in de Zwarte zee. Laatste berichten. Parijs Het Journal officiel vermaant de bevolking der be zette departementen om kalm te blijven tegenover de Duitschers, die hevig klagen over den toon van som mige dagbladen. Rome. Op het feestmaaldoor het bestuur der stad aangebo den, heeft de minister Visconti-Venosta gezegd, dat de houding der bevolking den eisch rechtvaardigt, dat Rome dc hoofdstad zij van het koninkrijk Italië. incmicluuTli. herinneringen van een franscii geneesheer uit den si.ag van sedan. Een geneesheer bij een der Fransche ambulances beeft eenige mededeelingen gedaan omtrent hetgeen hij bij den strijd bij Sedan heeft ondervonden en opgemerkt, en waardoor weder verschillende gebreken die in het Fran sche leger bestonden aan het licht komen. Op den SOD Augustus was de ambulance waarbij hij behoorde te Mouzon. Reeds des morgens hoorde men een levendige kanonnade en een officier van den staf zeide: „Dat geschut bevindt zich nog op een afstand van 4 of 5 kilometers; nu is het bijna middagmen zal tot het invallen van den nacht op de voorposten vuren en dat zal voor heden alles zijn, maar morgen zullen we ander werk hebben." Het vuren duurde voort, maar er kwamen geene ge wonden en de schrijver besloot om eens te gaan zien wat dat schieten toch eigenlijk beteekeride. Hij kon er ech ter niet achter komen. In de streek, dio hij doortrok was men bezig met alles te bergen, terwijl hier en daar een landman rustig op den akker werkte. Tegen vier uren wilde hij den terugtocht naar Mouzon aanvaarden, doch nu was het vuren intusschen meer nabij gekomen, en toen hij een hoek van den weg omging vloog hem plot seling iets voorbij. Het was een kogel; er volgde nog ten, en spoedig nog veel meer; op korten afstand sprong een bom. Yoor liet eerst bevond hij zich in het vuur, doch hij gevoelde geen vrees, maar was slechts een weinig ont roerd en zenuwachtig. Bij het zoeken naar een anderen weg ontmoette hij het 4>>c regiment infanterie van de marine. „Waar gaat gij heen?" vroeg men. „Naar Mouzon." „Daar kunt ge van avond niet meer komen- De bommen vallen overal rondom en in het dorp. Het is bijna donker en als ge den weg niet kent staat ge aan allerlei gevaren bloot. Blijf van nacht bij ons. Mor gen zal Mouzon misschien ontzet worden en dan kunt ge er heen gaan." Hij nam het voorstel aan en bleef bij het regiment- De nacht was koud en daar hij geen mantel of deken had plaatste hij zich bij een groot vuur, en knoopte een gesprek aan met een oud kapitein. „Wij hebben zoo sprak deze goede onderofficiers en afdeelingskomman- danten, maar de intendance is liet hoofd kwijt, en men gevoelt de leiding van den opperbevelhebber niet. Men vecht woedend, op goed geluk af, waar en zooals men kan. Het gaat ous zoo ongeveer als toen wij de Oostenrijkers bij Solferino hebben geslagen." Te drie uren in den morgen kwam het bevel om naar de Maas op te rukken. Onze geneesheer, die niet mid den in don nacht alleen kon blijven, ging mede. „Blijf bij ons, zei de oude kapitein, bij het aanbreken van den dag kunt gij u orienteeren en trachten uwe ambulance weer te vinden, maar reken daar niet op, want de strijd beeft zich verplaatst tusschen Mouzon en ons." Men trok op, en weldra bevond men zich midden in het v uur. De schrijver verklaart dat hij kalmer was dan den vorigen dag, rustig en besloten; bij was bijna tevreden omdat bij zich in gevaar bevond en gevoelde een aanval van moed evenals men die van vrees kan hebben. De oude kapitein liep te midden van zijne manschappen af en aan. „Ziet ge welzoo sprak hijhet is juist zooals ik u gis teren avond zeide. Er is geen opperbevel. Wij vechten geheel alleen en voor eigen rekening. Vóór ons hebben wij Pruisische artillerieen goede ookmaar wij hebben geen artillerie bij ons." Het vuur nam in hevigheid toe. Het regende vijande lijk schroot: „Ach, riep de kapiteinblijf toch niet hier! Gij zult u laten dooden voor niets. Tracht niet naar Mouzon te gaan; aan die zijde is alles in vuur. Gij zijt thans dichter bij Sedan dan bij Mouzon. Tracht binnen Sedan te komen. De wegen daarheen moeten vrij zijnen ge kunt er nuttig zijn. Maak dat ge wegkomt; tot ge noegen van u weer te zien Vermoeid en slaperig begaf de schrijver zich op weg zonder te wetenwaarheen hij zou gaan of wat hij zou doen. Het schieten duurde steeds voort. Hij kwam in een lariks-boschje en wierp zich op het natte gras, waar op hij weldra rustig insliep. Eensklaps werd hij wakker door een hevig stortbad. Hij was overdekt met modder die door een bom, welke op korten afstand was gespron gen, op hem was gespat. De grond was omgewoeld en hij lag letterlijk in het water. Weldra greep hij moed en begaf zich weer op weg hoe lang hij geloopen eu hoe lang hij geslapen hadwist hij niet, maar het was reeds 6 uren in den avond toen hij hongerig en dorstig een eskadron kurassier3 ont moette. Aan een jong luitenant vroeg hij wat eten. „Ik kan u een stuk brood geven en misschien nog iets meer; gij zijt uit het zuiden?" „Ja, uit Montpellier." „Dat dacht ik wel aan uw tongval. Ik ben uitBéziers. Ge houdt zeker veel van uien?" „Wel zeker, hebt ge die?" „Ik heb er een heel veld van!" Met zijn lange sabel en zijn hooge laarzen ging hij zelf naar het veld met uien en bracht weldra een flinke bos. „Ze zijn heerlijk, verzekerde hij, en dat is nog niet alles, ik heb ook zout, ja zout!" Hij haalde een zakje zout voor den dag en de hongerige geneesheer at met grooten smaak zijn stuk brood met uien en zout. „Ge zijt dus al twee dagen verloren te midden van een veldslag? vroeg de luitenant, welnu wat denkt ge van onze zaken? Het gaat slecht, niet waar? Het gaat slecht!" „Och, ik weet er niet veel van, het is de eerste veldslag dien ik bijwoon, en ik begrijp er niets van." „O! ik zeg u dat het slecht gaat. Wij worden niet gekommandoevd. Wij zijn nu al twee dagen geheel vergeten en zonder bevelen. Het is dwaas zoo oorlog te voeren." Die nacht bleef de dwalende geneesheer bij den officier van de cavalerie, van wien hij des morgens, toen de strijd werd hervat afscheid nam en wien hij drie dagen later te Mouzon den rechter arm afzette. Na een wandeling van 3 of 4 uren kwam hij eindelijk voor de poort van Sedan, waar een dragonder met drie paar den aan de hand stond en hem naar nieuws van den strijd vroeg. De geneesheer verklaarde niets te weten en vroeg wie hij met die drie paarden wachtte. „Ik wacht een gene raal." „Welken generaal?" „Dat weet ik niet. Giste ren had ik mijn regiment verloren; toen ik een stad bemerkte besloot ik daar te gaan zoeken. Van morgen ommoette ik een generaal met zijn adjudant die me opdroegen hun paarden even vast te houden. Ik sta hie nu al drie uren en denk dat de beeren in Sedan zijn gaan ontbijten. Ze hadden mij ook wel mogen vragen, want ik heb sedert gisteren morgen niets gegeten." Eindelijk binnen Sedan gekomen vond de geneesheer een ambulance waarbij hij zich aansloot. „Op korten af stand van de ambulance zoo verhaalt hij was het keizerlijk hoofdkwartier, waar gedurig officieren in prachtige uniform af- en aanreden. Van tijd tot tijd on dernam de keizer, timgeven door een talrijken staf, kleine uitstapjes naar buiten. Men heeft verhaald dat bij op den l1'11 September voortdurend den dood zocht. Het is mogelijk, maar hij heeft dien dan toch niet ver en niet lang gezocht, want nauwelijks was liij uitgegaan of hij kwam weer terug. Zijn adjudanten waren ernstig en droevig gesterad. Hij altijd dezelfde, ongevoelig, luste loos, onverschillig en slaperig. „Het aantal gewonden nam steeds toe. Plotseling viel een bom op het bed van een oud kapitein midden in de zaal en sprong. Een vreeselijk tooneel had plaats, de gewonden vluchten zooveel mogelijk, behalve zij die niet op hunue beenen konden staan. Eindelijk kwam alles weder tot rust. Het was zes ureu in deu avond ge worden en de keizer had zijne uitstapjes, die nu gevaar lijk zouden worden maar het nog niet waren geweest, gestaakt. Op dat oogenbük kwam een Pruisische parle mentair op de prefectuur aan. De nacht viel in en toen de morgen aanbrak was de proclamatie van de Wimpffen met bet bericht der capitulatie aangeplakt." Toen hij later den j ragen luitenant in de ambulance terugvond zet deze: „Had ik geen gelijk toen ik u zeide dat deze oorlog dwaasheid was? Ik heb nu een arm min der en heb geen enkele Pruis gezien. Wij zijn verslagen zonder te hebben gevochten." „Welk een dag! Welk een schouwspel! Het krijgs gevangen Fransche leger trok door de poort tnsschen twee rijen Duitsche soldaten. Soldaten en officieren wierpen sabels, geweren, gordels, galons, sjerpen, kruisenmedailles en epauletten van de brug in de Maas. De kanonnen werden vernageld en van de mi trailleuses de laadbakken vernield. Overal liepen paar den los en de soldaten riepen: „Een paard te koop! een paard te koop! Vijftig franken! tien franken! vijf fran ken!" „Koffers en ransels werden geledigd en de inhoud verkocht. Ik kocht voor 2 franken vier of vijf honderd brieven die vijf, tien en vijftien jaren oud waren. Bij die van officieren vond men meest minnebrieven, bij die van de soldaten meest familiebrieven. In de eerste werd gewoonlijk geld gevraagd: van de officieren vroeg men vijftig franken, van de soldaten vijftig stuivers, dat was bet geheele verschil. Onder de troepen zag en hoorde men uitingen van de meest uiteenloopende gemoedsbe wegingen en aandoeningen. „De soldaten vielen op de wagens met levensmiddelen aan. De officieren der intendance trachtten hun te weer houden door ze toetcroepen, dat zij voor de gewonden moest blijven die ran honger stierven." „Wij sterven ook van honger, was het antwoord, wij hebben sedert giste ren ook niets gehad! „Een kolonel hoorde ik tegen een generaal zeggen „„Zoomijnheer, ziet men u heden. Waar zijt ge gisteren toch geweest?" Misschien was het dezelfde generaal die zijn paard aan de poort had afgegeven. „Ik had slechts ecne gedachte, n.l. ora mijne ambu lance weder te vinden en verliet daarom zoo spoedig mogelijk de stad. Te Bazeilles vond ik een Beier- schen kolonel die mij op weg hielp en een vrijgeleide verschafte. Deze gaf bevel tot het begraven van een twintigtallykenvan mannen en vrouwen die gefusilleerd waren omdat zij op de Duitschers hadden geschoten. Ik maakte, op de vrouwen doelende de aanmerking dat het wreed was. „nJa, hernam de kolonel, dat is bet zon der twijfel, maar wat zal men er aan doen, de oorlog is niet humaan!" „Door zijne aanwijzingen vond ik mijne ambulance terug." 3mitt>inoiit. Den 4C° Juli is te Fredricshavn gearriveerd het sclioonerschip Nerva, gezagv. A. Jorgensen; schip en equipage in goeden staat. CjartLiTlslirtiditcn. Graanmarkten enz St. Nicolaas 6 Juli. Tarwe fr. 31.20rogge fr. 19.60 boekweit fr. 25.00; haver fr. 10.50; gerst fr. 16.70: booneu fr. 22.50; lijnzaad fr. 32.00.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 3