MIDDELRURGSCHE
N°- 157.
Dinsdag
öitmcnlanïi.
1871.
COURANT.
4 Juli.
AA3JBESTEBISG.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Zoute
lande, zullen op Zaterdag den 15 Juli 1871, des voor
middags te 11 uren, te Zoutelande, in de gewone ver
gaderkamer van den gemeenteraad, onder nadere goed
keuring, bij enkele inschrijving trachten aan tebesteden:
Het bouwen van een schoollokaal met
bijlcvcring der materialen.
De biljetten van inschrijving moeten op den dag der
aanbesteding tusschen 9 en 11 uren des voormiddags in
de gemelde vergaderkamer van den gemeenteraad wor
den ingeleverd, terwijl de opening der biljetten dien
dag precies te elf uren zal plaats hebben.
Bestek en voorwaarden van aanbesteding zullen in
de vergaderkamer van den gemeenteraad ter lezing lig
gen van af Maandag den 3 Juli a s., terwijl de lokale
aanwijzing zal geschieden op Zaterdag den 8 Juli daar
aanvolgende, des voormiddags te 10 uren.
Zoutelande, 28 Juni 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. VERHAÖE.
De Secretaris,
K. W. ADRIAANSE, 1. s., Wethouder.
Middelburg 3 Juli.
Door de tweede kamer zijn,in hare zitting van heden,
metalgemeenestemmen aangenomen: dewetsontwerpen
totbekrach'.igiDgeener, in verband met betlaatste lid van
art. 10 der wet van 22 December 1863 (Staatsblad n°. 148),
tusschen den minister van financiën en deNederlandsche
bank gesloten overeenkomst, en tot intrekking van het
advies van den staatsraad van 22 November 1808 en van
het keizerlijk decreet van 26 Juli 1810 (Kerkelijke
goederen).
Tengevolge van in de zitting van heden nieuw mede
gedeelde vertrouwelijke stukken is de beraadslaging
over de wetsontwerpen betrekkelijk traktaten met
Groot Britannie wegens den afstand der Nedcrlandsche
bezittingen ter kust van Guinea en de toepassing van
een tractaat van den l™ Februari 1858 tusschen het
Nederlandsch gouvernement en den sultan van Siak Srie
Indrapoera, verdaagd tot Woensdag.
De gemeenteraad van Middelburg heeft heden namid
dag de volgende zaken behandeld.
Door burgemeester en wethoudersin overleg met de
financieele commissie, is met betrekking tot de al of
niet heffing van verbruiksbelastingen na 1871 het vol
gende schriftelijk voorstel gedaan:
„Nadat gedeputeerde staten van Zeeland den raad
dezer gemeente bij brief dd. 25 November 1870, n«. 27,
de vraag hadden voorgelegd, of die vergadering van
meening was dat Middelburg ook nog na afloop van het
jaar 1871 verbruiksbelastingen moest blijven heffen, is
de beantwoording dier vraag aangehouden en zijn
pogingen bij de regeering aaugewend, om te trachten
een in het vervolg voor de gemeentefinanciën dreigen
den last af te wenden.
„Deze pogingen zijn, zooals u bekend is, mislukt en
de tijd is thans gekomen om te beslissen, of wij aan ge-
gedeputeerde staten ons verlangen zullen te kennen
geven, om ook nog na 31 December dezes jaars eene
belasting op het gemaal te blijven heffen.
„Na de veelvuldige en langdurige discussiën, die om
trent deze zaak reeds dikwerf in den raad hebben plaats
gehadachten wij het onnoodig u in het breede al de
argumenten te herhalen die in onze commissie vóór of
tegen het behoud dier belasting in onze middelen
van inkomsten werden aangevoerd, en meenen wijons
te mogen bepalen tot mededeeliug van de slotsom, waar
toe de geopperde denkbeelden geleid hebben.
„Terwijl een enkel lid het ongeoorloofd vondom een
der mildst vloeiende bronnen onzer inkomsten af te snij
den juist nu men die inkomsten zoozeer noodighad, en
een aader, ofschoon toegevende dat voor het oogenblik
de gemaalbelasting kon gemist worden, meende dat men
bij de afschaffing toch reserves tot mogelijke weder
invoering voor het vervolg behoorde te maken stond
daartegenover de overtuiging van eenderde, die de
belasting zelve in baren aard zóo sterk afkeurdedat
bij die in welk geval ook afgeschaft wenschte te zien.
„De meerderheid echter, en daaronder de voorzitter der
commissie die in eene bij dit rapport gevoegde nota
zijne zienswijze omtrent deze quaestie heeft medege
deeld met eene berekening van den vermoedelijken
invloed dien het te nemen besluit op de gemeente
financiën zou hebben was van oordeel, dat men de
vraag omtrent de wenschelijklieid van het heffen dier
belasting geheel kon daarlatenen dat de zaak moest
beschouwd worden van liet standpunt der bestaande wet,
die de heffing van verbruiksbelastingen niet meer toe
laat, tenzij de toestand der gemeentefinanciën zóo slecht
zij, dat er als het ware onmogelijkheid bestaatom op
andere wijze in de behoefte der gemeente te voorzien.
„Zij meent dat deze toestand niet bestaat en dat de
gemeentefinanciën volstrekt niet zóo onrustbarend zijn
dat een toestand van uitzondering op de bestaande wet
ten nog langer behouden zou moeten worden. Zij ont
kent niet dat later, wanneer aan het rijk eene aanzien
lijke uitkeeriog jaarlijks zal moeten worden gedaan, de
op de ingezetenen drukkende last wellicht zwaarder zal
worden, maar laat zich daarom niet van hare zienswijze
afbrengen, zich vleiende dat dan hetzij meer vertier en
welvaart den last lichter te drageu zal makenhetzij
wanneer de goede vooruitzichten voor onze gemeente
niet verwezenlijkt mochten worden, de regeering ons te
gemoet zal willen komen, om üc betaling gemakkelijker
te makc-n eener som die gecontracteerd is met het oog
op den toekomenden bloei dezer gemeente.
„Burgemeester en wethouders in overleg met de com
missie van financiën stellen dientengevolge voor, aan
gedeputeerde staten mede te deelen dat dezerzijds niet
verlangd wordt na 31 December 1871 eene belasting op
het gemaal te heffen."
Na langdurige beraadslaging is dit voorstel met 9 te
gen 4 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren
Verbrugge, Snouck Hurgronje, Lambrechtsen van Rit-
thera en Dobbelaer de Wind. (Afwezig waren de heeren
van Visvliet, Mathon, van Diggelen en Rekker.)
Tot tijdelijken wethouder is benoemd de heer Lam
brechtsen van Ritthem met 7 stemmen, zijnde 5 stem
men op den heer van Eekelen en 1 stem op den heer
Snijders uitgebracht. Evenzeer is de heer Lambrechtsen
van Ritthem benoemd'tot ambtenaar van den burgerlij
ken stand, en wel met 9 stemmen, terwijl de heer van
Eekelen 4 stemmen verkreeg.
Door burgemeester en wethouders en de financieele
commissie is voor de leden ter inzage gelegd een voor
stel tot conversie der oude gemeenteschuld, hetwelk in
een volgende vergadering zal behandeld worden.
Voorts is, op voorstel van het dagelijksch bestuur, in
overleg met de commissie van fabricagebesloten om
zoo spoedig mogelijk over te gaan tot de openbare
aanbesteding der vernieuwing van de kaaimuren bij den
Molenberg, ter lengte van 159 meter.
Op eene reclamatie van J. J. Verbrug tegen zijn aan
slag in de plaatselijke directe belasting op de inkomsten
is, als zijnde de tijd tot het indienen van reclamation
gesteld ongebruikt gelaten, afwijzend beschikt.
Een adres van W. A. Sarus, wede. J. P. Pengels, om
verkoogiDg van jaarwedde als marktvrouw op d3 visch-
markt, is gesteld in banden van burgemeester en wethou
ders, teneinde daaromtrent een voorstel te doen.
Een verzoek van den gewezen kommies der plaatselijke
belastingen le klasse W. A. de Raadt, om weder voor
vijf jaren de hem vroeger toegekende toelage van f 110
te ontvangen, is toegestaan.
Bij burgemeester en wethouders is nog ingekomen een
verzoek van bijna al de hulponderwijzers der openbare
lagere scholen alhier, om verhooeing hunner jaar
wedde. Dit adres is door den voorzitter spoedshalve
gesteld in handen der plaatselijke schoolcommissie.
Mcjufvrouw A. A. M. Gersen, hulponderwijzeres op de
openbare school B voor gewoon en meer uitgebreid lager
onderwijs voor meisjes (hoofdonderwijzeres mejufvrouw
Achilles), heeft uit die betrekking eervol ontslag ge
vraagd. Dit verzoek is gesteld in handen der plaatse
lijke schoolcommissie, terwijl burgemeester en wethou-
ders^Jnmiddels zijn gemachtigd tot het oproepen van
sollicitanten.
Tot leden van het stembureau voor de op 18 dezer
te houden verkiezing van leden voor den gemeenteraad
zijn benoemd de heeren Snijders en van Eekelen, en tot
plaatsvervangers de heeren Conrad, Luteijn en Mathon»
Yan dit en het verder verhandelde geven wij in een
volgend nommer een meer uitvoerig verslag.
Het polderbestuur van Walcheren heeft in zijne ver
gadering van 29 Juni jl. benoemd tot ondercommies
2e. klasse aan de Noord watering, Willem RoelseWz.,
te Wcstkapelle.
De eerstkomende vertrekdagen der landmail van hier
zijn bepaald: via Brindisi 7,14 en 28 Juli; via Triest
12 en 26 Juli.
Op de aanbevelingslijst voor de benoeming van een
rechter in de arrondissements-rechtbank te Gorinchem,
in de plaats van mr. J. van Heukelom, zijn geplaatst
de heeren m". A. van Tienhoven, procureur te Gorin
chem; jonkheer D. G. van Teijlingen, advocaat te
Middelburg, en jonkheer P. J, F. Rethaan Macaré,
griffier bij het kantongerecht te Alten.
Als candidaat voor hetlidmaatschap der tweede kamer
in het kiesdistrict Haarlem is door verschilleude kiesver-
eenigingen, Eendracht te Haarlem, Koog en Zaandijk
de kies.ereeniging te Wormerveer en Burgerplicht te
Uitgeest, mr. J. Kappeyne van de Coppello gekozen.
De conservatieve kiesvereeniging Burgertrouw, te
Haarlem, heeft mr. W. baron van Goltstein tot haren
candidaat gekozen.
Bij beschikking van den minister van financiën is
bepaald dat de volgende ambtenaren bij de administratie
der posterijen hunne fnnctiën zullen uitoefenen als
volgt: de commies 3e klasse E. A. W. Camp ten post-
kantore te Amsterdam; de surnumerair C. L. Rambon-
net ten postkantore te Eindhoven.
Bij de plechtige installatie van m"1. P. van Bemmelen
als rechter, en van mr. A. J. Wijnstroom, alsrechter-
plaatsvervanger in de arrondissements-rechtbank te Lei
den, heeft de voorzitter mr. Jr van Outeren een wel
komstrede gehouden, doch tevens verklaard, dat de
rechtbank reeds voorloopig het plan heeft besproken,
om voortaan bij de plechtige ontvangst van nieuwe
ambtenaren, welke de wet voorschrijft, het uitspreken
van redevoeringen achterwege te laten.
De Staats courant van Zondag en Maandag 2 en 3
Juli bevat de wet van den 19en Juni jl., houdende
definitieve vaststelling van hoofdstuk III der staats-
begrooting voor het dienstjaar 1871.
Benoemingen en Besluiten.
ministerieele departementen. Benoemd tot referen
daris bij het departement van financiën H. C. Hanewin-
ckel, thans controleur der directe belastingenin-en
uitgaande rechten en accijnsen te Roozendaal.
leger. In rang en ancienneteit overgeplaatst bij het
wapen der infanterie van bet leger in Oost-Indië de 2C
luitenant jonkheer E. H. F. Leyssius, van het 6* regi
ment infanterie.
Eervol ontslag uit den militairen dienst verleendmet
toekenning van pensioenaan den met verlof hier te