MIDDELBURGSCHE
COURANT.
r 156.
Maandag
1871.
3 Juli.
Middelburg1 1 Juli-
De tweede kamer heeft in hare zitting van heden eene
voordracht opgemaakt ter voorziening in de vacature in
den lioogen raad, ontstaan door het overlijden van den
raadsheer Wintgens. Daarop werden geplaatst de hee-
ren F. B. Coninck Liefsting,rechter te Leiden;
A. Machielse, procureur-generaal in Overijsel; jonk
heer D. van Akerlaken, lid der tweede kamer; P. S.
Noyon, raadsheer in het provinciaal gerechtshof in
Noord-Holland, en J. B. baron van Hugenpoth tot den
Berenclauw, raadsheer in het provinciaal gerechtshof in
Noord-Brabant.
Het wetsvoorstel van den heer van Houten tot wijzi
ging van eenige bepalingen der wet van 29 Maart 1833,
houdende de belasting op het personeel, is, na verwer
ping van art. 1, ingetrokken.
Bij gedeputeerde staten van Zeeland zijn van een
minister van binnenlandsche zaken enkele beden
kingen ingekomen omtrent de artikelen 92, 87 en
95 van bet reglement op de calamiteuze polders of
waterschappen, door de provinciale staten vastgesteld in
hunne vergadering van den Icq Juni jl.
De bepaling van art. 92, dat de pachtwaarde, en der
halve het dijkgeschot zich moet regelen naar hetgeen
de landerijen aan den grondeigenaar werkelijk opleve
ren, nadat de tiendheffer zijne vruchten heeft ingezameld,
acht de vegeering reeds bedenkelijk omdat daardoor
vestiging van een nieuw tiendrecht een middel zou zijn
tot vermindering van het bedrag van het dijkgeschot
door den calamiteuzen polder te betalen. Maar de minis
ter is daarenboven van oordeel, dat deze bepaling niet
strookt met de wet van 19 Juli 1870 (Staatsblad n°. 119),
die het dijkgeschot wil geregeld hebben naar degeheele
onzuivere opbrengst der landerijen, na aftrek alleen van
de grondbelasting, onverschillig wie de opbrengst
geniete.
Om aan den eisch van de wet te voldoen stellen gede
puteerde staten voorom het 3« lid van art. 92 te doen
luiden:
„Onder onzuivere opbrengst wordt verstaan, de ge
middelde pachtwaarde die aan de gronden kan worden
toegekend, in den toestand alsof zij in vollen, onbe-
zwaarden en tiendvrijen eigendom worden bezeten,
volgens eene door deskundigen te doene schatting."
Wat het financieele gedeelte van het reglement be
treft, meent de minister dat het derde lid van art 87
voor verduidelijking zou vatbaar zijn, daar de bepaling
zooals zij nu luidt, volgens zijne raeening, tot het denk
beeld zou leiden, dat het dijksbestuur slechts over 2/3
van de aldaar genoemde kredieten zou mogen beschik
ken en dat het beter ware om te lezen „om daarop voor
twee derden der noodige gelden te beschikken. Tevens
wordt het overige een derde uit de provinciale fondsen
betaalbaar of beschikbaar gesteld." Gedeputeerde staten
stellen eene wijziging van art 87 aK 3 in dien zin voor.
De redactie van art. 95 litt. c, volgens welke voor den
staat, waarin de volgende aaneengesloten dijk moet ver-
keeren, genoegen wordt genomen met eene kruinshoogte,
gelijk met den stand van het gemiddeld hoogwaterpeil
langs den betrokken calamiteuzen polder, vindt bij den
minister bezwaar, want als men, volgens hem, in aan
merking neemt dat gedurende de gierstroomen het hoog
waterpeil ongeveer 2 decimeters stijgt boven het gemid
deld hoogwaterpeil; dat dus de kruin van den bescherm
den dijk gedurende de gierstroomen, die op 12 dagen der
maand plaats hebben, ligt beneden de hoogte waarop de
vloed dan rijst; dat bij stormvloeden, wanneer het gevaar
van doorbraak bestaat de vloedboogte zich herhaaldelijk,
zonder golfslag, tot minstens 1,50 meter boven het gier-
stroompcil verheft, dan schijnt art. 95 litt. c en d van
het reglement in strijd met den regeldat polderbelang
polderplicht medebrengt. Daarenboven komt de bepa
ling den minister onbillijk voor, omdat de bij het
behoud der zeewering werkelijk belang hebbende eige
naars der landerijen ontlast zonden worden ten nadeele
van hen die in den vorm van subsidiën daartoe zullen
bijdragen, niettegenstaande zij geen belang bij de be
trokken zeewering hebben.
Om aan deze bezwaren tegemoet te komen stellen ge
deputeerde staten voor, om onder litt. c van art. 95 de
woorden: „ter kruiushoogte gelijk met den stand van
het ^ejjjiddeld hoogwaterpeil langs den betrokken cala
miteuzen polder" te vervangen door: „ter kruinshoogte
van minstens vijf decimeters boven den stand van het
gemiddeld hoogwaterpeil langs den betrokken calamiteu
zen polder."
Benoemingen en besluiten.
rechterlijke macht. Benoemd tot griffier bij het
kantongerecht te Hulst mr. J. van Binsbergeu, advocaat
te Amsterdam.
ridderorden. Benoemd tot ridder der orde van den
Nederlandschen leeuw de met rang van kolonel gepen
sioneerde luitenant-kolonel C. M. de Jong van Rooden-
burgh, laatstelijk gediend hebbende bij het 8e regiment
infanterie.
ministerieele depautementen, Benoemd bij het de
partement van oorlog tot commies de adjunct-commies
C. P. Kahlmann; tot adjunct-commies mr. H. C. P. de
Bruyn, advocaat bij den hoogen raad der Nederlanden;
een en ander in te gaan met 1 Juli.
leger. Benoemd bij het wapen der infanterie tot
kapitein 3« klasse (naar ouderdom van rang), bij bet le
regiment, de le luitenant W. K. F. Meijer, van het
algemeen depot van discipline; bij het 8e regiment, de
lc luitenant-adjudant F. J. N. Prochnvan het korps.
In zijn rang overgeplaatst bij het regiment grenadiers
en jagers, en zulks te rekenen van den 1«» September a.
de kapitein A. Pompe, van den staf der infanterie
bij de koninklijke militaire akademie.
Onderwijs.
Bij den gemeenteraad van Amsterdam is ingekomen
een ontwerp-regleraent voor de hoogere burgerschool
voor meisjes met driejarigen cursus. Het schoolgeld is
voorgesteld op zestig gulden; het schoolgebouw zal zijn
in den omtrek der Weteringpoort; de kosten zijn ge
raamd op f 60,000. De directrice zal een traktement
hebben van 3000 met vrije woning. De regel zal zijn,
dat geen meisjes jonger dan 14 of ouder dan 18 jaren
zullen worden toegelaten.
Kerknieuws.
De heer H. S. J. van Rijsport predikant bij deNeder-
duitsche hervormde gemeente te Rhijnsburg, heeft het
beroep naar Nieuw- en St.-Joosland aangenomen.
Marine en leger.
De luitenants van den staf Kool, de Bas-Nolthenins
en Trip, die gedurende drie maanden bij de cavalerie
gedetacheerd zijn geweest, zijn gisteren te Breda terug
gekeerd, om half Juli, onder toezicht en leiding van den
chet der stafschool, majoor v. d. Star, en den kapitein
de Beer Portugael, naar de Grebbelinie te vertrekken,
teneinde aldaar verkenningen te doen.
Yoor het examen tot toelating op de stafschoolin
Augustus te houdenhebben zich slechts twee candi-
daten aangemeld, net vorige jaar deed een viertal ad-
spiranten examenwaarvan slechts éen is geplaatst.
Rechtzaken.
De arrondissements-reebtbank alhier heeft jl. Donder
dag de volgende vonnissen uitgesproken,
Christiaan van der Steen, arbeider te Veere, was
beklaagd dat hij in den avond van 4 en 5 Juni jl. den
herbergier L. J. Flierenberg in diens herberg te Veere
moedwillig vastgegrepen en geslagen, en de vrouw van
genoemden herbergier, die beletten wilde dat de be
klaagde haar man naar buiten zou trekken, in de hand
gebeten heeft, alsmede van het moedwillig verbreken
van afsluiting door het inslaan van twee glasruiten.
De beklaagde is bij verstek vrijgesproken van een der
twee hem in de laatste plaats ten laste gelegde feiten,
doch overigens schuldig verklaard 1°. aan het moed
willig toebrengen van slagen en stooten,' waardoor geen
ziekte of beletsel om te werken is ontstaanen 2°. aan
moedwillige verbreking van afsluiting, en te dier zake,
onder aanneming van verzachtende omstandigheden,
veroordeeld tot 14 dagen gevangenisstraf, alsmede in
de kosten.
Rosalia Bouckhout, vrouw van J. Kriekaart, oud
34 jaren, werkvrouw onder Vlissingen, was beklaagd
dat zij in den nacht van den 20en Mei ji. in de zoete-
laarskeet van A. Huibregtse aan Gijsje Bethlehem en
Anna Catharina Ilemelaar moedwilig slagen en stooten
heeft toegebracht, waardoor geenerlei ziekte of beletsel
om te werken is veroorzaakt. Zij is aan het haar ten
laste gelegde feit schuldig verklaard en, onder aanne
ming van verzachtende omstandigheden, veroordeeld
tot 8 dagen gevangenisstraf en in de kosten.
Jan van Kleeven, oud 22 jareu, landbouwer te
Serooskerke in Walcheren, was beklaagd dat hij den
30cq Mei jl. zich feitelijk heeft verzet tegen den rijks
veldwachter Scbultz en den gemeenteveldwachter Steur,
te Oostkapelle, toen deze een persoon uit eene herberg
aldaar op verzoek van den herbergier wilden verwijderen.
Hij is schuldig verklaard aan feitelijk en gewelddadig
verzet door een persoon zonder wapenen gepleegd jegens
bedieuende beambten in de waarneming hunner bedie
ning, en veroordeeld tot 8 dagen gevangenisstraf, bene
vens in de kosten.
Hendrikus Vermeersch, werkman te Sluis, was be
klaagd van feitelijk en gewelddadig verzet tegen den
brigadier der marechaussée Hulmer enden marechaussee
van Gijs, en het stuk trekken van de nestels der uniform van
laatstgenoemden beambte, toen zij hem den 29c" Mei jl.
uit eene herberg te Zuidzande, waar de beklaagde ruzie
maakte, wilde venvijderea. Hij is bij verstek aan hethem
ten laste gelegde feit schuldig verklaard, gequaliüceerd
als het vorige, en te dier zake veroordeeld tot 14 dagen
gevangenistrafalsmede in de kosten.
Philippus Jacobus Fijnaut, oud 61 jaren, werk
man te Oostburg, was beklaagd dat hij den 29cn Mei jl.
arglistig weggenomen en zich toegeëigend beeft een
bos wisschenliggende in een waterput, ten nadeele 1
van den landbouwer L. J. Monbalie onder Oostburg,
welke wisschen hij echter heeft weggeworpen bij het zien
aankomen der verbalisanten. Niettegenstaande zijne
ontkenteuis is de beklaagde schuldig verklaard aan een-
voudigen diefstal, en, onder aanneming van versach
tende omstandighedenveroordeeld tot 8 dagen gevan
genisstraf en in de kosten.
-- Wilhelmina de Vos, oud 20 jaren, arbeidster te
Sluis, was beklaagd dat zij den 26en Mei jl. te Sluis in
het openbaar beleedigend tot L. Steenkist gezegd heeft
dat zij „een h was. Zij is schuldig verklaard aan
het uiten van smaad- en scheldwoorden en beleedigende
uitdrukkingen, die geenerlei telastlegging van een
bepaalde en omschreven daadmaar van een aangeduide
ondeugd behelzen, en veroordeeld tot eene geldboete
van f 8benevens in de kosten.
Adriaua Hennekeijoud 35 jaren werkvrouw
te Retrauchementwas beklaagd dat zij den 22en Mei jl.
op het werk onder Kadzand in het openbaar tot Pieter-
nella Baas, huisvrouw van Jacobus Tournoois, beleedi
gend gezegd heeft dat zij „een h en „een dief" was.
Zij is schuldig verklaard 1° aan het uiten van smaad-
en scheldwoorden en beleedigende uitdrukkingen, welke
geenerlei telastlegging eener bepaalde en omschreven
daad, maar van een aangeduide ondeugd behelzen en
2" aan laster, en, met aanneming van verzachtende om
standigheden wat het tweede feit betreft, veroordeeld
tot eene geldboete van 8 en 14 dagen gevangenisstraf',
alsmede in de kosten.
Josephns de Bree, oud 13 jaren, wonende te Sluis,
was beklaagd dat hij den 19^ Mei jl., na Victoria dye
Lange en Rosalia de Roek eerst met kluiten te hebben
geworpen en daarover door eerstgenoemde, die hem bij
zijn oor greep, te zijn onderhouden uit kwaadheid
Victoria de Lauge moedwillig met een houweel in den
voet beeft gekapt, waardoor eene verwonding werd ver
oorzaakt die haar verplicht beeft veertien dagen thuis
te blijven. Volgens de getuigen zou het hoeweel op het