toe, pakte dien in den kraag en trachtte hem tegen den
muur te dringen. De Duitscher, niet verschrikt,
weerde zich dapper; weldra kregen beide strijders hulp
en de strijd nam in omvang toe. Spoedig was een groote
menigte menschen in de Langestrasze bijeen. Van alle
zijden vielen steenen op de soldaten en eindelijk werden
zij uit een huis door een oude vrouw met heet water
geworpen. Door den nood gedrongen maakten de solda
ten gebruik van hunne wapenen, stormden de huizen
binnen, waaruit voortdurend met steenen werd gegooid,
en namen de voornaamste schuldigen gevangen waar
mede natuurlijk enkele verwoestingenzooals van ven
sters, gepaard gingen. De schuldigen werden voor de
militaire overheid gebracht en de politie mengde zich
niet in de zaak. Den volgenden dag heerschte nog
groote spanning in de stad.
VerJtOopiügen en aanbestedingen.
Gisteren zijn te Vlissingen verkocht: 1°. Hetgezonken
Nederlandsch stoomschip Holyroad, liggende bij het
„leugenaars hootd" aldaar, voor f60.
2°. Een huis ea erve in de Korte Vlamingstraat,
T n°. 25, voor f 395.
3». dito in de Lange Vrouwenstraat, F n°. 107, voor
696.
4°. dito in de Lange Nieuwstraat, H n°. 251/252, voor
f 880.
5». dito in de Lange Nieuwstraat, H n°. 234, voor
f 1432.
6». dito in de Lange Noordstraat, E n°. 117, voor
1566.
7*. dito in de Scherminkelstraat, E n°. 31, voor f 1536.
Gisteren is te Grijpskerke te koop aangeboden een
huis en erve met tuin, verkocht voor 2000. 2°. Een per
ceel bouwland, groot 40 aren 15 centiaren, verkocht voor
821.
Thermometer stand.
27 Juni 'sav. 11 u. 51 gr.
28 'smorg.7u.58 gr.'smidd.lu. 64gr.'sav.6 u.61gr.
Staten-generaal.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Dinsdag 27 Juni. Aanneming der wet op de
consulaire rechtsmacht.
De discussiën omtrent sommige artikelen der wets-
voordracht tot regeling der bevoegdheid van de consu
laire ambtenaren en van de consulaire rechtsmacht
bepaalt zich tot onderwerpen van zuiver juridieken
aard, waaraan voornamelijk de heeren van Eek, van
Lijnden en Heemskerk Az. deelnemen. De regeering
hield, waar amendementen werden voorgesteld, hare
redactie vol, vooral op grond dat deze wet, in toepassing
gebracht wordende, grootendeels door de bestaande
Nederlandsche wetgeving zal moeten aangevuld worden.
Het wetsontwerp wordt aangenomen met 50 tegen
1 stem, die van den heer van Eek. Tot de volgende
zitting wordt de behandeling van het wetsontwerp op
de bieren en azijnen .erschoven nadat eindverslag was
uitgebracht over de huishoudelijke begrooting der
kamer.
De memorie van antwoord omtrent de tractaten met
Engeland wegens den afstand der kust van Guinea en
de toepassing van het tractaafc van 185S tusschen den
sultan van Siak en ons gouvernement gesloten, vangt
aan met eene beschouwing in het algemeen van onze
verhouding tot de verschillende Nederlandsche kolo
niale bezittingen. Daarbij wordt erkend dat Nederland
veel van zijn aanzien ontleent aan de Oost- en West-
Indische bezittingen, maar daartegenover staan ook
ernstige en kostbare verplichtingen jegens het moe
derland. Zoowel in Oost als West heeft te groote uit
breiding van ons gezag nadeelig gewerkt, en meer
kosten veroorzaakt dan in ons belang wenschelijk was.
Bij het vele dat hoognoodig moet gedaan worden voor
de handhaving van ons gezag op Sumatra, moest, in ver
band met de omstandigheden, wel het eerst het oog ge
vestigd worden op koloniën in We3t-Indië, als de kust
van Guinea, die aanleiding geven tot voortdurende
moeilijkhedenwelke ten nadeele van onzen handel en
ons bestuur moeten uitloopen. Het groote gewicht dat
de kust en dergelijke koloniën vroeger voor ons hadden
is daarenboven vervallen. Historische heriuneringen
mogen niet strekken om vroeger nuttige koloniën te
onderhouden ten koste van andere bezittingen wier
nut en voordeel ontwijfelbaar is. Bovendien stemmen de
handelingen van andere mogendheden teD aanzien van
bezittingen in Afrika niet ten gunste van het behoud
van koloniën in dat werelddeel. Beschouwingen uit een
nationaal oogpunt zijn dus in dit opzicht weinig afdoende.
Met betrekking tot het bezwaar tegen de opheffingen
onzer bescherming over de inboorlingen der kust wordt
opgemerkt dat het met die bescherming in vergelijking
van die over Oost-Indische eilanden uitgeoefend zeer
twijfelachtig is.
Wat aangaat de drijfveeren van Engeland bij de slui
ting van de tractatenmag niet ondersteld worden
dat iets anders bij die mogendheid heeft voorgezeten,
dan het verlangen tot vreedzame oplossing van moeilijk
heden. Gemengd bezit eeuer kolonie is allengs zoo meer
gebleken onhoudbaar te zijn en daarom is in verband
met de door Engeland gevolgde staatkunde, die in over
eenstemming is met de onze, ten aanzien der koloniën,
eene dergelijke oplossing wenschelijk.
Het tijdstip tot afstand van de kust wordt tevens gun
stig geoordeeld; van verbetering van den toestand aldaar
kan geen sprake meer zijn.
Wat de vergoeding betreft, deze strekt alleen voor
j bestaande werken. De schijn zelfs moest vermeden wor- J
den van een verkoop van onze bezittingen ter kuste.
Omtrent het tractaat met Engeland over onze verhou- j
ding op Sumatra, worden eenige inlichtingen gegeven
die aantoonen dat, ook voor exploitatie van de daar
aanwezige steenkolenmijnen, een betere en geregelder
toestand tegenover Engelsche autoriteiten en handelaars
moet worden in het leven geroepen.
Guitrttlatth.
Algemeen overzicht.
De berichten uit Parijs van gisteren luiden gunstig
voor de deelneming aan de nieuwe leening. Keeds Maan
dag meldden zich velen bij de mairiën aan, en des nachts
te 12 uren was de toevloed van kleine inschrijvers bijzon
der groot. Gisteren gedurende den ganschen dag ver
toonde zich een menigte inschrijvers aan het Palais de
1'Industrie,aan de verschillende mairiën, aan de ontvang
kantoren, in éen woord aan alle plaatsen, waar gelegen
heid tot inschrijving bestaat. Het volkomen welslagen
der leening schijnt verzekerd.
Het is alsof men het bulletin van een zieke leest en
inderdaad moet het gelukken dezer operatie Frankrijk
nader aan zijn herstel brengen. Ofschoon geen enkel
Franschman aan den goeden uitslag twijfelt en leTemps
reeds Zondag verklaarde, dat de geheele leeniug reeds
door de verschillende bankiers genomen was, blijft toch
de mogelijkheid op het niet gelukken nog bestaan. Dit
kan alleen het geval zijn, wanneer het overige Europa
Frankrijk's krediet wantrouwt. Tot dusverre heeft nog
van gcene zijde het krediet van Frankrijk onder deze
provisioncele regeeringernstig tegenkanting en bestrij
ding ondervonden, dan juist van Franschen zeiven van
zoogenaamde patriotten, die terwille hunner propaganda
aan den vooravond van de leening, waarvan het behoud
van Frankrijk afhangt, hun vaderland in diskrediet bren
gen. Deze vaderlandslievende mannen zijn een Magne,
een Dugué de la Fauconnerie en een Clément Duvernois,
die zich candidaat stellen voor de nationale vergade
ring, en die, om het keizerlijk régime te dienen, op de
oogenblikkelijke belangen van het vaderland volstrekt
geen acht slaan. „Wat moet er geschieden?" vraagt de
heer Duvernois. „Dit is de ware en zuivere quaestie.
Er moet eene regeering geconstitueerd worden, die
stand houdt, en Frankrijk moet gereorganiseerd wor
den. Velen meenen, dat Frankrijk eerst georganiseerd
moet worden en men er daarna aan denken moet
eene constitutie saam testellen. Ge weet ik ben juist
van een tegenovergesteld gevoelen. Ik geloof dat het
provisorium van nature niet geschikt en in staat is, om
aan de bestaande moeilijkheden het hoofd te bieden, om
dat de twee meest onontbeerlijke hoofdelementen daar
aan ontbreken: het financieel krediet en het politiek
prestige."
Natuurlijk kan volgens deze heeren niemand beide
elementen in Frankrijk beter herstellen dan de mandie i
Frankrijk's schuld met milliarden vermeerderde en met
Frankrijk's eer en prestige speelde. Napoleon kan over j
zijne dienaren tevreden zijn, want geen middel laten zij
ongebruikt, om de kansen huns meesters te vermeerde-
ren. Natuurlijk spelen de uitgesproken wil des volks 1
en het Napoleontische plebiscit een hoofdrol in hunne
redeneeringen en denken zij hiermede hun doel te be- j
reiken. De meeste kracht schenkt hun echter het arti- i
kei hunner politieke geloofsbelijdenis, waarbij zij in j
tegenstelling met het tegenwoordige gouvernement, de j
vaan van den vrijen handel opsteken. Niet on waarschijn
lijk is het, dat dit hen in enkele industriëele streken de
overwinning bij de verkiezingen zal doen wegdragen.
Gambetta heeft niet alleen de candidatuur te Parijs,
doch ook te Marseille aangenomen. In strijd met zijne
verklaring te Bordeaux afgelegd, dat hij geen deel wilde
uitmaken van deze nationale vergadering, heeft hij thans
uit San-Sebastiano geschreven„Ik ben steeds ten dien
ste van de democratie van Marseille wanneer zij mij
roept." Zonder twijfel zal de vurige patriot iu een der
beide ultra-republikeinsche steden het noodige aantal
stemmen verkrijgen.
De groote revue is niet op Vrijdag, doch op morgen
vastgesteld. De regeering geeft het plan niet op en
wenscht dit zoo spoedig mogelijk uitgevoerd te zien,
omdat verschillende soldaten onder de wapenen gehou
den worden slechts om aan de revue deel te nemen, en
daarna met onbepaald verlof naar hunne haardsteden
gezonden zullen worden. Het is daarom te hopen, dat
de plechtigheid eindelijk plaats zal hebben.
P.S. Naar men verneemt, was de Fransche leening
reeds gisteren avond meer dan vol teekend en
is daarom de inschrijving terstond gesloten.
Laatste berichten.
Versailles.
De heer Audiferet heeft in de nationale vergadering
medegedeeld, dat de commissie van enquête tot do ont
dekking is gekomen, dat een hooggeplaatst ambtenaar
het land bij het aankoopen van oorlogsmaterieel hevig
bedrogen heeft. Ook de Fransche consul te New-York
schijnt aan dit bedrog niet vreemd te zijn.
Florence.
De senaat heeft de wet op den St. Gotliard-spoorweg
aangenomen.
Madrid.
Er bestaat alle hoop, dat het ministerie zal aanblijven.
Berlijn.
De tweede en derde armee zijn ontbonden.
De ongeregeldheden te Madrid.
Op verschillende plaatsen is het Pius-feest aanleiding
geweest tot ongeregeldheden van meer of minder ernsti-
gen aard. Nergens echter hebben zij zulke gewichtige
gevolgen gehad als in Spanje, waar zij belangrijke maat
schappelijke schokken hebben veroorzaakt, door het
ontstaan van een kabinets-crisis na de hevige tooneelen
in de cortes.
De aanleiding tot die ongeregeldheden was eene motie
die op den 16eD Juni door de Carlisten werd voorgesteld,
luidende: „De vergadering verklaart, dat zij, zich ver-
eenigende met het algemeen gevoel, dat de katholieken
van Spanje en geheel de christenheid bezielt, met een
onbeschrijfelijk genoegen gezien heeft, dat de heilige
vader Pius IX, in weerwil van de ongehoorde vervol
ging, waaraan hij blootstaat als een slachtoffer van de
dwalingen en misdaden, waarover het mensehelijk ge
slacht zich heden ten dage moet bedroeven en die de
maatschappelijke orde ondermijnen, den 25eo verjaardag
van zijn roemrijk pontificaat mag vieren, en verklaart
dat de maatschappelijke orde slechts door onderwerping
aan het onfeilbare woord van den doorluchtigen stede
houder van Jezus Christus weer op vaste grondslagen
kan gevestigd worden."
Aan het hootd der voorstellers bevond zich de leider
der Carlistische partij Candido Nocedal, wiens zoon,
Ramon, de motie door eene rede zou steunen. Hij sprak
lang en gaf een geschiedkundig overzicht over het
katholicisme in ultramontaanschen zin zoodat hijdaar
hij niet zoo welsprekend is als zijn vader, niet alleen
zijn tegenstanders, maar ook de leden van zijn eigen
partij vermoeide en begon te vervelen.
Hij werd beantwoord door Sagosta, den minister van
binnenlandsche zaken, die verklaarde als katholiek wel
met den gelukwensch aan den paus te kunnen instem
men, maar niet met de geheele motie en vooral niet met
de daarvoor aangevoerde gronden. Hij kon Nocedal niet
volgen in zijne afkeuring van de nieuwere beschaving,
maar gaf daarentegen zijne ingenomenheid tegen het
moderne ultramontanisme niet onduidelijk te kennen,
waardoor de kerk de genegenheid van haar beste volge
lingen, als Hyancinthe en Lacordaire, had verloren.
Gedurende de rede van den minister heerschte groote
beweging en onrust op de banken der Carlisten, doch het
groote geweld brak eerst los toen het Carlistische lid
Canga Arguelles, afgevaardigde voor Castelloneenige
stukken uit de encycliek van 1 November 1870wenschte
voor te lezen. Zijne bedoeling daarmede was een aan
val op koning Amadeus, daar het bedoelde stuk tegen
diens vader, den koning van Italië, is gericht.
De minister van binnenlandsche zaken verklaarde zich
daar tegen, omdat volgens het reglement van orde slechts
parlementaire en officieele stukken mogen worden voor
gelezen, terwijl de encycliek niet als zoodanig was
erkend. Canga was hiermede niet tevreden, doch er
ontstond een algemeen gemor; men riep hem toe dat de