fcet kapitaal!' Thiers heeft haar ^enoim'f: „De dwinge
landij van den arbeid, die meent verlosser te zijn."
Picard heeft bevolen dat iedere gemeenschap tusschen
de Fransche leden der Internationale en de buitenland-
sche moesten worden verbroken.
„De burgerij die door beginselen van politie wordt
beheerscht, verbeeldt zjch, dat de Internationale een
geheime samenzwering is, waarvan het hoofdbestuur in
dit of dat land uitbarstingen beveelt. Onze vereeniging
echter is slechts een band die de meest ontwikkelde
arbeiders in de verschillende landen der beschaafde
wereld vereenigt. Het terrein waarop zij werkt is niet
anders dan de raoderne-maatschappij zelve; zij kan door
geen bloedbad, hoe groot ookworden vernietigd. Het
eenige middel dat de regeeringen kunnen toepassen
om haar te doen verdwijnen is, in de eerste plaats de
overheersching van het kapitaal over den arbeid te doen
eindigen."
Het slot luidt aldus: „Het Parijs der werklieden en
haar commune zullen altijd worden beschouwd als de voor-
loopers van een nieuwe maatschappij. Deze martelaren
zijn geplaatst op het altaar van het groote hart der werk
lieden. Door de geschiedenis zijn reeds hare verdelgers
op dat eeuwige schandbord vermeld, waarvan alle gebe
den der priesters hen niet kunnen afbidden.''
Belgische brieven.
Gent19 Juni.
Het feest ter gelegenheid van den 25e" verjaardag der
verheffing tot het pausdom van Pius IX heeft Vrijdag in
onze stad plaats gehad, zonder dat dit tot onlusten aan
leiding heeft gegeven. De katholieken onzer stad, en,
men moet het erkennen, het meerendeel der burgers,
hadden hunne huizen versierd en des avonds hunne
gevels verlicht. Dat de verlichting prachtig was mag
gezegd worden; vooral de huizen,der leiders van de
katholieke partij en de verschillende kringen dier partij
waren schoon verlicht.
De fakkeltocht die was aangekondigd heeft fiasco
gemaakt; niet dat er geen fakkels genoeg waren, neen,
maar de stad was zonder orde en degenen die er deel
aan namen behoorden tot de laagste volksklasse. Hun
woest geschreeuw en getier droegen er de duidelijkste
bewijzen van.
De optocht die des morgens plaats had was iets beter.
Ongeveer 200 zouaven, allen in uniform, gingen aan het
hoofd,daarop volgden de leden van de pauselijke instel
lingen en van den katholieken kring. Een seimoenwerd
in de hoofdkerk gehouden en een Te Denm gezongen,
waarna de zouaven terugkeerden naar hun lokaal, om
zich aan een maaltijd tegoed te doen,die hun werd aan
geboden. Op die maaltijd werd veel geroepen: „leve de
paus!'' en de zouaven die goed van wyn voorzien werden
liepen dat zij bereid waren weer naar Rome te trekken
om de paus op zijne troon to herstellen. Het ware
gemakkelijker geweest er hem op te houden, indien dit
mogelijk was, dan er hem nu weer op te brengen.
De serenade die des avonds aan den bisschop van
Gent werd gebracht, bij wien de pauselijke nuntius was
afgestapt, was eene charivari. Men hoorde bijna noch
muziek noch gezang, door het hevig fluiten en roepen;
overigens was de muziek die bij de serenaden ge
bruikt werd, van de slechtste die men hier heeft. In éen
woord, de versiering is bijna algemeen geweest. Daaruit
kan men echter niet opmaken dat de bevolking met de
principes der katholieken instemt, want het overgroot
gedeelte doet maar mede om zich geene vijanden op den
hals te halen en geene kalanten te verliezen; de personen
die uit overtuiging vierden waren in kleinen getale.
De verlichting met Bengaalsch vuur op het hoogste
van den toren der hoofdkerk, leverde een fraai gezicht op,
maar het vuurwerk dat werd afgestoken was onbedui
dend. De dwang die in de kleine plaatsen is uitgeoefend
geworden op de personen, om het feest mede te vieren, is
ongelooflijk. Van eenen anderen kant heeft men alles
ingespannen om hun die geene lampkens wilden branden
moeilijkheden aan te doen. De uitgever der Gazette van
Dendermonde, is van den kansel door de geestelijk
heid geschandvlekt geworden om de volgende dicht
regels die hij boven zijn deur geplaatst had:
«Vrij van. ijdcle koningspraal
Vaak gesteund door lood en staal,
Schittre Pius, hooggeacht,
In zijn kerkelijke macht!"
Die regelen hebben aan den uitgever van het blad
moeilijkheden opgeleverd, daar men eenige werklieden
had opgestookt voor zijne deur te schreeuwen en eene
demonstratie te houden, die gelukkig door de politie
verijdeld werd. Zooals men ziet is het wel een politiek
protest wat de geestelijkheid wil.
©n;c krstnfcl.
OORLOGS-LITTEKATUÜR.
I.
In het eelegerde Parijs. Herinneringen en indruk
ken, door F. Sarcev. Vertaald door W. A. Wolterink.
Dordrecht, J. P. Revers.
Toovi e/.ev uit dex oorlog van het jaar 1S70 door
Julius von "YVickede.Middelburg, II. A Boudewijnse.
De heer Sarcey, de geestige medewerker van de Gau-
loïs, is een volmaakt Franschman en Parijzenaar die de
groote stad liefheeft zooals alleen de inwoner, die be
kend is met al haar eigenaardige bekoorlijkheden maar
daarom niet blind is voor haar verleidelijke ondeugden
en gebreken, haar liefhebben kan. Vandaar dat aanlok
kelijke dat men in Sarcey's „Herinneringen en in
drukken" aantreft. Meermalen verklaart hij uitdrukkelijk
geen geschiedschrijver te willen zijn, maar alleen te
willen weergeven wat hij tijdens het beleg in Parijs heeft
waargenomen, en den indruk dien de gebeurtenissen op
hem maakten, en daardoor is hij in geen dorre betoogen
of onderzoekingen vervalleD.
Hij schetst op die onderhoudende levendige wijze
waardoor de Fransche journalisten zoozeer uitmunten
die aan een soms onbeduidend voorval, aan iets wat
anderen niet zouden opmerken, een gloed en leven weten
by te zetten, waardoor het jammer maar dat dit dik
wijls ten koste van de waarheid geschiedt al het
aantrekkelijke van een belangrijk feit krijgt. Bij al zijn
liefde voor Parijs en zijn eigenaardig karakter als
Parijsch journalist onderscheidt Sarcey zich boven vele
zijner collega's door een veel meer geopend oog voor de
gebreken van zijne omgeving, door een eerlijker erken
nen van de dwalingen en de fouten die in den oorlog
zijn begaandoor den moed om somtijds een hard oordcel
uit te spreken.
Sarcey teekent zijne lezers wat er omging in Parijs
sedert bet begin van den oorlog tot het sluiten der
capitulatie, hij Iaat hen deelen in die zee van gewaar
wordingen die het Parijsche leven beroerden, de haat,
de woede, de hoop, de angst, de blijdschap, de grie
vende smart, het vlijmend berouw, die in voortdurende
afwisseling de gemoederen in spanning hielden. De
eigenaardigheden van het Parijsche volkskarakter,
waarvan vooral de groote veerkracht en de zich steeds
herstellende goede luim de sprekendste zijn, leert
men in dit boekje kennen en waardeeren. Onder de
moeilijkste omstandigheden hebben de Parijzenaars
slechts zelden hun geestige vroolijkheid, hun aangebo
ren veerkracht verloren, en zich althans telkens spoedig
weder hersteld. Dat blijkt uit de wijze waarop zij de
verschillende tijdvakken en gebeurtenissen van het
beleg hebben doorleefd. Maar al te dikwijls echter ont
aardt die vroolijkheid in lichtzinnigheid, en Sarcey is
eerlijk genoeg omdat te doen uitkomen en er een af
keurend oordeel over uit te spreken.
"Wanneer de schrijver over „de barbaren uit het Noor
den, die Vandalenzonen" spreekt, komt de hevige haat
voor den dag dien ieder Parijzenaar voor de Dnitschers
gevoelt, en al doet het verstand ons het hoofd daarover
schudden; onwillekeurig wordt men aangetrokken door
die onuitputtelijke geestigheid die iedere handeling
der Dnitschers bespottelijk weet te maken en aan hunne
verklaringen en ernstige redeneeringen door tal van
bon mots het indrukwekkende weet te ontnemen.
De levendige Fransche schetsen in vloeiend Neder-
Duitsch weder te geven is altijd een moeilijke, dikwijls
een onmogelijke taak; de heer Wolterink zal dit onge
twijfeld ondervonden hebben. De vertaling toch, op
enkele plaatsen goed geslaagd, is in den regel niet
vloeiend, hier en daar met hinderlijke teilen, b. v. op
pag. 13 alwaar zij den schrijver den „weerstuit" in het
licht wil doen stellen, dien de groote gebeurtenissen op
de Parijsche bevolking uitoefende; op pag. 14 verwisse
len de Parijzenaars „om een niets van kaartje." Op
pag. 39 heerscht een merkwaardige verwarring omtrent
de nationale garde; het korps zelf en de leden worden
dooreengehaspeld, zoodat nu in het enkèlvoud van de
garde en dan in het meervoud van de soldaten wordt
gesproken: ^Maarschalk Mac-Mahon had er zich van
afgemaakt door ze naar Parijs terug te zenden; men had
haar te Saint Maur een kamp laten betrekken; maar
het schijnt wel dat zij het daar niet beter maakten."
Hier deugt noch getalnoch interpunctie. Op
pag. 103 leest men: „Er bleef tusschen de partijen
een overblijfsel der prikkelbaarheid, die, opgesloten
voor het oogenblikniet zou ophouden te werken en te
eeniger tijd opnieuw een uitweg te zoeken"; op pag. 111
„daarbij zal het over met eene maand aan vrij wat zaken
ontbreken"; op pag. 200 „ik zal maar een enkel versch
voorbeeld aanhalen," alsof 't een warm broodje was.
Op pag. 201 heet het: „'t was daags van den 5e« Janu
ari" op pag. 205 „bij bad nooit zooveel klanten in zijn
bais als sinds." Tal van andere zonden tegen taal en
stijl zal men misschien aan den corrector moeten wijten,
daar de correctie niet door den vertaler, zooals uit een
bericht blijkt, heeft plaats gebad.
Van de verschillende goede oorlogscorrespondenten der
Kölnische Zeitung, die de levendige schetsen van het
Duitsche 'krijgsmansleven hebben geleverd, welke met
zooveel genoegen werden gelezen, is zeker Julius von
Wickede de beste. Door en door krijgsman, wiens reukor
ganen niet liefelijkerkunnen worden aangedaan dan door
den kruitdamp,wienshartsneller envroolijker kloptonder
het donderen der kanonnen, de salvo's der geweren, de
kotnmando'sde signalen en het krijgsgewoelis hij
evenzeer een uitmuutend letterkundige die de pen niet
minder goed ban teert danhetzwaard.Deze eigenschappen,
gepaard aan een vurige liefde voor het Duitsche vaderland
en een warme vereering van dat groote zegevierende leger
dat ieder militair hart bewondering inboezemt, moes
ten hem wel tot een uitstekend Duitsch oorlogscorres
pondent maken.
Maar hij munt in nog een opzicht boven velen zijner
collega's uit, n. I. door zijn grondige kennis niet alleen
van de Fransche toestanden in het algemeen, maar ook
van het Fransche leger in het bijzonder. Als vrijwilliger
had hij den veldtocht in Algiers in het 4C regiment der
Afrikaanschejagers medegemaakt; in 1853 en 1854was
hij in het Fransche leger bij Varna; hij had dagen in
de kampen van Chalons en Lyon doorgebracht en de
kazernen van Parijs meermalen bezocht. Hij kende dus
de organisatie van het Fransche leger volkomen, even
zeer als de deugden en gebreken der soldaten; vandaar
de juiste waardering van den vijand, die men bij hem dik
wijls aantreft, en vandaar ook dat hij zelden in dien opge
blazen toon over hemspreekt als menig ander Duitscher.
Evenals keizer Wilhelm en ieder die door en door Duit
scher is, steltookvon Wickede een onbepaald vertrouwen
in den God der Duitsche legerscharen en bid diens
zegen af over de Duitsche wapenen ter vermeerdering
der Duitsche eenheid, doch daarbij is hijhoe hard hij
somtijds zich over de Franschen uitlaat, niet geheel
verblind voor de verkeerde handelingen der Duitsche
soldaten, welke hij meermalen sterk afkeurt. Innig ver
heugd over de groote voordeelen die behaald werden en
over de vernedering der Franschen veroordeelt hij te
harde vredesvoorwaarden en wil den vijand niet tot het
uiterste vernederen, van wiens veerkracht hij verwacht
dat hij spoedig zich zal herstellen van de hem toege
brachte slagen. Von Wickede oordeelt gunstiger over
de Franschen dan de meeste Duitschers, en van de Duit
sche dagblad-correspondenten is hij een der minst een
zijdige.
De vertaling is, voor zooverre wij uit de beide eerste
afleveringen kunnen oordeelen, over het algemeen goed
geslaagd. Slechts nu en dan stuit meu op een Duitsche
constructie, b. v. „Dat zijn flinke ruiters die ulanen, op
hunne voortreffelijke paarden;, altijd vroolijk en opge
wekt, vol vertrouwen op hunne rossen en op de scherpe
kling en de lans in hunne krachtige vuisten; dat moet
ieder dapper cavalerist in den oorlog ook zijn." Het veel
vuldig gebruik van bepalingen kenmerkt ook de Duit
sche afkomst. Een enkele maal vergist de vertaler zich
in 't geslacht door b. v. wijn en graad vrouwelijk te ma
ken, terwijl ook somtijdsde bedoeling van den schrijver
niet wordt wedergegeven door de al te woordelijke
vertaling.
Jrctijötnaen.
Gisteren is te Londen aangekomen het barkschip
Noordster, gezagv. B. H. Andreasseu. Schip en equi
page in goeden staat.
fjaniïflsbevii1)ten.
Graanmarkten enz.
Amsterdam, 21 Jui. Raapolie op 6 weken f 47|. Lijn
olie op 6 weken 34J.
Prijzen van effecten.
Amsterdam 21 Juni 1871.
Nederland. *Certific. Werkelijke schuld 2^- pet. 53^
*dito dito dito 3 62|
*dito dito dito 4 84
*Aand. Handelmaatschappij 4f
dito exploitatie Ned. staatssp.
België. *Certificat.en bij Rothschild 2=j-
Rusland. *Obligatiën 1798/1816 5 96-t
*Certific. adm. Hamburg5 67f
*dito Hope O. 1855, 6e serie 5 78|