MIDDELBURGSCHE
COURANT.
r 8i.
1871.
Dinsdag
4 April,
Otimmlanix
IIULPONOERWUZER.
De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen,
geven kennis dat vacant is de betrekking van
TWEEDEN HULPONDERWIJZER aan de
school voor lager onderwijs A, van den heer P. Fret,
op eene jaarwedde van f 375.
Sollicitanten worden verzocht zich zoo spoedig moge
lijk aan te melden met franco brieven bij den burge
meester.
Vlissingen, l April 187Ï.
Middelburg 3 April.
Bij het ter perse leggen van dit nommer vernemen wij
met de meeste zekerheid dat heden alle tusscken het
ministerie van binnenlandschp zaken en ambachtsheeren
van 's-Heer Arendskerke bestaan hebbende bezwaren
met betrekking tot. voor den spoorweg benoodigae
gronden in het Sloe en het Schengen zijn vereffend,
waardoor thans alle vrees voor vertraging der werk
zaamheden voor de afdamming van het Sloe lean worden
opgegeven.
Naar wij vernemen is 11. Zaterdag te Goes weder eene
vergadering gehouden van ambachtsheeren van 's-Heer-
Arendskerke. Daarin is een besluit genomen waardoor
eene reeds al te lang onafgedaan gebleven zaak een
stap nader tot hare beslissing is gekomen.
Gelijk bekend is, zijn sedert geruimen tijd onderhan
delingen gevoerd tusschen het bestuur der domeinen en
commissarissen dezer ambachtsheeren betrekkelijk het
overnemen door den staat (behalve van een gedeelte
der schorren in het Schengen) van aide in het Sloe
gelegene of zich later te vormen aanwassen, waarop
genoemde corporatie rechten zou kunnen doen gelden.
Het bedrag van den koopprijs bleef lang een punt van
ernstig verschil, maar de Zaterdag gehouden vergade
ring heeft zich vereenigd met het door het departement
van financiën gedaan aanbod van f 185,000.
Men mag nu met allen grond verwachten dat binnen
zeer weinige dagen een wetsontwerp tot bekrachtiging
der aangegane overeenkomst bij de tweede kamer zal
worden ingediend.
In de zitting der eerste kamer van heden was aan de
orde hoofdstuk II der Oost-Indische begrooting, dat
vooral om de hervorming van het Preanger-stelsel werd
bestreden door de heeren Hartsen, Messchert van Vollen
hoven en RahuseD, daarentegen werd verdedigd door de
heeren van Bylandt, Duymaer van Twist en Fransen
van de Putte. De heeren van der Lek de Clercq en
Cremers, die in de vorige zitting tot de afstemmers van
het hoofdstuk behoorden, schaarden zich thans onder
hen die er zich vóór verklaarden.
De gemeenteraad alhier zal op Woensdag a., des na
middags te half twee uur, een openbare zitting houden,
ter behandeling der volgende zakenmissive schutters
raad, rekening der schutterij over 1870; missive bestuur
godshuizen, comptabiliteit 1870; voorstel burgemeester
en wethouders onderhandsche verhuring; benoeming
leden stembureauidem voorzitter commissie middelbaar
onderwijs; vaststelling staten restitutie en oninbare
posten plaatselijke directe belasting 1870; concept-ver
ordening j ensioen en wachtgeld gemeente-ambtenaren;
rapporten commissie fabricage: a Seis-binnenbrug, b op
halen vuilnis enz.
De in de vergadering van den Goeschen gemeente
raad van 28 Maart jl. benoemde leden voor het bestuur
van het burgerlijk armbestuur aldaar, de heeren uw.
J. L. M. Liebert, F. van Heel, C. E. Massée, mr. P.
van der Meer Mohr en D. M. Molijn, hebben bij mis
sive te kennen gegeven die benoeming niet aan te
nemen, en zal voor die vacaturen in eene a. Woens
dag te houden raadszitting worden overgegaan tot
de benoeming.
Benoemingen en besluiten.
ridderorden. Benoemd tot ridder der orde van den
Nedeilandschen leeuw de luitenant ter zee le klasse
P. J. Rosenwald.
Marine en leger.
De adelborst le klasse C. N. A. de Groot Stiffry wordt
met den 11C[> dezer geplaatst op Zp. Ms. wachtschip te
Willemsoord.
Gemengde Berichten.
Het cijfer der te Utrecht in de week van 26 Maart
tot 2 April door pokziekte aangetasten bedroeg 60 en
dat der daaraan overledenen 86. Volgens het Utrechtsch
dagblad bestaat echter zeer groote waarschijnlijkheid
dat er veel meer pokzieken zijn dan aangegeven worden.
In den Haag werden in de week van 19 tot 25 Maart
'"-aangegeven 119 poklijders en 49 aan die ziekte over
ledenen. In de week van v 26 Maart tot 1 April be
droegen die cijfers 67 en 27.
De prins von Wied is eergisteren met gevolg
in den Haag aangekomen en heeft zich terstond naar
het Huis de Pauw begeven.
Aangeblazen door een hevigen wind, is te Mep.
pel eergisteren omstreeks 12 uren in den nacht een
brand uitgebarsten, die drie perceelen in de asch heeft
gelegd. Te 2 uren na middernacht was men den brand
meester.
Yerkoopingen en aanbestedingen.
Te Domburg heeft de vorige week de openbare aan.
besteding plaats gehad van het inrichten van de voor
malige weeffabriek tot woningen. Het werk is door
burgemeester en wethouders toegestaan aan A. Geldhof,
t immerman te Middelburg, voor f 1614.
Gemeenteraad van Tiissingen.
Zitting van Vrijdag 31 Maart.
Vervolg
Aan de orde is het in de vorige zitting door den heer
Callenfels gedane voorstel tot afschaffing der broodzet-
ting.
Hoewel het al of niet wenschelijke van die afschaffing
in de vorige zitting reeds eenigszins is besproken, voert
de heer Callenfels, als voorsteller der afschaffing, nil deze
zaak ter afdoening aan de orde is, daarover nogmaals het
woord. Uit de notulen is hem gebleken wat omtrent
deze zelfde aangelegenheid vroeger in dezen raad is
verhandeld. In 1854 is de broodzetting te Vlissingen
met algemeene stemmen afgeschaft en in 1857 met 8
tegen 2 stemmen weder ingevoerd. De gronden daarvoor
waren dat men meer verwachting had gehad van de
vrije concurrentie, terwijl de ondervinding had doen
zien dat de prijzen van het brood steeds bij eiken bakker
dezelfde waren en daarenboven, naar het scheen, die
prijzen niet altijd en ook toen niet in geregelde verhou
ding waren tot de prijzen der granen. Wat men dus met
de afschaffing beoogd had, verschil van prijzen bij de
verkoopers was niet bereikt, maar of de boedanigheid,
de deugdzaamheid van het brood mede overal gelijkstond
werd in het midden gelaten. Dat die prijzen te hoog wa
ren gesteld kan hij uit de motieven van het voorstel niet
aannemen, althans de uitdrukking dat het scheen
schijnen is geen blijken, zegt spreker— dat de broodprijs
niet altijd dus in den re-gel wel in verhouding
stond met de graanmarkt, is zeer flauw, zeer twijfelach
tig. Zijns inziens is dus het resultaat der afschaffing
geweest, dat de zetting onnoodig is. Een der leden,,
ofschoon nu tot het behoud gestemd, was dan ook, op
grond dier ervaring, in 1857 tegen de wederinvoering
der broodzetting, welke hij ook in beginsel in 1854 bad
afgekeurd. Theorie eu praktijk hadden dat lid destijds
het niet-gewenschte en evenmin noodzakelijke eener
broodzetting doen zien. En wat nu, vraagt spreker, in
1857 bleek onnoodig te zijn, is daaraan dan in 1871 be
hoefte? Leven wij dan in een tijd van achteruitgang?
Is de communicatie verminderd? Is het getal bakkers
verminderd? Zijn er zoo weinig dat men kan zeggen dat
ze een monopolio vestigen Is de consumtie minder
geworden Al deze vragen moeten, naar hij meent,
ontkennend beantwoord worden. Ja zelfs gelooft hij
dat met het behouden der broodzetting den bakkers een
dienst wordt bewezen, dat deze zich gaarne den prijs
zien vastgesteld, en dat zij zich veilig achter dat maximum
verschuilen en de verantwoording daarvoor op bet dage-
lijksch bestuur stellen. Ieder maakt gaarne zooveel hij
kan van zijn waar, en wordt hem eene som als het ware
aangeboden, dan neemt hij die aan en wijkt niet licht af
van hetgeen, vooral wettelijk geconstateerde, billijkheid
hem toeschikt, maar verliest daardoor wellicht mensch-
lievendheid en gaarne eigen berekening uit bet oog.
Bij de groote consumtie van brood die thans plaats
heeft in en op het grondgebied van Vlissingen, kan men
de bakkers zeiven vrij den prijs laten regelen, zonder
zich aan prijs of soort, gebonden te achten; de vrije con
currentie zal niet uitblijven, volgens spreker. Vergist
hij zich niet, dan hebben ook de bakkers na de afschaf
fing der zetting zeiven hun verlangen te kennen gegeven,
om die weder ingevoerd te zien.
Tegen de afschaffing is aangevoerd de toestand van
isolement van dit eiland, maar spreker meent dat, als
men het groot aantal bakkers in Vlissingen en op Wal
cheren nagaat, de concurrentie voldoende is, hoezeer
deze meening zeker steeds subjectief blijft. Er bestaat
toch zooveel handel in andere waren waarin minder con
currentie is, en zijn deze zoo buitengewoon in prijs of
hooger gesteld dan elders? Of zijn de bakkers een bij
zonder soort van menschen, die te zamen als Óen geheel
te beschouwen zijn? Nu, bij de broodzetting wellicht
wel, maar na de afschaffing, naar hij zich vleit, zeker
niet. Is de toestand van isolement niet merkbaar op
andere zaken, hij kan ook niet voor den handel in brood
worden aangenomen.
Ook de te Vlissingen nog bestaande belasting op het
gemaal wordt tegen die afschaffing als bezwaar aange
geven. Spreker wil echter de gunst van die belasting'
nog bij uitzondering te mogen heffen niet misbruikt zien
om door hetgeen tegen de wet is toegestaan een anderen
toestand in het leven te willen houden, die geheel buiten
den geest en de billijke eischen des tijds is. Daarenbo
ven zijn de formaliteiten van deze belasting voor de
belanghebbenden niet zoo bezwarend.
Mocht zijne zienswijze ten opzichte der bakkers
waarvan hij betere verwachting koestert en mitsdien
ten opzichte der zaak schipbreuk lijden, dan zullen zijns
inziens óf de verschillende individus, voor wie de zet
ting alleen mag gesteld worden, zich evenals ten platten
lande, hetzij geheel buiten de bakkers om brood ver
schaffen dat in gehalte en prijs ruim tegen dat koop-
of wiukelbrood kan opwegen, hetzij hun meel geheel
bereid tot bakking den bakker aanbieden; óf'zullen
particulieren zich de zaak aantrekken en concurrentie
doen ontstaan; óf zon, als laatste middel ofschoon hij
overigens alle handel aan particuliere industrie vvenschfc
over te laten de gemeente zichdezaak, evenals elders,
behooren aan te trekken, door oprichting eener brood
fabriek van hare zijde.
Naar sprekers oordeel is de broodzetting in dezen tijd
voor de gemeente Vlissingen onnut, schadelijk en onge
oorloofd. De prijs van het brood behoort als iedere waar
geregeld te worden door de natuurlijke regelen van
aanbod en navraag; voor Vlissingen zijn geen omstan
digheden aanwezig waardoor die natuurlijke loop van
zaken wordt gestremd. In zeer buitengewone omstan
digheden slechts kan het openbaar gezag geroepen wor
den om zich in te laten met vaststelling van den prijs
der levensmiddelen, maar het bestaan van die omstan
digheden moet dan duidelijk aan het licht komen.
De heer Pot voert mede het woord, geens
zins, naar hij zegt, om als verdediger op te treden vau
eenige personen, maar om zich in oppositie te stellen
tegen de zaak in qnaestie die, evenals zoovele andere
bepalingen, de vrije handelsbeweging ten nadeele vau
het algemeen belemmert. Hij noemt het een treurige,
over 'talgemeen weinig erkende, maar desniettegen
staande onomstootelijke waarheid waarvan men in
Vlissingen nog zeer onlangs een sprekend bewijs heeft
gezien dat men in ons vaderland onder hen die in
hoogere of lagere besturen werkzaam zijn, maar al te
weinig mannen vindt die genoeg op de hoogte zijn om
tot de overtuiging te komen dat handel en nijver
heid, die zenuwen van iedei'en staat, vooral voor ons
land de eenige bronnen van welvaart zijn, waardoor de
ingezetenen worden in staat gesteld om te voorzien zoo
wel in hunne eigene behoetten als in die van de schat
kist des rijks of der gemeente. Men is er integendeel
veelal alleen op bedacht om slechts zooveel mogelijk
geld op te zamelen waar dit voorhanden is, in plaats van
mede te werken om het meer in circulatie te brengen
door toepassing van den milden geest der wet, in plaats
van hare doode letter, en alle mogelijke vrijzinnigheid
tegenover den handel te betoonen.
Verder doet spreker uitkomen, dat vrije en onbelem
merde handel welvaart geeft, ën hoe welvarender de
ingezetenen zijn, des te ruimer de verteringen en ook
de opbrengsten der belastingen, terwijl de arbeidende