moeten beginnen met althans óen mannen- en éen vrou wen-vertrek in gereedheid te brengen. Dit laatste ligt ook, volgens den heer Verbrugge, in den tekst van den brief van het bestuur der godshuizen. De heer Lambrechtsen van Ritthem repliceert, dat naar zijne meening de mogelijkheid bestond, om ook zon der geld althans een enkele kamer zoo noodig gereed te maken. De heer Rekker is het niet eens met den heer van Visvliet en acht het onnoodig om reeds nu gelden uit te geven. Het gevraagde krediet strekt alleen voor mogelijk later te ontstane behoefte. De heer van Visvliet merkt voorts op dat, wanneer het krediet wordt verleend niet aan het bestuur der godshuizen, maar aan burgemeester en wethouders, ge noemd bestuur met laatstgenoemden altijd in overleg kan treden. De heer Dobbelaer de Wind ontvangt van den voor zitter een bevestigend antwoord op zijne vraag, of het niet de bedoeling is om de vier in het gasthuis aan wezige kamers voor particulieren niet voor poklijders af te staan De heer Fokker is het eens met den heer Lambrecht sen van Ritthem en wil ook met de uitgaaf wachten tot dat de noodzakelijkheid daartoe is ontstaan. De heer Mathon vraagt, of burgemeester en wethouders zeiven ook met den inspecteur voor het geneeskundig staatstoezicht in overleg zijn getreden, en zoo ja, of zij meenen dat, bij aanneming van het gedane voorstel, door den te nemen maatregel voldoende in de eerste behoeften zal kunnen voorzien worden? Hierop antwoordde de voorzitter dat burgemeester en wethouders ook hunnerzijds het advies hebben inge wonnen van den inspecteur, die gezegd heeft dat 43 bed den in bet gasthuis voldoende zijn om een mogelijke epidemie af te wachten. Tevens deelt de voorzitter mede, dat burgemeester en wethouders bereids ook pogingen hebben aangewend tot het verkrijgen van lokalen ter verpleging van poklijders. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel met algemeene stemmen aangenomen. In de voorlaatste zitting is een rapport ingekomen van den luitenant der infanterie jonkheer van Rei gersberg Yersluijs en den gemeentebouwmeester alhier, betreffende het hun opgedragen onderzoek omtrent de herstelling van de schietbaan, en tevens ter beraming van middelen om de schietopeningen in de traversen, die bij den aanleg gemaakt zijn om op éene schijf te vuren, geschikt te maken tot het schieten op drie schij ven. De kosten daarvan zouden bedragen f 4C0, doch indien men het houtwerk mocht willen creosoteeren, zouden die kosten 120 hooger worden. Het voorstel van burgemeester en wethouders strekte toen, om de uitgaaf van f 400 goed te keuren, doch het houtwerk niet te creosoteeren. Dit voorstel is toen gesteld in handen der commissie van fabricage, die zich, blijkens mededeeling van den voorzitter met het gevoe len van burgemeester en wethouders beeft vereenigd, en de uitgaaf voor creosoteeren, als zijnde niet noodza kelijk, ontraadt. De voorzitter stelt alsnu voor, om zich met de voordracht van burgemeester en wethouders te vereenigen, waartoe zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. Namens burgemeester en wethouders worden overge legd de staten van restitutie en oninbare posten van de plaatselijke directe belasting op de inkomsten over 1870, welke gesteld worden in handen der commissie voor die belasting. Yoor deleden worden ter inzage gelegd de ingekomen jaarverslagen over 1870 van de plaatselijke schoolcom missie, het burgerlijk armbestuur, het bestuur der spaar bank en het bestuur van het Rotterdamsch leeskabinet, Blijkens mededeeling van den voorzitter heeft de financieele commissie geene bedenkingen tegen de in hare handen gestelde begrooting der commissie van beheer over de concertzaal, zoodat burgemeester en wet houders adviseeren tot goedkeuring daarvan. Dien overeenkomstig wordt besloten. Aan de orde is het in de voorlaatste zitting aange houden voorstel van burgemeester en wethouders, om ten behoeve eener hierop te richten ambachtsschool een jaarlijksche toelage van f 100 te verleeneD, benevens kosteloos vuur en licht, waarvan do kosten op/150 wor den geraamd. De heer van Eekelen herinnert dat in de voorlaatste zitting op zijn voorstel besloten is deze zaak aan te hou den. Hij heeft zich dien tijd ten nutte gemaakt om een onderzoek in te stellen, en het is hem gebleken dat de oprichting eener ambachtschool een zeer belangrijke zaak is. Desniettegenstaande aarzelt hij echter niet, om zich tegen het voorstel van burgemeester en wethouders te verklaren, en wel om dezelfde redenen als door de hoeren Snijders en Dobbelaer de Wind in de voorlaatste zitting zijn aangevoerd tegen het voorstel betreffende de naai- en breiscbool voor behoeftige kinderen. Hij is tegen het stelsel van subsidieeren en wijst op de vreemde houding die de raad aanneemt door aan de een zijde dit stelsel toe te passen en aan den anderen kant adressen bij de regeering in te dienen, gegrond op den ongnnsti- gen financieelen toestand der gemeente. De heer Dobbelaer de Wind vereenigt zich met het gevoelen van den heer van Eekelen en is eveneens tegen het voorstel. Ook meent hij gelezen te hebben dat de commissie voor de ambachtsschool het voornemen heeft zich om ondersteuning te wenden tot de ingezetenen en bijzondere instellingen, zoodat vooralsnog de behoefte aan de voorgestelde bijdrage van gemeentewege niet bestaat. De heer Sifflé zegt dat hij wel gestemd heeft vóór een gelijksoortig voorstel ten aanzien der naai- en breischool, omdat het gold de instandhouding eener bestaande in richting. Hier echter betreft het een nieuwe, nog in het leven te roepen inrichting, en zal hij dus tegen het voor stel stemmen. De heer Dronkers wil niets afdingen op de goede bedoelingen der aanvragers, maar vindt geen vrijheid om zijne stem aan het voorstel van burgemeester en wet houders te geven. De verplichtingen nagaande die reeds op de gemeente rusten en lettende op do verder noodige aanzienlijke uitgaven, acht hij zich niet gerechtigd, om de gemeente met nieuwe verplichtingen te bezwaren. De heer Lambrechtsen van Ritthem releveert dat hij zich vergist heeft, daar hij heeft gemeend dat de voor gestelde toelage 100 en de te vergoeden kosten voor vuur en licht slechts f 50 bedroegen. Thans blijkt hem dat dit laatste cijfer 150 bedraagt. Tegen de subsidie van f 100 zou hij geen bezwaar hebben, omdat ook aan de vroegere teeken-academie eene toelage werd verleend. Bij de oprichting der burger-avondschool heeft men ge meend de teeken-academie te kunnen missen en deze opgeheven, doch het is gebleken dat daardoor weder eene behoefte is ontstaan, waarin behoort te worden voorzien. Daarom is hij vóór het vcrleenen der voorge dragen subsidie van 100. Hij is echter tegen het ver strekken van kosteloos vuur en licht, en begrijpt niet hoe men daarvoor tot een cijfer van 150 gekomen is. De heer Fokker zegt dat het nu behandeld wordende onderwerp voor de industrie zeer gewichtig is. De am bachtsschool zal de vroegere industrieschool, die bij de invoering der nieuwe wet op het onderwijs vervallen is; vervangen. Evenzoo is de teeken academie vervangen door de burger-avoadschool, die echter blijkt niet geheel te voldoen aan de behoeften van den ambachtsstand. Door de oprichting van eene ambachtsschool zal aan die behoeften meer worden tegemoetgekomen. Het voorstel geldt een zeer nuttige zaak, te nuttig ora daarvoor een kleine uitgaaf te ontzien, zoodat hij vóór het voorstel stemmen zal. De heer de Jonge verklaart dat hij met genoegen heeft gehoord hetgeen door den heer Fokker is aangevoerd, hetwelk hij volkomen beaamt. De burgeravondschool werpt belaas niet de verwachte vruchten af. Men wil trachten daarvan tegemoet te komen door de oprichting eener ambachtschool. Wellicht zou het op den weg dei- gemeente liggen, om die school geheel voor hare reke ning te nemen. Nu echter willen particulieren trachten die school in het leven te roepen en wordt slechts een kleineondersteuiiingvandegemeente verlaijgd.|Hij dringt op het verleenen dier ondersteuning aan. Volgens een voor hem liggende begrooting worden, na de toegezegde subsidie van f 100 door het bestuur der teeken-academie en de vrije beschikking barer lokalen, nog 327.50 voor de oprichting der school vereischt, behalve vuur en licht en het is te vreezen dat men die som niet van particu lieren alleen zal kunnen krijgenen mocht dit al het ge val zijn, dan valt op zoodanige particuliere bijdragen in den regel weinig te rekenen, daar zij meestal van lie- verleden vermindereu of ophouden. Wat voorts het vuur en licht betreft, merkt hij op dat daarvoor geen geld wordt gevraagd, maar alleen het kosteloos verstrekken daarvan. De heer Snouck Hurgronje stemt toe dat het hier geen verplichte uitgaaf geldt, maar dit is zijns inziens geen reden tot verwerping van het voorstel, want had de ge meente zich alleen tot verplichte uitgaven te bepalen, dan zou het budget der gemeente zeker een belangrijke reductie ondergaan. Het betreft hier evenwel een hoogst belangrijke zaak, waardoor het nut der burgeravond school meer zal bevorderd worden. Hij gelooft dat het op den weg van den raad ligt de voorgestelde toelage to verleenen en beschouwt dit als eene weldaad voor die klasse van ingezetenen, waarvoor de op te richten school bestemd is. Op de vraag van den heer van Visvlietwelke som door particulieren zal worden bijgedragen antwoordt do heer de Jonge, dat daaromtrent nog geen stappen zijn gedaanmochthet echter blijken dat de ingezetenen niet tot de noodige medewerking bereid zijn, dan ver valt de geheele zaak en wordt dus ook geen gebruik gemaakt van de, bij aanneming van het voorstel, door de gemeente te verleenen bijdrage. De heer Verbrugge is bet eens met den heer Snouck Hurgronje, dat men hier uitsluitend het nut, hetwelk uit do oprichting der school voor de gemeente zal voort vloeien, als punt van uitgang bij de beoordeeling \an het voorstel nemen moet, en hij verklaart zich op dien grond voor het voorstel. De heer Luteyn stemt zoowel met de voorstanders als met de bestrijders van het voorstel grootendeels in. Hij erkent het nut der op te richten school, maar heeft be zwaar tegen het verleenen van subsidie. Daarentegen is hij vóór het toestaan van kosteloos vuur en licht. Hij wenscht daarom het voorstel te splitsen. De voorzitter verklaart zich namens burgemeester en wethouders tot die splitsing bereid. De heer Mathon zegt dat de zaak moeilijker voor hem geworden is. Hij had aan het geheele voorstel zijne stem willen geven, op grond van het nut der zaak. Evenwel zou hij liever hebben gezien dat de gemeente alleen dan ondersteuning zou verleenen als de pogingen bij de bur gerij onvoldoende waren gebleken. Door de toelage van gemeentewege te verzekeren zon de gemeente echter voorgaan, en hierdoor zou allicht de goede gezindheid bij de ingezetenen worden tegengehouden. Hij stelt daarom voor de beslissing aan te houden, en nadat een beroep op de particuliere medewerking zal zijn gedaan een nader voorstel in te wachten tot voorziening in het dan bestaande tekort. De heer Rekker verklaart dat hij volkomen instemt met het aangevoerde door den heer Mathon. De voorzitter merkt op, dat het moeilijk is het voor stel van den heer Mathon zooals dit is geformuleerd iu stemming te brengen. Wil die heer echter voorstellen, om de zaak aan te houden tot een volgende zitting, op dat burgemeester en wethouders zich nader schriftelijk tot de commissie wenden, of wel deze uit het verslag der raadszitting in de dagbladen van het geuite verlangen kennis krijge, dan wil hij zoodanig voorstel aan de be slissing der vergadering onderwerpen. De beer Mathon antwoordt, dat hij zich alsnu bepaalt tot het voorstel om de zaak tot de volgende zitting aan te houden. De heer Snouck Hurgronje erkent de juistheid vau het geopperde bezwaar en stelt daarom voor, aan de com missie voor de ambachtsschool te kennen te geven, dat de raad niet ongenegen is zijne ondersteuning aan die school te verleenen, doch verlangt dat eerst blijke in hoever de ingezetenen bereid zijn daaraan hunne mede werking te schenken. De heer Sifflé vereenigt zich met dit voorstel, doch zonder de daarin vervatte verzekering van ^e gezind heid van den raad tot medewerking. De heer van Eekelen is het eens met den heer Sifflé, daar door het geven van die verzekering de geheele zaak wordt gepraejudicieerd. De heer Snouck Hurgronje merkt op dat hij zeer goed begrepen heeft dat de tegenstanders quand-même tegen dit voorstel zouden zijn, maar hij dit alleen heelt gedaan ora tegemoet te komen aan de bezwaren van hen, die in beginsel gunstig voor deze zaak gestemd zijn. Het voorstel van den heer Snouck Hurgronje wordt, na behoorlijk ondersteund te zijn, in stemming gebracht en aangenomen met 9 tegen 4 stemmen. Tegen stemden de heeren van Eekelen, Sifflé, Luteijn en Dronkers. Namens burgemeester en wethouders legt de voor zitter voor de leden ter inzage een gewijzigde concept verordening op het verleenen van pensioen en wacht geld aan gemeente-ambtenaren en bedienden, waarna de zitting wordt gesloten. GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 6