BIJVOEGSEL VAN DE MIDDELBURGSCHE COÜBANT.
Vrijdag 24 Maart 1871. No. 72.
Gemeenteraad van Middelburg.
Zitting van Woensdag 22 Maart. Mededeeliug afwezige
leden; resumtie notulen; missives gedeputeerde staten;
beschikking minister op adres betreffende financiewezen
dezer gemeente; ontslag jonkheer m<\ Schorer als lid
bestuur godshuizen en plaatselijke schoolcommissie; adres
Wolterbeek van Baggeu comp.; reglement van orde
kamer van koophandel en fabrieken; wetsvoorstel stoom
vaart Amerika; krediet herstel en schoonmaken riolen;
idem maatregelen bij mogelijke pokken-epidemie; beslis
sing voorstel herstelling schietbaan; staten restitutie enz.
plaatselijke direöte belasting inkomsteningekomen jaar
verslagen; vaststelling begrooting concertzaal; behande
ling voorstel toelage ambachtsschool; overlegging gewij
zigde verordening pensioenfonds gemeente-ambtenaren.
Voorzitter de heer Schorer.
Afwezig de heeren Bijleveld van Serooskerke, van
Diggelen en Snijders. Later komen de heeren Snouek
Hurgronje en Luteijn.
De voorzitter deelt mede dat bericht van verhindering
tot het bijwonen dezer zitting is ingekomen van de
heeren van Diggelen en Snijders, alsmede dat de heer
Bijleveld van Serooskerke wegens uitlandigheid afwezig
is. Deze mededeeling wordt voor kennisgeving aange
nomen.
De notulen van het verhandelde in de zittingen van 1
en 8 dezer worden gelezen en goedgekeurd.
Voor kennisgeving worden aangenomen drie missives
van gedeputeerde stsiten, houdende goedkeuring van
even zooveel raadsbesluitentot beschikking over den
post voor onvoorziene uitgaven op de gemeentebegroo-
ting voor 1871, tot onderhandsche verhuring van eenige
gemeentegebouwen en tot af- en overschrijving op de
hegrooting der schutterij voor 1870.
Wordt gelezen de ingekomen beschikking van den
minister van staat en van binnenlandsche zaken, gedag-
teekend 13 Maart jl., op het adres van den raad betref
fende het financiewezen dezer gemeente (zie het verslag
der zitting van l Maart jl. in het bijvoegsel der courant
van 4 Maart.)
Deze beschikking luidt als volgt:
„De minister van staat en van binnenlandsche zaken,
„Gezien het adres van den raad der gemeente Middel
burg dd. 1 Maart 1871, verzoekende op de daarbij aan
gegeven gronden, door herziening der onder dagteeke-
ning van 23 Februari 1866 met het rijk aangegane
verbintenis, ontheffing van een deel der daarbij overeen
gekomen jaarlijksehe uitLeering of uitvoering voor
rijks-rekening van de werken in de gemeente, die als
een onmiddellijk gevolg der spoorweg- en kanaalwerken
op Walcheren kunnen aangemerkt worden;
„Geeft aan den raad te kennen:
„dat de bedoelde verbintenissen door de gemeente
vrijwillig aangeboden en aangegaan zijn, tot bevordering
van het sedert ondernomen plan voor de door Zeeland
zoozeer gewenschte kanaal- en spoorwegwerken
„dat van rijkswege, ook voor de belangen der gemeente
Middelburg, zeer ruime uitvoering is en wordt gegeven
aan het toen in algemeene trekken voorgenomen plan;
„dat aan de gemeente uitstel der jaarlijksche uitkee-
ringen tot 2 jaren na den dag van opening van het nieuwe
kanaal gegund is, niettegenstaande zij reeds veel vroe
ger ontheven werd van uitgaven voor het onderhoud der
haven, tot ruim het voor die uitkeeringen bedoelde
bedrag:
„dat maatregelen, in het algemeen landsbelang veror
dend, als ontmanteling van vestingen en grondslagen
voor de plaatselijke belastingen, niet als redenen kunnen
gelden, om van vroeger aangegane verbintenissen te
worden ontheven;
„dat de ontmanteling van de vesting Ylissingen niet
van invloed is geweest op den omvang der werken, die
aldaar thans worden aangelegd;
„dat de aanleg van het kanaal langs Veere voor de
belangen van Middelburg geen nadeel kan opleveren?
zoodat vanwege de gemeente, toen daartoe de gelegen
heid werd opengesteld, dan ook tegen dat plan geen
bedenkingen werden kenbaar gemaakt;
„dat de veranderingen, door veranderde toestanden
voor gemeentewerken gevorderd, ook niet onvoorzien
kunnen heeten, maar bij het aangaan der verbintenis
volkomen bekend waren:
„dat derhalve in de aangevoerde redenen geen grond
kan zijn, om, nu de vroeger door de gemeente zoo vurig
gewenschte werken hunne voltooiing naderen, en dooi
den staat ruime uitvoering aan gedane toezeggingen is
gegeven, de gemeente van daarvoor vrijwillig aangebo
den bijdragen te ontheffen, die daarenboven eerst over
drie of vier jaren verschuldigd zijn.
„'s-Gravenhage, 13 Maart 1871.
„(Get.) Thorbecke."
Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt
besloten, om de discussie over deze beschikking, zoo
men die mocht wenschen te voeren, aan te honden totdat
antwoord zal zijn ontvangen op den brief aan gedepu
teerde staten van Zeeland (zie het verslag der zitting
van 21 Januari jl. in het bijvoegsel der courant van 24
Januari).
Wordt gelezen een adres van jonkheer mr. J. W. M.
Schorer, houdende verzoek om, tengevolge zijner benoe
ming tot burgemeester dezer gemeente, ontslagen te
worden als lid van het bestuur der godshuizen en van de
plaatselijke schoolcommissie.
De voorzitter stelt voor, het gevraagd ontslag te ver-
leenen.
De heer Rekker, voorzitter vau het bestuur der gods
huizen, stelt voor om een „eervol" ontslag te geven.
Aldus wordt besloten.
De heer Snouck Hurgronje komt ter vergadering.
Is ingekomen een adres van de firma Wolterbeek van
Baggen comp., concessionarissen der gasfabriek
alhier. Uit de voorlezing blijkt dat adressanten met leed
wezen kennis hebben genomen van eenc missive van
burgemeester en wethouders van 24 Februari jl., hun
opleggende eene boete van 1530. Na onderzoek is
gebleken dat de begane misslag, geheel en al buiten wil
en wetenschap van bun zaakgelastigde, door eene ver
gissing van een lantaarnopsteker heeft plaats gegrepen.
Overtuigd van de welwillendheid van burgemeester en
wethouders, te kennen gegeven in kur> schrijven van 10
Maart jl., durven adressanten zich met eenige vrijmoe
digheid tot den raad wenden, 1°. omdat deze misslag
klaarblijkelijk door eene vergissing is begaan2° omdat
een dergelijk geval gedurende hunne exploitatie nog
nimmer is voorgevallen; 3°. omdat noch der gemeente
noch haren ingezetenen daardoor eenige schade is be
rokkend; en 4°. omdat de beloopen boete, huns inziens,
tot dit feit in geene verhouding staat. Om deze redenen
bevelen zij hunne belangen aan, vertrouwende dat de
raad hen van de opgelegde boete zal ontslaan, of deze
alzoo wijzigen zal dat zij met de billijkheid overeenstemt.
Op voorstel des voorzitters is de beraadslaging aange
houden en het adres gesteld in banden van burgemeester
en wethouders en de financiecle commissie, teneinde
daaromtrent advies uit te brengen.
Yan de kamer van koophandel en fabrieken is eene
missive ingekomen, begeleidende een gewijzigd regle
ment van orde hetwelk aan de goedkeuring van den raad
wordt onderworpen. Uitdemissive blijkt dat de kamer van
koophandel en fabrieken besloten heeft „om hare verga
deringen in het vervolg voor het publiek toegankelijk te
maken, voor zoover geen termen bestaan om de vergade
ringen voor bet publiek te sluiteD."
Het reglement, hetwelk voor de leden ter inzage heeft
gelegen, wordt, daar niemand de voorlezingof artikelsge-
wijze behandeling daarvan verlangt, zonder beraadslaging
goedgekeurd.
De heer Luteijn is inmiddels ter vergadering ver
schenen.
Van het hier gevestigde comité ter bevordering eener
stoomvaart op Amerika is ontvangen een afdruk van het
door de heeren 's Jacob c. s. aan de tweede kamer der
staten-generaal ingediende wetsvoorstel betreflende die
aangelegenheid. Het stuk wordt-voor de leden ter inzage
gelegd.
De voorzitter stelt namens burgemeester en wethou
ders en in overleg met de commissie van fabricage voor,
om een krediet van 2000 toe te staan voor het herstellen
en schoonmaken van het riool tusschen de Nieuwstraat
en de Bellingstraat. Hij herinnert dat vroeger ook een
krediet is verleend voor de riolen in de Nieuwstraat en
de St. Geertruidstraat, en deelt mede, dat de op de be
grooting voor het genoemde doel uitgetrokken post van
f 300 gebleken is op verrena niet toereikend te zijn ter
bestrijding der noodige kosten. Het voorstel wordt
zonder beraadslaging goedgekeurd.
Naar aanleiding van een ingekomen brief van het
bestuurder godshuizen en in overleg met den inspecteur
voor het geneeskundig staatstoezicht in deze provincie,
stelt de voorzitter namens burgemeester en wethouders
voor, een krediet van 1200 toe te staan, teneinde zoo
noodig maatregelen te kunnen nemen bijaldien ook in
deze gemeente eene pokkenepidemie mocht uitbreken.
De brief van het bestuur der godsbuizen wordt voor
gelezen.
Naar aanleiding eener samenspreking van den inspec
teur van het geneeskundig staatstoezicht in deze provin
cie met den voorzitter van het bestuur der godshuizen
betrekkelijk de beschikbare ruimte tot bet verplegen
van poklijders in het gasthuis, heeft genoemd bestuur
bepaald dat geen poklijders uit andere gemeenten in het
gasthuis zullen worden opgenomen, en dat de beter ge
meubelde vertrekken, voor particulieren ingericht, niet
voor pokiijders zullen worden afgestaan, teneinde de
besmetting zoo lang mogelijk uit bet hoofdgebouw te
weren. De eenige poklijderes die den 12™ Februari jl. is
opgeuomen en reeds bei-stellende is, wordt verpleegd in
een der zalen van het achtergebouw dat voor besmettelijke
ziekten is bestemd. In dat gebouw kunnen echter niet
meer dan 16 personen worden geplaatst. Ook ontbreekt
nu de gelegenheid om particulierepoklijkersafzonderlijk
te verplegen. Daarvoor zouden twee vertrekken in be
doeld gebouw kunnen bestemd en zoodanig gemeubeld
worden, dat ook personen uit de meer gegoede klasse
konden worden geplaatst, wier verpleging buiten hnnne
woonhuizen, uithoofde van hunne nering of betrekking,
of ter concentreering van besmetting, begeerlijk wordt
geacht. Alsdan zou het andere achtergebouw ook voor
minvermogende poklijders in gebruik kunnen worden
genomen, door de epileptici die daarin thans zijn gehuis
vest over te brengen naar andere zalen in het gesticht.
Te zamen zouden dan 43 personen, waarvan 34 voorreke
ning van het burgerlijk armbestuur en 9 voor particuliere
rekening, kunnen geplaatst worden. Voor aankoop van
kribben, fournitures en verder ameublement en materieel
zou benoodigd zijn eene som van ongeveer f 1200. Het
ligt evenwel niet op den weg van het bestuur der gods
huizen, om voor een bepaalde epidemie zulk een belang
rijke uitgaaf te doen, daargelaten dat de*fc \dsen hem
ontbreken, zoodat bet bovenstaande mededeeling doet,
teneinde de gelegenheid te openen tot verbetering en
uitbreiding van verpleging, mits de som van f 1200 voor
rekening der gemeente worde genomen.
De lieer Lambrechtsen van Rittbem vraagt, of de be
doeling van het voorstel is, om de gevraagde f 1200
reeds dadelijk uit te geven, zoodat, ingeval de epidemie
bier niet mocht uitbreken, de uitgaaf noodeloos zou zijn
geschied;; dan wel om de gelden te besteden naar gelang
de ziekte zich mocht openbaren, in welk geval, bijaldien
die ziekte zich hier niet vertoonde, het zou kunnen ge
beuren dat niets behoefde uitgegeven te worden.
De voorzitter antwoordt dat bet bestuur der godshui
zen voornemens is over het gevraagde krediet geleide-
lijkerwijze en alleen bij de uiterste noodzakelijkheid te
beschikken.
De heer van Visvliet merkt op, dat niet kan gehan
deld worden zooals door den heer Lambrechtsen van
Ritthem in de laatste plaats is aangevoerd, namelijk dat
niets zou behoeven uitgegeven te worden. Men zal toch