OURANT.
l\°- 71.
Donderdag
1871.
23 Maart,
Middelburg 22 Maart.
In de zitting der tweede kamer van heden werd in
behandeling genomen het wetsontwerp regelende de
bevordering en het ontslag van zeeofficieren. Het werd
vooral bestreden met betrekking tot het voorgedragen
stelsel van bevordering bij keuze.
De heer Cornelia heeft zijn ontslag als lid der kamer
ingediend.
In de heden namiddag gehouden zitting van den ge
meenteraad van Middelburg z'qn onder anderen de vol
gende zaken behandeld.
Van den minister van staat en van binnenlandsche
zaken is een briet ingekomen, houdende beschikking
op het onzen lezers bekende adres van den raad van
den leQ dezer, betreffende het financiewezeu dezer ge
meente. Blijkens die beschikking bestaat voor de regee
ring geen grond om ontheffing te verleenen van de
dezerzijds vrijwillig aangegane verbintenissen met het
rijk.
Op voorstel van burgemeester en wethouders is de
beraadslaging over het antwoord des ministers aange
houden totdat antwoord zal ziju ontvangen van gedepu
teerde staten van Zeeland op den, volgens raadsbesluit
van 21 Januari jlhun toegezonden brief.
Aan jonkheer mr. J. W. M. Schorer is op zijn verzoek,
tengevolge zijner benoeming tot burgemeester, dezer
gemeepte, eervol ontslag verleend als lid van het
bestuur der godshuizen en van de plaatselijke school
commissie.
Van de heeren Wolterbeek van Baggen comp con
cessionarissen der gasfabriek alhier, is een adres inge
komen houdende verzoek om geheele of gedeeltelijke
kwijtschelding der hun, blijkens brief van burgemeester
en wethouders, opgelegde boete ad /"1530, wegens niet-
naleving van het contract. De beraadslaging hierover is
aangehouden en het adres gesteld in handen van burge
meester en wethouders en van de finaucieele commissie,
teneinde advies in te winnen.
Een door de kamer van koophandel en fabrieken
alhier ingezonden gewijzigd reglement van orde, waarbij
het houden van openbare zittingen als beginsel is aange
nomen, is goedgekeurd.
Op voorstel van burgemeester en wethouders is beslo
ten, een krediet van f 2000 te verleenen voor het her
stellen en schoonmaken van het riool tusschen de
Nieuwstraat en de Bellingstraat.
Evenzeer is goedgekeurd een voorstel van burge
meester en wethouders, om ten behoeve van het bestuur
der godshuizen een krediet van f 1200 te verleenen,
teneinde de noodige maatregelen te kunnen nemen voor
het geval ook hier eene pokken-epidemie mocht uit
breken.
De commissie van fabricage heeft omtrent het in de
voorlaatste zitting medegedeelde rapport, betreffende de
herstelling van de schietbaan, zich vereenigd met het
gevoelen van burgemeester en wethouders, dat het wen-
schelijk is de daarvoor geraamde uitgaaf van f 400 toe
te staan, maar de uitgaaf van f 120 voor creosoteeren
ontraden. Dienovereenkomstig is thans besloten.
De door burgemeester en wethouders overgelegde
staten van restitutie en oninbare posten der plaatselijke
directe belasting'op de inkomsten over 1870 zijn gesteld
in handen der commissie voor die belasting.
De begrooting der commissie van beheer over de
concertzaal, in een vorige zitting ingekomen, is thans
goedgekeurd.
Voorts is ook behandeld hetonlangs door burgemeester
en wethouders gedane voorstel, om ten behoeve eener
hier op te richten ambachtsschool een jaarlijksche toe
lage van f 100 te verleenen, benevens kosteloos vuur en
licht, waarvan de kosten op f 150 worden geraamd.
Nadat verschillende leden hierover het woord hadden
gevoerd, is met 9 tegen 3 stemmen een voorstel van den
heer Snouck Hurgronje aangenomen, strekkende om
aan de commissie voor genoemde school te kennen te
geven, dat de raad niet. ongenegen is zijne ondersteuning
te verleenen, doch verlangt dat eerst blijke in hoever de
ingezetenen bereid zijn hunne medewerking aan de op
richting en instandhouding dier school te schenken.
De alhier opgerichte af deeling der Maatschappij tot
nut van den Javaan hield gisteren avond hare eerste
openbare vergadering, waarin na eenige huishoudelijke
werkzaamheden de heer nir. G. A. Fokker als spreker op
trad en al terstond deed opmerken, dat de in vele opzich
ten geringe belangstelling in die Maatschappij wel daar
aan te wijten zal zijn, dat hare beginselen dikwijls in
strijd zijn met de heerschende denkbeelden omtrent ko
loniale politiek, terwijl de middelen, die zij aanwendt om
hare beginselen in toepassing te brengen, niet altijd de
ware zijn.
Het was daarom ook geenszins de bedoeling der afdee-
ling om in allen deele de beginselen der Maatschappij
ingang te doen vinden, maar voornamelijk om de belang
stelling in de eerste plaats voor Java en de Javanen op
te wekken, waarbij tevens de gelegenheid zich zou voor
doen om de politieke en sociale quaestiën der koloniale
politiek te bespreken.
Na te hebben medegedeeld, dat het zijn doel was om
thans over Java en de Javanen en de wijze waarop dat
volk door ons bestuurd wordt, te spreken gaf de heer
Fokker een korte beschrijving van de wijze hoe Java,
door de pogingen van Houtman en de Oost Indische
compagnie, in ons bezit is gekomen. Een korte aardrijks
kundige beschrijving van het eiland en van de kostbaar
ste producten die het voortbrengt moest noodzakelijk
strekken tot betere waardeering van Java, waarvan
helaas! nog zooveel kostbare gronden buiten productie
zijn gebleven, doch in welken toestand door de uitgifte
van land in erfpachtthans echter verbetering kan komen.
Wel verre van het klimaat nadeelig voor de gezondheid
te willen ncemen, meent de spreker, dat het zelfs voor
den Europeaan bij matige levenswijze gezond mag hceten.
De bevolking van Java schetst hij als zachtzinnig,
leidzaam en onderdanig aan hare hoofden. De beschul
diging van luiheid wordt haar door menig oudgast ten
onrechte toegeworpen, integendeel is zij vlijtig als zij
de vruchten van haren arbeid zelf kan genieten, terwijl
zij bij uitstek geschikt is voor den landbouw. De be
schuldiging van luiheid is maar al te dikwijls een gevolg
van de zucht tot behoud van het exploitatie-systeem.
Na de vraag of wij dat volk overeenkomstig de begin
selen van liefde en rechtvaardigheid besturen, gaf de
spreker in breede trekken zijne hoorders een denkbeeld
van het raderwerk der Indische administratie met zijn
gouverneur-generaal, residenten, regenten, inlandsche
vorsten en andere ambtenaren of colleges van bestuur
en hunne onderlinge verhouding, waarna hij tot de bespre
king van den oeconomischen toestand van den Javaan
kwam.
De nadeelen die voor de Javanen uit het regeerings-
stelsel der voormalige Oost-Indische compagnie voort
vloeiden waren de gevolgen van de zucht dier maatschappij
om zich den alleenhandel te verzekeren. Vandaar de
traktaten met de Inlandsche vorsten, de contingenten
en verplichte leverantien, vooral het zeer drukkende
hout-contingent, benevens de huis- en heerendiensten,
als zoovele aanleidingen tot verarming en ontzenuwing
der zoo goedaardige Javaansche inwoners. Hoewel het
thans niet meer zoo erg is en zelfs de beginselen van
het cultuur-stelsel niet meer worden toegepast, zijn uit
dit laatste vele misbruiken voortgevloeid, die ihans nog
op Java bestaan. De spreker stelde een en ander in het
licht en kwam vervolgens tot de bespreking der beide
stelsels die na den val der Oost-Indische compagnie in
de koloniale politiek, nu eens ieder afzonderlijk, dan
weder vereenigd, tot richtsnoer hebben gestrekt, n. 1.
het stelsel van dwang en monopolie volgens de begin
selen der Oost-Indische compagnie of dat van vrijheid
en billykheid.
Daendels die door dwang en verplichten arbeid alles
voor het moederland trachtte te trekken wat geëischt
kan worden, werd in 1811 door den Engelschen gouver-
naar Raffles, die tot 1816, zoolang de kolonie in handen
der Engelschen was, het bewind voerde, vervangen en
diens bestuur was eene verademing voor de Javanen,
daar hij met afschaffing van andere drukkende diensten
de landrenten invoerde, welk stelsel echter niet geheel
voltooid werd door de overgave in 1816 aan de Neder-
landsche commissarissen Elout, Buyske3 en van der
Capellen. Het goede door Elout gesticht, werd later door
van der Capellen weder vernietigd, waarvan de opstand
onder Diepo Negoro het gevolg was.
Onder van der Capellen zegevierde de reactie, doch
Dubes de Ghisignies bracht weder een gunstige veran
dering in den toestand, vooral door de kolonisatie van
Java. Hij bevorderde de uitgifte van woeste gronden in
huur, om daardoor eene associcatie van Nederlandsch
kapitaal met inlandsche nijverheid te bewerken.
Met van den Bosch werd het zoo dikwijls besproken
cultuurstelsel ingevoerd, dat berustte op de vereeniging
van de regeerings-beginselen der Oost-Indische com
pagnie en van Raffles en waarvan Rochussen tevergeefs
de opheffing heeft voorgesteld. Bij de bespreking van
dat stelsel werd het ongunstig oordeel van verscheidene
bekwame mannen als Rochussen, Baud, enz. vermeld en
de allertreurigste gevolgen geschetst die het op den
oeconomischen toestand van Java heeft uitgeoefend,
vooral door deoverdrij ving door de Indische ambtenaren
in de toepassing.
Eindelijk kwam de spreker tot den tegenwoor-
digen toestand, nu nog alleen de gedwongen suiker-cul
tuur en het stelsel van gedwongen arbeid in de koffie
tuinen van het cultuur-stelsel zijn overgebleven, en hoe
wel het koffieloon thans veel beter is, deelde hij mede
dat het toch gemiddeld slechts bedraagt 4 cents per
hoofd en per dag. Daarenboven zijn de lasten voor de
Javanen nog zeer hoog en zijn de talrijke heerendiensten
ten behoeve van het gouvernement buitengewoon druk
kend, zoodat zij zelfs door den heer Hasselmau werden
afgekeurd.
Stond tegenover dat alles een goede zorg voor de in-
tellectueele ontwikkeling van den Javaan? Terwijl
op de Indische begrooting f 72^,000 voor kosten van
onderwijs voor de Europeesche bevolking van Java is
uitgetrokken, bedraagt die post voor de Inlandsche
bevolking slechts iets meer dan f 200,000.
Alle gebreken die nog in het bestuur van Java en van
geheel Indië heerschen konden niet worden opgesomd,
maar het medegedeelde was voldoende om de overtui
ging levendiger te doeu worden dat zij van ernstigen
aard zijn en verbetering wenschelijk is, waarvoor aller
medewerking werd ingeroepen.
De groote omvang dezer voordracht, waarvan wij
hier slechts enkele punten konden aanstippen, was
oorzaak dat geen tijd meer voor onderlinge bespreking
van het een of ander onderwerp overbleef.
Benoemingen en beslniten.
maréchaussee. Overgeplaatst in rang en ancienneteit
bij de divisie koninklijke maréebaussée van Noord-
Brabant en Zeeland, de Le luitenant-adjudant B. J. J.
Magnin, van het 7e regiment infanterie; bij de divisie
koninklijke raaréchaussée van Limburg, de le luitenant
W. de Rooij, van het 4e regiment infanterie.
Op pensioen gesteld de majoor F. II. Marcella, kom-
mandant der divisie koninklijke maréchaussée van
Limburg, en de ic luitenant J. den Haan, van de
divisie koninklijke maréchaussee van Noord-Brabant
en Zeeland, eerstgenoemde op zijn verzoek, en het
bedrag van dat pensioen respectievelijk bepaald op
1300 en f 720 'sjaais; en den rang verleend van luite
nant-kolonel aan den majoor F. EI. Marcella, en dien
van kapitein aan den L«» luitenant J. den Haan.
Benoemd bij het wapen der koninklijke maréchaus
sée: bij de divisie van Limburg, tot majoor en kom-
mandant der divisie, de kapitein J. F. Meijer, van die
divisie, en tot kapitein (naar ouderdom van rang)
de le luitenauts C. H. M. Verniers van der Loeff en
M. A. Diekbof, beiden mede van die divisie.