MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N°- 68.
Maandag
1871.
20 Maart,
öimtenlanö.
Burgemeester en Wethouders van Domburg zullen
op Woensdag den 29«> dezer maand, des namiddags
ten li uur, in het gemeentehuis, in het openbaar, bij
enkele inschrijving, aanbesteden:
het inrichten Tan de voormalige weef
fabriek tot woningen.
Het bestek en de- teekening liggen, van at Maandag
den 20*n dezer maand, tot den dag der aanbesteding, op
de gemeente-secretarie ter inzage.
De aanwijzing in loco zal geschieden op Zaterdag den
23cn dezer maand des namiddags te half twee uur.
Inlichtingen zijn te verkrijgen bij den heer L. Bosse-
laar Jr. te Grijpskerke.
Domburg den 17en Maart 1871.
Burgemeester en Wethouders voorn"1.
VAN DEN BROECKE, Burgemeester
H. M. KESTELOO, Secretaris.
Middelburg 18 Maart.
In de zitting der tweede kamer van heden hebben
breedvoerige discussion plaats gehad over de conclusies
van het rapport in de zaak van den heer van Angelbeek.
De eerste en vierde conclusie werden zonder stemming
aangenomen; de -tweede werd gewijzigd aangenomen
met 42 tegen 17 stemmen, en de derde werd verworpen
met 34 tegen 25 stemmen.
Tot de prise en consideration van het wetsvoorstel van de
heeren 's Jacob c. sbetreffende een stoomvaartver
binding tusschen ViissiDgen en Amerika, werd zonder
discussie en met eenparigheid van stemmen beslot :n.
Tengevolge van de benoeming van mr. K. L. J. Cor
nelia tot officier van justitie bij de arrondissements
rechtbank te Roermond, houdt hij, bij aanvaarding dier
betrekking, op lid te zijn van de tweede kamer der
staten-generaal, en zal in het kiesdistrict Roermond
een nieuwe verkiezing van een lid dier kamer moeten
plaats hebben.
Benoemingen en besluiten.
consulaten. Benoemd tot Nederjandsch consul te
Havannab, voor het eiland Cuba, J. H. Niese.
Marine en leger.
De adelborst le klasse J. Cardinaal wordt met den l«n
April aanstaande geplaatst op Zr. Ms. raderstoomschip
de Valk.
De luitenants ter zee 2C klasse P. le Comte, N. A.
de Vries en H. J. R. Sutherland, dienende aan boord
van Zr. Ms. transportschip met stoomvermogen Java,
worden met den 25en dezer op nonactiviteit gesteld.
Gemengde berichten.
Omtrent de pokkenepidemie te Rotterdam wordt
opgegeven dat zijn bezweken: van 1 tot 8 Februari 66,
van 8 tot 15 Februari 62, van 15 tot 22 Februari 83, van
22 Februari tot 1 Maart 90, van 1 tot 8 Maart 96 en van 8
tot 15 Maart 106 lijders.
Ten aanzien van den gisteren gemelden brand te
Ruinen, waar binnen twee uren tijds twaalf huizen in de
asch zijn gelegd, wordt nader medegedeeld dat de inboe
dels zooveel mogelijk zijn gered, doch de nog aanwezige
voorraad veevoerder, benevens een paar stnks klein vee
verbrand zfjn. De brand is in eene schuur ontstaan; de oor
zaak is onbekend, doch men spreekt van een vermoeden
van boos opzet. Brandspuiten waren te Ruinen niet aan
wezig, zoodat men zich tot stuiting van den brand be
palen moest bij het omverhalen der panden.
Behalve do acht benoemde surnumerairs bij de
posterijen, wier namen wij gisteren gemeld bebben, namen
nog zeventien anderen aan het afgelegde examen deel
doch met ongunstigen uitslag.
Iu de jl. Woensdag te Utrecht gehouden vergade-
van het studentenkorps is, op voorstel van de daartoe
benoemde commissie, besloten, dat in Juni a. studen-
feesten gevierd zullen worden, eu dat er in de plaats
van een gecostumeerden optocht, een potpouri-optocht
of zoogenaamd carneval zal gehouden worden.
Uit Leibag wordt van den 7« dezer het volgende
gemeld: Voor eenige maanden werd de gewezen Mexi-
kaansche vrijwilliger Alfred Meninger, ridder van
Lerchenthal, door het gerecht te Leibach schuldig ver
klaard aan bigamie en veroordeeld tot L5 maanden zware
gevangennisstraf en vervallenverklaring van den adel
stand. Bovendien werd de tweede gesloten echt voor
nietig verklaard. Meninger was namelijk, toen hij in
Mexiko als vrijwilliger bij de keizerlijke garde diende,
met een meisje, met name Rosario Perez, in stad-
Mexiko in aanraking gekomen, met dat gevolg dat hij
zoowel voor den burgelij keu stand alsook naar den
r. k. ritus met haar huwde. Uit Mexiko teruggekeerd,
had Meninger zich te Rudolfphswörth met zekere
jufvrouw Marie Konschegg in den echt begeven. Een
door Rozario Perez aan Meninger gerichte brief ver
ried de geheele zaak en gaf aanleiding tot een ge
rechtelijk onderzoek. Meninger voerde zoowel bij het
onderzoek als bij de eindbehandeling ter zijner ver
dediging aan, dat dit huwelijk een zoogenaamd rwild"
pro forma huwelijk was gewees-, zooals zij ouder de
regeering van keizer Max in Mexiko dikwijls in ge
bruik waren. Het hooge geregtshof te Graz heeft
thans echter aan het beroep van den verdediger
d>'. Razlag gevolg gegeven, het vonnis in eersten
aanleg te niet gedaan en bevolen dat deze zaak vol
gens 4 der strafvordering eerst voor het civiele ge
recht onderzocht moest worden;-of namelijk bet eerste
huwelijk van Meninger met Rosario Perez in Mexiko
retchsgeldig is of niet. Zoo ja, dan moethet crimineele
onderzoek tegen Meninger voortgezet worden.
Staten-generaal.
tweede kamer.
Zitting van Vrijdag 17 Maart.Behandeling der Indische
begrooting.
De beraadslaging over de Indische begrooting voor
1871 wordt voortgezet.
De onderafdeelingen 21 tot en met 45 worden zonder
discussie aangenomen. Onderafdeeling 46 (kosten der
koffiecultuur) wordt besproken door den heer Mirandolle
die, evenals ten vorigen jare, eene verhooging van de
belooning der Preangerbewoners voor de koffieteelt
verlangt. Ilij acht het wenschelijk, om ook daar evenals
in andere residentiën het loon op f 13 te bepalen, in
plaats van f 10 zooals nu nog door de regeering wordt
voorgesteld. Hij zal echter thans geen amendement
voorstellen, met het oog op de toezegging van den
minister dat hij in beginsel het met den spreker eens is.
Over het stelsel om de bewerking der koffie aan parti
culiere etablissementen over te laten heeft eene gedach
tenwisseling plaats tusschen de heeren Nierstrasz, van
de Putte en van Nispen. Dat stelsel wordt aanbevolen,
omdat zonder dwang de bevolking gemakkelijk op die
wijze hare koffie kan afleveren.
De minister van koloniën verklaart geene bepaalde
toezegging te kunnen doen omtrent de verhooging der
belooning voor de koffiecultuur indePreanger. Wanneer
de voorgenomen hervorming daar wordt ingevoerd, zal
er eene wijziging noodig ziju in het belastingwezen, ge
paard met verhoogingen het is dan raadzaam om voor-
loopig niet meerdere geiden voor arbeidsloonen uit te
trekken. Omtrent de besproken ko^a-enquête zal de
miuister nader stukken aan de kamer overleggen.
De heer Mirandolle meent uit 's ministers woorden te
moeten opmaken dat toch mettertijd verhooging van
het koffiebon in de Preanger beoogd wordt en zal daarom
thans daarop niet verder aandringen.
De heer Nierstrasz verlangt nadere inlichtingen om
trent de quaestie der enquête in Indië naar den toestand
der koffiecultuur. Hij beweert dat het medegedeelde
over den persoon die de enquête heeft gehouden
onwaar is.
De heer van de Putte acht dat beweren een personeel
feit hetwelk hij moet logenstraffen.
De heer Sloet geeft inlichtingen omtrent de toedracht
der zaak onder zijn bestuur als gouverneur-generaal.
Aan den heer Steinmetz is tot tweemaal toe die taak
opgedragen. Maar er zijn orders uit Nederland gekomen
om hem daarvan te ontheffen.
Na eene discussie tusschen den heer Nierstrasz en den
minister over het houtwezen, waarbij erkend wordt dat
de tegenwoordige wijze van uitbesteding der houtaan-
hkap niet aan de verwachting voldoet, bespreekt de heer
Moens de quaestie van het onderwijs aan inlanders. Hij
verheugt zich dat een nieuwe verordening onderhanden
is,- maar spoort de regeering aan om toch het Indisch
bestuur op het hart te drukken, wederom deze ordon
nantie niet terzijde te leggen, maar blijk te geven dat
het ernstig gezind is de hoog noodzakelijke verbeterin
gen tot stand te brengen.
De heer van Ivuyk verlangt vereenvoudiging der
exanr.na a en h voor Indische ambtenaren; deze kunnen
samengesmolten worden, terwijl ook de vrijstellingen
voor juristen verleend, behooren uitgestrekt te worden
tot officieren der marine en van de genie.
De minister van koloniën deelt het gevoelen van den
laatsten spreker. Tot voortvarendheid in de onderwija-
quaestie zal hij de Indische regeering aansporen.
Bij onderafdeeling 71 (mijnwezen) wijst de heer van
de Putte op de belangrijke ontdekking van steenkolen
mijnen op Sumatra, die even goede productie kunnen
leveren als de New Castlemijnen. De minister zegt
daarop ernstig de aandacht gevestied te hebben, maar
zich met de denkbeelden der mijn-ingenieurs in die
streken nog niet vereenigd te' hebben, omdat er zijns
inziens veel meer voordeel uit die ontdekking is te
trekken. Hij wacht dus nadere rapporten in.
Bij den post voor spoorwegeu geeft de minister in
antwoord op de vraag van den heer Heemskerk Az. te
kennen, dat de noodzakelijkheid van het aanleggen van
spoorwegen op Java erkend is en daarom door hem eene
keuze is gedaan uit de algemeene plannen in dat opzicht
om zoo spoedig mogelijk dat belang te bevorderen. In-
tusschen acht hy staatsaanleg verkeerd, en is men be
dacht om middelen te vinden, waardoor de particuliere
industrie in staat gesteld, kan worden om tot dien aanleg
over te gaan, zonder op de klippen te stuiten waardoor
de eerste spoorwegonderneming in Indië zoo jammerlijk
is mislukt. Een spoedige indiening van een daartoe
betrekkelijk wetsontwerp kan verwacht worden.
Afdeeling VII (departement van oorlog) geeft aan den
heerNierstraszaanleidingom te klagen over het gering ge
tal militairen dat in het militair hooggerechtshof zitting
heeft, terwijl de heer de Casembroot beperking verlangt
van het verstrekken van sterken drank aan naar Indië
vertrekkende suppletietroepen.
De minister zal beide punten in overweging nemen.
Hoofdstuk II der Indische begrooting (uitgaven in
Indië) wordt daarop aangenomen met 39 tegen 28 stem
men.
Tegen steraden de- heeren van Goltstein, Sraitz, Be-
gram, van Naamen, van Voorthuijsen, van Kuijk, Hoff
man, 's Jacob, van Sijpesteijn, van Harden broek, de
Willeboie, de Casembroot, Bichon, Boiret, Ilasselman,
van Wassenaer, van Foreest, Nierstrasz, van Loon, van
Lijnden, HeydenrijU, Verheijen, van Eelt,Heemskerk Az.,
Kalff, Luijben, van Nis pen en Kien.
Bij de wet op de middelen in Indië bespreekt de heer
Kops de opium-quaestie. Hij acht de uitbreiding der
verbodskringen verkeerd. De schatkist zal daardoor be
nadeeld worden, en het opium-gebruik zal toch niet
afnemen, maar wel de smokkelhandel toenemen.
De heeren van Nispen en Heemskerk deelen dat ge
voelen.
De minister verklaart dat het nieuwe stelsel goed
werkt. Maar daardoor wordt juist niet toegegeven aan
een verkeerd geplaatste philanthropic. Over de quaestie
der \s.ofö.Q-enquêle heeft opnieuw eene discussie plaats
tusschen de heeren Nierstrasz en van de Putte, die bei
den de juistheid hunner beweringen volhouden.
De heer Hasselman deelt mede, dat door hem als minis
ter aanschrijving naar Indië was gezonden om niet éen
persoon met tweeërlei werk te belasten; het verdient
afkeuring dat aan een resident dat werk was opgedragen.
De heer van de Putte repliceert, dat eene overlegging
van stukken noodig zal z'jn om het geschil over deze
zaak uit te maken.
De minister van koloniën belooft die overlegging.
Het is hem gebleken dat in Indische correspondentiën
dikwerf strijd tusschen personen met strijd over zaken
wordt vermengd. Hij zal gelegenheid geven om uit de
stukken die hij eerst van een aantal peisonaliteiten zal
zuiveren, beide partijen te hooren.
De wet op de middelen in Indië wordt daarop aange
nomen met 60 tegen 11 stemmen.
Tegen stemden de heeren Hoffman, de Willebois, Has
selman, Nierstiasz, van Lijnden, van Éck, Luyben, Kien,,
van Gjltsteiu, van Naamen en van Nispen.
i