SuitcnUtnö. Gemeenteraad ran Middelburg. Zitting van Leden, S Maart. Voorzitter de heer Schorer. Afwezig de heeren Bijleveld van Serooskerke, de Jonge, Lantsheer en Fokker. De voorzitter geeft kennis dat de heer de Jonge door ongesteldheid en de heer Fokker door uitlandigheid verhinderd zijn deze zitting bij te wonen. Vervolgens noodigt hij den secretaris uit, voorlezing te doen van de ingekomen missive van den commissaris des konings in Zeeland, houdende bericht der benoe ming van jonkheer m"1. J. W. M. Schorer tot burgemees ter van Middelburg, van het koninklijk besluit van den lcn dezer, waarbij die benoeming heeft plaats gehad, alsmede van het proces-verbaal der eedsaflegging door den benoemde. Aan die uitnoodiging door den secretaris voldaan zijnde, houdt de voorzitter eene toespraak, welke wij hier zoo nauwkeurig mogelijk wedergeven: Mijne heeren, leden van den gemeenteraad van Middelburg Door de vereerende keuze van onzen geëerbiedigden koning geroepen tot hoofd dezer gemeente, is het niet zonder schroom dat ik deze plaats, welke zoovele jaren op eervolle wijze door mijn ambtsvoorganger is vervuld, bekleeden ga. Ik zeg: niet zonder schroom, want ik ben ten volle overtuigd van het gewicht der op mij rustende taak en mij ook ten zeerste bewust dat mij krachten en ondervinding ontbreken. Ik heb evenwel gemeend niet te mogen aarzelen toen ik geroepen werd om een aangenamen werkkring te ver laten en voortaan mijne krachten te wijden aan de bevor dering der belangen dezer gemeente, die mij altijd lief was. Vele- zaken, vele gewichtige zaken waren reeds aan uwe beslissing onderworpen, maar in het tijdperk van overgang waarin de gemeente verkeert zullen nog zoo vele andere belangrijke zaken te beslissen zijn, nog zoovele moeilijkheden en bezwaren zich voordoen, dat onwillekeurig de vrees bij mij oprijst, of ik wel zal kunnen beantwoorden aan het vlei ende vertrouwen, door de regeering in mij gesteld. Met moed en ijver zal ik echter mijne taak aanvaarden, en welke bezwaren zich ook mogen voordoen, nimmer hoop ik daarvoor terug te deinzen. Die taak is zwaar, maar ik doe een ernstig beroep op uwe welwillendheid en medewerking, waardoor zij veel zal worden verlicht. De bewijzen van welwillendheid die ik reeds van u, en ook van vele ingezetenen, mocht ontvangen, stel ik op hoogen prijs. Zij zijn mij een waarborg dat het mij bij mijne pogingen om de belangen dezer gemeente te be vorderen, niet aan medewerking zal ontbreken. En moge soms verschil van gevoelen bestaan omtrent de wijze waarop die belangen bevorderd kunnen worden, ik acht een vrije beoordeeling der zaken zoo in als buiten de raadzaal het beste middel tot bereiking van ons aller doel: vermeerdering van den bloei en de welvaart dezer gemeente. Bij u, geachte wethouder! beveel ik mij vooral aan. Mocht ik reeds op de meest hartelijke wijze de blijken van uwe goede gezindheid jegens my ontvangen, ik doe Ook nu een beroep op uwe hulp en veeljarige ondervin ding, tot eendrachtige samenwerking en vriendschappe- lijken omgang. Eene aanbeveling bij u, geachte secretarisacht ik bijna overbodig. Onze veeljarige omgang, maar ook uwe belangstelling in het welzijn dezer gemeente, waaraan gij steeds uwe krachten onverpoosd wijdt, zijn mij een waar borg dat uwe vriendschap en uwe nooit genoeg te schat ten hulp mij Diet zullen ontbreken. Mijne heeren! Met de beste wenschen voor den bloei en de welvaart van Middelburg en in de hoop tot de bevordering daarvan te zullen mogen medewerken, neem ik thans de mij aangewezen plaats in. De voorzitter stelt voor, den straks voorgelezen brief van den commissaris des konings voor kennisgeving aan te nemen. Alvorens daartoe wordt besloten vraagt en verkrijgt de wethouder Snouck Hurgronje het woord. Hij meent zich te mogen vleien de tolk van al de leden van den raad te zijn, als hij den voorzitter welkom heet in hun midden en hem gelukwenscht met zijne benoeming tot de eervolle betrekking van burgemeester van Middelburg. Hij vertrouwt dat hij ook voor deze gemeente zal wezen wat hij was als burgemeester van twee naburige gemeenten, die zijn ontslag als zoodanig zoozeer betreuren, en twij felt niet of hetzelfde vertrouwen en dezelfde achting zullen hem ook hier worden geschonken. Hij wenscht dat de heer Schorer een lange reeks van jaren moge staan aan het hoofd dezer gemeente, dat het Middelburg onder diens bestuur moge welgaan en dat de hoop en de ver wachtingen, gebouwd op den belangrijken tijd dien de gemeente tegemoet gaat, zich in alle opzichten mogen verwezenlijken. Voorts geeft hij de verzekering van de goede gezindheid, niet alleen van de wethouders, maar van al de leden van den raad, om met den burgemeester samen te werken. De voorzitter herhaalt thans zijn voorstel, om den brief van den commissaris des konings voor kennisge ving aan te nemen, waartoe wordt besloten. Vervolgens wordt gelezen een brief van den heer mr. M. F. Lantsheer, die te kennen geeft dat hij, inge volge art. 21 der gemeentewet, verplicht is zijn ontslag als lid van den gemeenteraad te nemen, en daarbij de verzekering voegt zijner diep gevoelde erkentelijkheid voor de van de leden ondervonden blijken van welwil lendheid en vertrouwen, alsmede van zijne voortdurende belangstelling in alles wat deze gemeente betreft. Op voorstel des voorzitters wordt besloten, dezen brief te stellen in handen van burgemeester en wethou ders. Nog is ingekomen en wordt gelezen een brief van den heer mr, J. F. Bijleveld van Serooskerke, van den vol genden inhoud: „Ik heb de eer u kennis te geven dat ik mijn mandaat als lid van den gemeenteraad van Middel burg nederleg." De voorzitter stelt voor, ook dezen brief te stellen in handen van burgemeester en wethouders, waartoe wordt besloten, nadat de heer Snouck Hurgronje met een kort woord hulde had gebracht aan den heer Lantsheer wiens volgens de wet verplichte aftreding als lid van den raad zoo geheel onverwacht plaats heeft voor de wijze waarop hij zoovele jaren ten nutte dezer gemeente is werkzaam geweest. Verder niets aan de orde zijnde, wordt de zitting gesloten. Algemeen overzicht. De oppositie in het Engelsche parlement gaat steeds voort, den oorlog en het sluiten van den vrede als een wa pen te gebruiken tegen het tegenwoordige gouvernement en de houding der regeering tegenover de aanmatigin gen der Duitschers te berispen. In het hoogerhuis ves tigde lord Salisbury de aandacht der kamer op het geïsoleerde standpunt, waarop Engeland stond, dat, in plaats van zorg te dragen voor nieuwe en krachtige verdragen, door het geheele vasteland met minachting behandeld wordt. Pruisen sluit vrede, zonder zich aan de vertoogen van Engeland te storen, Rusland zegt de tractaten op, wier instandhouding door Engeland ge waarborgd zijn en Noord-Amerika ontvangt Engeland's grootste vijanden, de fenians, met open armen en zelfs op officieele wijze. Engeland's plicht is het, te waken voor Turkije, Denemarken, België en Portugal, ook legt de onafhankelijkheid van Nederland, Zwitserland en Zweden aan Engeland moreele verplichtingen op, en het land is niet in staat zijne eischen met kracht van wapenen te doen eerbiedigen. Het is tot het vervullen der roeping van Engeland niet voldoende, slechts op zijne sterke vloot te rekenen, en lord Salisbury eischte daarom een geheele herziening van het militaire stelsel. Lord Granville protesteerde tegen de overdrijving der opmerkingen van den interpellant, en verwonderde er zich over, dat hij zich de tolk maakte der beschuldigin gen van de buitenlandsche pers tegen Engeland. De minister kan in de aantijgingen der vreemde dagbladen geen enkel gegrond verwijt zien tegen de houding van de Engelsche regeering. Zij heeft slechts van den beginne tot aan het einde der verwikkelingen op het vasteland van Europa de strengste onzijdigheid in acht genomen, en verheugt er zich in dat men langzamerhand aan deze politiek recht laat wedervaren. Doch ook in het lagerhuis is de regeering aan de hevigste aanvallen der tory-partij blootgesteld. Het hoofd dezer partij, de heer Disraëli, heeft verlof bekomen de regeering te interpelleeren over de omstandigheid, of zy kennis draagt van het bestaan van een verbond tus- schen Rusland en Pruisen, en of dit haar reeds bekend was op het tijdstip, dat de heer Odo Russel met een zen ding naar het hoofdkwartier te Versailles belast was. Waarschijnlijk zal dit debat over deze duistere zaak, die Europa met angst vervult, en waardoor de toekom stige vrede voortdurend bedreigd zal worden, licht verspreiden. De Kölnische Zeitung komt in haar nommer van 6 dezer tegen de meening op der Neue freie Presse, welk blad in genoemd verbond een bedreiging voor Oostenrijk ziet, en er van overtuigd is, dat deonthouding van Rusland aan den strijd slechts aan de neutraliteit van Oostenrijk te danken is geweest.Volgens het Oosten- rijksche blad zou te Ems door Pruisen met Rusland een verbond gesloten zijn, waarbij bij eventueel bondge nootschap tusschen Oostenrijk en Frankrijk, Rusland terstond in Oostenrijk valïen zou, en tot prijs zijner hulp de aanhechting van Galicië aan Rusland toege zegd was. De Kölnische Zeitung bestrijdt deze meening, omdat van dit verbond niet officieel ge bleken is, en hieraan met alle recht getwijfeld mag worden daar het algemeen bekend is, dat de toe nadering tusschen' Pruisen en Rusland slechts haren grond vindt in de vriendschap der beide keizers, en dus geen officieel, doch integendeel een geheel personeel karakter heeft. Het Duitsche orgaan twijfelt danookaan het bestaan van zulk een verbond, en ziet eerder in de bekende vijandschap van den grootvorst troonopvolger en van de publieke opinie in Rusland een treurig vooruit zicht voor Duitschland's toekomst, daar hij vreest, dat wanneer de grootvorst eens keizer geworden zal zijn, hij slechts al te gewillig het oor leenen zal aan de plan nen van Frankrijk, om wraak te oefenen over de neder laag, die het thans heeft moeten ondergaan. Hoe weinig men op de gezindheden van vermoedelijke troonopvolgers rekenen kan, heeft het voorbeeld van Duitschland's keizer geleerd, en wanneer men daarbij in aanmerking neemt, welke pogingen de heer von Bismarck reeds, tijdens zijn verblijf als Pruisisch gezant te Peters burg, zelfs buiten weten der regeering te Berlijn, in het werk stelde, om Rusland voor zijne plannen te winnen, tot uitbreiding van Pruisen'sgrondgebied, en met welken gunstigen uitslag deze pogingen bekroond werden, dan kan men redelijkerwijze de vrees van het Oostenrijksch blad niet zoo ongegrond noemen. Ook Napoleon III werd toen voor die plannen gewonnen en de oorlog van 1870 heeft het geleerd, hoe dankbaar von Bismarck voor bewezene diensten is. De eenige reden tot een breuk tusschen Rusland en Pruisen zou deze kunnen zijn, dat Pruisen'premier ook ten opzichte van Rusland zijne gewoonte volgde, om zijne bondgenootcn slechts zoolang te gebruiken, als zij hem tot bereiking van zijn doel van dienst kunnen zijn. In Berlijn schijnt men van meening te wezen,omdat volgens de woorden der vredespreliminairen de krijgsge vangenen teruggegeven, en niet in vrijheid gesteld zullen wordendat het vertrek van Napoleon van Wilhelms höhe niet plaats zou kunnen hebben zonder de toestem ming der Fransche regeering. Deze letterlijke opvatting der woorden zou ten gevolge hebben, dat de krijgsgevan genen, die door de ratificatie der vredespreliminairen ter stond de vrije beschikking over hunne persoon verkry- gen, op onrechtmatige wijze langer in gevangenschap zouden gehouden worden dan bij het verdrag bepaald is. De Saksische regeering heeft dit dan ook volkomen juist begrepen, en terstond aan allen, die op eigen kos ten naar hun vaderland wenschen terug te keeren, daartoe volkomen vrijheid gegeven, terwijl slechts be paald is, dat voor hen, die op kosten der regeering naar de Fransche grenzen getransporteerd zullen worden, eerst daartoe gelegenheid zal bestaan, zoodra als vol doende spoorweg-materieel uit Frankrijk teruggekeerd en disponibel zal zijn. De woorden van art. 6 der preli- minairen beteekenen dan ook niets anders, dan.dat Duitschland de krijgsgevangenen teruggeven, dat is, tot naar de grenzen vervoeren zal. De forten aan den linkeroever der Seine zijn gisteren weder door de Fransche troepen bezet, terwijl tegelijker tijd de keizer met zijn staf Versailles verlaten heeft en het hoofdkwartier verplaatst is naar Ferrières. Van de overige troepenbewegingen tot ontruiming van Fransch grondgebied zijn nog geene officieele mededeelingen ontvangen. Wanneer het gerucht waarheid behelst, dat het Fransch gouvernement in staat zijn zou den eersfen termijn der schadevergoeding ten bedrage van 500 mil- lioen te voldoen, dan kan men binnen kort de ontrui ming van den ganschen omtrek van Parijs door de Duit sche troepen tegemoet zien, een omstandigheid, die waar schijnlijk zeer veel bijdragen zal, om de rust in de hoofd stad geheel te herstellen. Laatste berichten. Londen De Parijsche nationale garde protesteert tegen de be noeming van generaal Aurelles de Paladine tot komman- dant. Parijs blijft rustig. Bordeaux. Glais-Bizoin heeft een brief aan de Assemblee natio nale gezonden, waarbij hij de vergadering sommeert, gevolg te geven aan het voornemen, om het bewind der nationale verdediging in staat van beschuldiging te stellen. Berlijn. Von Bismarck wordt hier spoedig terug verwacht. De keizer zal den rijksdag in persoon openen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 2