nog geen officieele mededceling der vredesvoorwaarden
ontvangen heeft. Wat de handelingen van de Engelsche
regeering en de andere neutrale mogendheden betreft,
kan de heer Gladstone roor het oogenblik slechts de
verzekering geven, dat Engeland zijne verklaring niet
vergeten heeft, van iedere gelegenheid gretig te zullen
aangrijpen, wanneer het met eenige kans van slagen zijn
raad geven kan. Verder heeft de minister verklaard, dat
aan den generaal Walker en kapitein Hozier bevel ge
geven is, om niet bij den intocht in Parijs tegenwoordig
te zijn.
Laatste berichten.
Londen.
The Times ziet in de vredesprelirainairen slechts een
wapenstilstand, die noodzakelijk tot een nieuwen oor
log moet leiden.
Parijs.
Officieel wordt bericht, dat de Duitschers verklaard
hebben van den intocht in Parijs af te zullen zien, in
dien Belfort ook aan Duitschland afgestaan werd. De
Fransche gevolmachtigden hebben dit aanbod van de
hand gewezen.
Er heerscht alhier groote agitatie. Naar men ver
zekert zullen alle wijken, welke de Duitschers bezetten
zullen, door baricaden omringd worden.
Brussel.
In de zitting der Belgische kamer van heden heeft do
heer Defré het ministerie geïnterpelleerd, of de wet op
het beleedigen van vreemde vorsten niet toegepast be
hoorde te worden op de priesters, die in hunne herderlijke
brieven den koning van Italië meer dan ooit beleedigen.
De minister van justitie heeft onder het voorwendsel
van verdraagzaamheid verklaard, dat men de oogen
sluiten moest voor de aanvallen zoowel tegen Victor
Emmanuel als tegen den paus. De meerderheid heeft
daarna door eene motie, waarbij de kamer tot de orde
van den dag overging, aan de oppositie het stilzwijgen
opgelegd.
Uit Versailles.
„Gisteren zoo schrijft Wachenhusen van den 22en
uit Versailles was het vastenavond en zoo is het dan
heden aschdag, zooals ook de almanak vermeldt. Niemand
preekt in Parijs de vasten, noch Hyacinthe, noch Bauer.
De Parijzenaars hebben genoeg gevast en zij denken
ook niet aan bet carneval. De straatjeugd alhier kon
zich echter niet verloochenenhet gaat haar als de wei
landen die in de lente zich weder met een groene tint
bedekken, als het gevogelte dat bij den eersten warmen
zonnestraal in het geboqmte begint te kwinkeleeren, en
wat vroeger de groote waldhoorns op het carneval blie
zen, dat zingt en fluit men thans op straat.
Avez vous connu Madeleine,
La jeune fillc aux ye.ux bleus?
Tous les chasseurs en étaint amoureux.
De wijs lag de lieve jeugd in het hoofd, en terwijl zij
de Duitsche uniformen op het slotplein zagen manoeu
vreeren zongen zij de carnevalsliederen, omdat het zoo
in den almanak stond.
Hoe lustig en vroolijk was het carneval verleden jaar
in Parijs; hoe treurig en stil was bet thans! Toch kon
de groote Parijsche hansworst zich niet verloochenen;,
hij moest zijn boeujgras hebben, die hij steeds als het zin
nebeeld van zijne dienstbaarheid naar den keizer in de
Tuilerien bracht, en het thans zoo vernederde Parijs
zette nu het beeld van den vetten os een pickelhaube op,
terwijl het niet inzag, dat het zich zei ven daardoor nog
erger tentoonstelde.
Maar het is onmogelijk om met dit volk ree te schie
ten. Zoo overmoedig als het in voorspoed was, zoo dwaas
is het in tegenspoed. Parijs is nu, volgens de FranscheD,
evenals geheel Frankrijk verkocht, verraden, slechts door
schurkerij aan den vijand overgeleverd. Zeker is het, dat
wie zich in tijd van gevaar voor zijn vaderland opoffert
in Frankrijk later wordt opgehangen, en als het op deze
wijze voortgaat, dan zullen er weldra in dit ongelukkige
land geen patriotten meer worden gevonden, die het wel
zijn van hun land boven hun eigen goeden naam waar-
deeren.
Evenals iemand die in het water gevallen is en niet
kan zwemmen, zich op alles verlaat wat hij kan vast
grijpen, zoo laat het volk thans met een onverschillig
heid die de natie kenmerkt aan Thiers over, de man die
alle partijen kent, die als stuurman met het schip van staat
onder allerlei regeeringsvormen op strand werd gewor
pen, doch het steeds weer redde, de man die alleen nog
helpen kan. Thiers kon geen verrader meer worden, want
dat was hij reeds lang in het oog van alle partijen in
Frankrijk.
„De „rooden" vervloekten hem als den aanlegger der
Parijsche forten; de kleinhandelaars cn de boeren, alzoo
de meerderheid derinatie, zagen in hem den eenigen in
vloedrijken man der republiek aan wien von Bismarck
nog een stoel zou aanbieden.
„Sedert eergisteren is de commissie van Fransche
onderhandelaars in Versailles. Thiers rijdt heen en weer
tusschen Parijs en de kanselarij, tracht op alle wijze den
vrede tot stand te brengen, doch is erg bezorgd voor de
milliarden, terwijl men toch voor een paar weken in Parijs
nog 20 thaler voor eene gans betaalde.
„Niemand gelooft hier, dat de oorlog zal worden her
vat, hoewel de mogelijkheid toch bestaat. Van onze
zijde zijn dan ook alle maatregelen genomen om terstond
als de tijd verstreken is de vijandelijkheden te hervatten.
Onze troepen zijn van alle vermoeienissen uitgerust en
de vrijwillige ziekenverplegers die meenden dat hun-
taak hier was afgeloopen en naar huis wilden terugkee-
ren, zijn uitgenoodigd om nog eenige dagen te vertoeven
totdat het beslist zal zijn of de vrede werkelijk tot stand
zal komen.
„Parijs is Frankrijk niet, zeggen de grootsprekers.
„Maak een puinhoop van Parijs, zoo roepen zijFrankrijk
heeft geen tranen meer, maar het heeft nog bloed dat
het voor de vrijheid veil heeft en dat het daarvoor wil
doen vloeien!" Maar geen van deze bluffers neemt een
geweer ter hand, want niemand spreekt van zijn eigen
bloed, maar ieder van dat van een ander.Zij offereu
te Parijs stapels drukpapier om het vaderland te redden
en vullen de groote kolommen van hun groote bladen
slechts met betoogen om de onzijdige mogendheden aan
het verstand te brengen, dat het hun plicht is niet te
dulden, dat von Bismarck den Elzas en Lotharingen
zou veroveren, waardoor het Europeesche evenwicht
zou worden verstoord, doch zij spreken er niet over, dat
zij ten strijde zijn getrokken om ons den linker Rijn
oever te ontnemeD, maar „dat was ook heel wat anders."
„Allerbelangrijkst is het boek van Sarcey; Le siége de
Paris, waarin merkwaardige bijzonderheden worden
medegedeeld, vooral over de slechte wapening der forten.
Toen de verdediger van Sebastopol generaal Totleben
de forten had bezocht, geleid door een officier der genie,
en alles had gezien, vroeg hij: „Is dat alles?" „Ja gene
raal!" „Nu! achten veertig uren nadat gij den eersten Prui
sische helm ziet, is Parijs reeds overgegeven!" Trochij
bad reeds bij den aanvang van het beleg als zijne meening
te kennen gegeven, dat de Pruisen Parijs konden bin
nenrukken wanneer zij zouden willen."
De vorderingen der democratie in Engeland-
Sedert de laatste opening van het parlement zijn door
de Engelsche ministers verschillende wetsvoorstellen
ingediend, die de politieke richting van het kabinet-
Gladstone voldoende kenmerken. De bemoeiingen die
de Fransch-Duitsche oorlog dit ministerie heeft opge
legd zijn niet in staat geweest om zijne aandacht af
te leiden van het programma der liberale meerderheid,
dat de geleidelijke hervorming der Britsche staatsin
stellingen, volgens de in de middelste klassen der natie
heerschende denkbeelden, verlangt.
Hoewel in het lagerhuis de vertegenwoordigers der
zuivere democratie niet talrijk zijn, erkennen toch de
radicalen zelf, dat de maatregelen die worden voorge
steld door de partij waarvan de heeren Gladstone en
Bright de krachtigste aanvoerders zijn, vroeg of laat
tot de zege der democratische beginselen zullen lei
den, en de verschillende wetsvoorstellen van dit
kabinet wettigen dit vertrouwen volkomen.
Onder de nieuwe wetsvoorstellen die de ontwikkeling
der democratische beginselen bespoedigen, moet in de
eerste plaats worden genoemd de bill die de non, confer-
mers aan de universiteiten op gelijken voet plaatst met
de leden der staatskerk. Dit wetsontwerp is de aanvul
ling van de wet tot opheffing der staatskerk in Ierland
en de eerste schrede tot een gelijken maatregel in Enge
land. Tot nogtoe waren de beide groote universiteiten
Oxford en Cambridge de hcchtste bolwerken van het
Anglicanisme, niet alleen op godsdienstig maar ook op
maatschappelijk en politiek gebied.
„Het bestuur over deze rijke instellingen was altijd
in handen van de leden der staatskerk en alleen Angli
canen konden de materieele voordeelen genieten, die
de universiteiten aan de uitstekendste candidaten ver
leenden, terwijl de dissenters van het bestuur en van de
voordeelen waren uitgesloten. Hierin eene verandering
te brengen is het doel van de University tests bill, die ver
leden jaar door het hoogerkuis werd verworpen doch
waarvan de aanneming thans zekerder schijnt te zijn.
Een ander niet minder belangrijk wetsvoorstel is de
bill van den heer Forster, betreffende de geheime stem
ming, ballot. Dit wetsontwerp zou den doodslag geven
aan het oude kiesstelsel met zijne hustingszijn openbare
geloofsbelijdenissen en zooveel andere buitensporige
manifestaties bij de verkiezingen thans in gebruik»
Hoewel het waar is, dat de gebruiken bij de verkiezin
gen in zwang dikwijls tot voorvallen aanleiding gaven
die de afschaffing wenschelijk doen zijn, zoo is het ook
waar dat de geheime stemming in strijd is met de vrij
heid en het nationale gebruik van openbare stemming,
waardoor gedurende eeuwen de kiezers ten platten lande
stemden onder het toezicht van de arristocratische en
conservatieve agenten der tories. Vandaar dat de
conservatieve bladen zeer tegen de geheime stemming
zijn ingenomen en de wijze waarop zij die bestrijden
pleit niet voor de politieke moraliteit van hen die de
kiezers onder den druk der groote grondbezitters willen
laten.
De bill op de trade unions door den heer Bruce aange
boden is van bijzonder belang, vooral daar de gebeurte
nissen die te Sheffield en elders hebben plaats gegrepen,
hebben bewezen, dat de vereenigingen van werklieden
in de onmogelijkheid verkeerden om op eene door den
staat erkende wijze hare aangelegenheden te regelen.
Iedere vereeniging van werklieden die werd bijeenge
roepen om de wijze van hare werkzaamheid te regelen,
werd onder de oude wet als conspiration (samenzwering)
gekenmerkt en viel als zoodanig onder het bereik der
strafwet.
Onder zoodanige omstandigheden waren de reglemen
ten der werklieden-vereenigingen zelve eene schending
der staatswet en hunne toepassing droeg alzoo nood
zakelijk een onwettig en geheim karakter. Om de leden
der vereeniging tot het nakomen hunner verplichtingen
te bewegen neemt deze hare toevlucht tot list, bespieding
en geweld, want indien zij zich tot de rechterlijke over
heid wendtom handhaving barer reglementen, dan wordt
zij zelve met haar reglement veroordeeld. Zelfs de kapi
talen van dfe vereenigingen zijn uitgesloten van de be
scherming der algemeene wet en in den laatsten tijd is
het meermalen voorgekomen, dat ontrouwe kassiers aan
de werklieden eenige duizenden hebben ontstolen, omdat
de vereeniging niet als rechtspersoon was erkend en
hen dus niet kon vervolgen.
In deze n staat van zaken zal door de van denheer
Bruce verandering worden gebracht en aan de trade
unions alle rechten tegenover hunne bestuurders en tegen
over de maatschappij in het algemeen worden verleend.
Door de erkenning zal dan aan iedere vereeniging de
rechtsbevoegdheid van een burgerlijke vereeniging wor
den gegeven en zal zij hare bestuurders in naam der
unions voer de rechtbanken kunnen dagen, evenals de
bestuurders der bank van Engeland door de aandeel
houders. Daarenboven zullen de reglementen der ver
eenigingen geene aanleiding meer kunnen geven tot
een crimineele vervolging.
Wat de inwendige regeling der vereenigingen betreft
bevat de bill van den heer Bruce bepalingen om te waken
voor de persoonlijke vrijheid der leden en om deze voor
stelselmatige onderdrukking en daden van geweld te
vrijwaren, die tot nogtoe maar al te dikwijls de handelin
gen der werklieden hebben gekenmerkt.
Het belangrijkste van alle ingediende wetsontwerpen
is stellig de bill van den heer Cardwell op de reorgani
satie van de Engelsche strijdkrachten. Hoewel verschil
lende zeer goede bepalingen in dat ontwerp zijn voorge
steld en in het oude militaire stelsel aanzienlijke
wijzingen zouden worden gebracht, is toch de voorgestelde
hervorming niet zóo doortastend als men na hetgeen
over de quaestie reeds is voorgevallen zou hebben onder
steld, vooral niet met betrekking tot het aantal strijd
krachten, die velen in staat wenschten om den invloed
van Groot-Britannië op de politiek van het vasteland
krachtig te kunnen handhaven.
De heer Cardwell stelt voor om Engeland in negen
militaire districten te verdeeleu, en in ieder district
het staand leger en de militie onder hetzelfde bevel te
plaatsen; het staand leger zou in de eerste plaats door
werving worden verkregen, terwijl de reserve uit vrij -
willigers zou worden gevormd. Op deze wijze berekent
de heer Cadwell in ieder der militaire districten eene
macht van 12000 man geregelde troepen, 15000 man
militie en 6 batterijen veldartillerie, te zamen ongeveer
30,000 man te kunnen vormen.
Volgens dit voorstel zou Engeland in oorlogstijd alzoo
over een staand leger van 108,000 man en over eene
militie van 139,000 man kunnen besebikkeD, terwijl de
reserve uitsluitend bestemd zou zijn om het grondge
bied zelve te verdedigen. Het is duidelijk dat een der
gelijke macht in geen voldoende verhouding staat tot
de militaire krachten der groote mogendheden, eu men
betwijfelt zeer of zonder het stelsel van algemeene dienst
plichtigheid, dat niemand in Engelaud durft voorstellen,
Groot-Britannië ooit krachtig genoeg zal zijn om de taak
van scheidsman of bemiddelaar op zich te nemen en te
volbrengen.