OURANT.
Dinsdag
21 Februari,
N°- 45.
Middelburg 20 Februari.
DE AANSTAANDE KAMERZITTING.
Verschillende dagbladen hebben het gerucht medege
deeld van de aanstaande bijeenroeping der tweede kamer,
hetwelk ook wij in ons nommer van Vrijdag jl. overna
men, ofschoon de waarheid daarvan nog niet officieel in
de Staats-courant bevestigd is. Zelfs verschillen de
bladen in de opgaaf van den datum der heropening,
doch of die den 1CD of den 7en Maart moge plaats hebben,
van harte hopen wij, dat het geheele gerucht niet blijken
zal slechts in de verbeelding van enkelen bestaan te
hebben. Want waarlijk, het wordt tijd, dat in Nederland
weder de handen aan het wetgevend werk geslagen
worden.
Een enkele terugblik toch op de reeds verloopen
maanden van dit zittingsjaar is voldoende, om ons niet
met tevredenheid daarop terug te doen zien. Met onrust
en gespannen verwachting zag men naar het einde van
de ongewoon lange ministerieele crisis, en metgroote
vreugde begroette men dan ook de optreding van het
derde ministerieThorbecke.
Natuurlijk is het echter dat men zich nu afvraagt,
welke de voornemens van deze mannen zijn mogen
aangaande de vele onderwerpen, die nieuwe rege
ling behoeven. En al kunnen wij van den heer Thor
becke minder verwachten, dat hij terstond aan de kamer
een volledig programma geven zal, in den aanvang dezer
nieuwe zitting zullen wij toch waarschijnlijk eenige
plannen van het nieuwe ministerie leeren kennen. Daarbij
dringt zich al dadelijk onder den indruk van den vreese-
lijken oorlog de vraag aan ons op, of de nieuwe minister
van oorlog cene wijziging in ons verdedigicgstelsel voor
stellen zal, of onze legerorganisatie anders ingericht,
en daarmede in verband de wet op de militie herzien
zal worden, of in overleg met zijn ambtgenoot voor
binnenlandsche zaken, eindelijk eene nieuwe regeling der
schutterijen tot stand zal komen? Hieromtrent zien wij
de meening des ministers met verlangen tegemoet, want,
niettegenstaande het gunstig oordeel door den generaal
Knoop over onze inrichting van defensie in het jongste
Gids-nommer waarop wij morgen met een enkel woord
terugkomen uitgesproken, gelooven wij toch, dat daarin
verschillende wijzigingen noodzakelijk waren en het thans
nog meer geworden zijn.
Zoo wachten voorts aan ieder departement éen en
meer onderwerpen naar definitieve regeling. Wij be
hoeven slechts te wijzen op de herziening van ons
belastingstelsel, de regeling der verhouding tusschen
de koloniale financiën en die van het moederland,
in éen woord de voortzetting op den weg, door den
heer de Waal ingeslagen, wat zich wel niet anders van
een vorigeD ambtgenoot denken laat.
Van den heer Thorbecke, den ontwerper onzer wet op
het middelbaar onderwijs, mogen wij thans verwachten,
dat aan zijne toezegging,reeds de vorige keer als minister
gedaan, gevolg gegeven, en ook de aan ons onderwijs
stelsel ontbrekende wet op het hooger onderwijs, door
zijne bekwame hand bewerkt, voorgedragen zal worden.
Maar niet het minste wacht den minister van justitie
de regeling van zoo onnoemelijk veel zaken, dat bem waar
lijk de keus moeilijk zijn moet, waarmede aan te vangen.
Zal het een nieuw wetboek voor burgerlijke rechtsvorde-,
ring,, een nieuw ontwerp van wet op onze rechterlijke
organisatie en indeeling, eene herziening der bepalingen
aangaande de makelaardij, wisselrecht of faillitenrecht
zijn Zal het een nieuwe wet op de afschaffingdertienden
of eenig ander onderwerp betreffen? Wij weten het niet,
en zullen er ons reeds van harte in verheugen, wanneer
slechts de regeling van enkele dezer onderwerpen door
den nieuwen minister spoedig aan de kamers zal voor
gedragen worden.
Onder het afdrukken der courant ontvangen wij hit
telegrafisch bericht uit 's-Gravenhage, dat de tweede
kamer der staten-gener&al tegen Dinsdag 28 Fe
bruari a. is bijeengeroepen.
Benoemingen en besluiten.
ministerieele departementen. Pensioen verleend
van f 4000 's jaars aan mr. T. M. Roest van Limburg,
laatst minister van buitenlandsche zaken.
^RiDDERORDENt^imoemd tot ridder der orde van den
ïJederlatt^schenNee^'V, de kapitein-luitenants ter zee
W. K. van Gennep, jonkheer M. W. Bowier, J. A. H. Hu-
genholtz en B. D. van Trojen; de luitenants ter zee
le klasse F. n. P. van Alphen en H. A. Ridder van Rap-
pard; de kolonel G. P. Booms, chef van den generalen
staf; de luitenant-kolonel H. J. Enderlein, van den gene
ralen staf, directeur van de militaire verkenningen; de
majoor J. V. D. Dittlinger, van den generalen staf, chef
van den staf in de 3C militaire afdeeling de onderin
tendant lc klasse J. C. N. van Hees, belast met de admi
nistratieven dienst in de 2C militaire afdeelingde kolonel
P. G. J. van der Sclirieck, kommandant van het 5e regi
ment infanterie; de ritmeester S. J. von Huguenin, van
het 2e regiment huzaren, instructeur bij de rijschool;
de kolonel jonkheer J. G. J. van Oldenbarneveld ge
naamd Witte Tullingh, kommandant van het 3e regi
ment vesting-artillerie; de luitenant-kolonel M. W. G. de
Man, van het regiment veld-artillerie; de majoor
L. S. R. Sesseler, van den staf der artillerie, onder
directeur van de artillerie stapel- en constructie-maga
zijnen; de majoor J. P. Holtzschue, van het korps inge
nieurs, mineurs en sappeurs, kommandant inde 5estelling
der geniede majoor A. Tutein Nolthenius, van het korps
ingenieurs, mineurs en sappeurs, kommandant van het
bataljon mineurs en sappeurs, en de kapitein A. Baud,
van het korps ingenieurs, mineurs en sapeurs, werkzaam
bij de koninklijke militaire academie.
Benoemd bij het leger in Nederlandsch-Indië, tot
ridders der orde van den Nederlandschen leeuw, de
kolonel der infanterie E. C. van Daalen, kommandant
der lc militaire afdeeling op Java; de kolonel der artil
lerie J. D. Hoedt, chef van het wapen; de luitenant-
kolonel van dat wapen E. IT. W. Ubbens, thans met
verlof in Nederland, en de majoor der genie, mineurs en
sappeurs K. L. Pfeiffer, chef van het topographisch
bureau en der militaire verkenningen.
Benoemd tot broeder der orde van den Nederland
schen leeuw de opperstuurman in het vaste korps dek
en onderofficieren J. Hobein.
leger. Benoemd tot generaal-majoor bij het leger in
Nederlandsch-Indië de adjudant des konings in buiten-
gewonen dienst en kolonel der infanterie van genoemd
leger D. L. de Brabant.
Verleend, bij gunstige uitzondering en zonder eenige
gevolgtrekkingen voor anderen, de rang van majoor aan
de gepensioneerde kapiteins A. Glimmerveen, D. J.IJser-
man, G. Eberhart en M. J. A. van Neck.
Kerknieuws.
Volgens de Kerkelijke courant van jl. Zaterdag heeft
het provinciaal kerkbestuur van Zeeland aan den heer
H. Boonen,predikant alhier, op zijn verzoekeeivol eme
ritaat verleend, in te gaan den 17™ April a.
Aangenomen het beroep tot predikant bij de
Nederduitsche hervormde gemeente te Oostkapelle
door den heer van den Hoofakker Houtzagers, thans
predikant te Oudewater.
Rechtzaken.
De arrondissements-rechtbank alhier heeft jl. Donder
dag de \olgende vonnissen uitgesproken:
Louw Jasperse, oud 26 jaren, visseher te Arnemuiden,
was beklaagd dat hij den 5en Januari jl. in de herberg
van L. Munters alhier, Klaas van Belzen met een mes
moedwillig heeft verwond. Hij is schuldig veiklaard aau
het moedwillig toebrengen van kwetsuren, zonder dat
hierdoor ziekte of beletsel om te werken van meer dan
twintig dagen is ontstaan, en veroordeeld tot twee maan
den gevangenisstraf, benevens eene geldboete van /8 en
in de kosten.
Tevens is de door de beleedigde partij ingestelde
1871.
vordering tot vergoeding van geleden schade, ten be
drage van 15, toegewezen en de beklaagde mitsdien
tot betaling dier som veroordeeld.
Aart Martijn, oud 20 jaren, en Jannes de Rijke,
oud 22 jaren, beiden visschers te Arnemuiden, waren
beklaagd dat zij den 20™ Januari jl. op de straat te
Arnemuiden Thomas de Hamer moedwillig aangevallen,
mishandeld en verwond hebben, waartoe de aanleiding
was een bij de beklaagden sinds vier jaren bestaande
wrok tegen den vader van den verwonde. Zij zijn schuldig
verklaard aan het moedwillig toebrengen van slagen en
kwetsuren, zonder dat daardoor ziekte of beletsel oni te
werken van meer dan twintig dagen is ontstaan, en
veroordeeld: de eerste tot 45 dagen, de tweede tot éene
maand gevangenisstraf, door beiden in eenzame opslui
ting te ondergaan, alsmede ieder in eene geldboete van
8 en solidair in de kosten.
Bovendien is de eerste beklaagde, met toewijzing van
de vordering der beleedigde partij, veroordeeld om aan
deze f 15 schadtvergoedering te betalen voor het toe
gebrachte nadeel.
Cornelis Sinke, oud 29 jaren, werkman; Hermanua
Bartel Woltering, oud' 25 jaren, metselaarsknecht
en nachtwaker; Jan de Pagter, oud 41 jaren; Jan de
Lange, oud 29 jaren, en Arie Groenenberg, oud 29jaren,
de drie laatstgenoemden werklieden, allen wonende
te Vlissingen, waren beklaagd dat zij den 2ieQ Januari jl.
van een wagen, geladen met zakken meel en rijdende
over den Nieuwen weg in de kom der gemeente Vlissin
gen, samen en in vereenigiug eene hoeveelheid meel
arglistig hebben weggenomen en zich toegeëigend.
De getuige A. Theune, van beroep sleeper, verklaarde
dat de beklaagden op voornoemden tijd en plaats achter
den door hem gevoelden wagen gekomen zijn, en de
tweede beklaagde een eind vooruit geloopen en toen
teruggekomen is, zeggende dat zij hem, sleeper, zouden
vermoorden als,zij geen meel kregen. Ook zijn de strengen
van zijn paard stuk gesneden, zonder dat getuige weet
hoe en door wien dit is geschied. Een vat meel is van
den wagen gerold en daaruit heeft de ontvreemding
plaats gehad.
De beklaagden gaven allen op, dat zij het meel van de
straat opgeraapt hebben, de tweede dat hij gelijktijdig
ook daar liggende losse duigen heeft opgenomen;de
derde beklaagde voegde daarbij, dat dit oprapen van het
meel geschiedde op uitnoodiging van den sleeper zei ven,
die, toen het vat op den wagen geholpen was, gezegd
heeft: „Jongen, ruim dat nu kelfjes op!" Tevens verze
kerden zy dat de jongen die den sleeper vergezelde,
P. Brasser, op den wagen is geweest en meel uit een vat
genomen heeft. Laatstgenoemde löjarige getuige ont
kende dit, hoezeer hij erkende ook meel van de straat
opgeraapt te hebben.
Het spoor van het meel, door de politie gevolgd, leidde
naar de woning van Sinke, die eerst ontkende meel in
huis te hebben, hetgeen bij onderzoek bleek onwaarheid
te zijn. Toen hij in voorloopige bewaring genomen werd
heeft hij de namen der andere beklaagden opgegeven,
bij wie ook eene huiszoeking gedaan en meel gevonden
werd, hoezeer zij eerst ontkenden dit te hebben. Groe
nenberg was de eenige die dadelijk het meel zonder
ontkentenis overgaf.
De rechtbank heeft de beklaagden schuldig verklaard
aan eenvoudigen diefstal, gepleegd onder verzachtende
omstandigheden, en hen veroordeeld tot veertien dagen
gevangenisstraf, in eeuzame opsluiting te ondergaaD,
alsmede solidair in de kosten.
Wilhelmina Doelman, dienstbode alhier, was be
klaagd dat zij in de maand December des vorigen jaars
uit een buffet in de woping en ten nadeele van den heer
S. van Os alhier een bankbiljet vau f 60 heeft ontvreemd.
De beklaagde heeft daarvan f 25 teruggegeven, met
belofte het tekortkomende te zullen inwinnen. De recht
bank heeft haar bij verstek schuldig verkaard aan dief
stal, gepleegd door een loonbediende ten nadeele van
haren meester, maar daarbij haar betoond berouw en het
vrijwillig herstel van een gedeelte der toegebrachte
schade als verzachtende omstandigheden aangenomeD,