Uit Paiijs- „Een gevoel van medelijden maakte zich van mij mees ter zoo schrijft Wachenhusen in zijn tweeden brief uit Parijs toen ik door de Avenue de Montagne, langs het hotel Meijerbeer de stad verder binnenreed. Overal heerschte dezelfde droefgeestigheid, dezelfde eentonig heid. Een gedeelte der winkels was gesloten, in een ander zaten de vrouwen of meisjes door de glazen op straat te kijken, waar zij slechts soldaten zagen. Op de boulevards des Capucines, des Italiens, Mont- martre en Poissonière is bijna geen huis, geen winkel, geen koffiehuis dat ik niet oven zoo goed ken als ieder Parijsch flaneur. Toen ik in de stad terugkwam, was ik te moede als iemand die eindelijk weder tehuis komt, want trots al de dwaasheden en eigenaardigheden van het nationale karakter der inwoners heb ik de stad Hef. „En wat is thans van de boulevards geworden Yoor de glazen zijn slechts de voornaamste benoodigdheden uitgestald, wapens, regenmantels, flanellen en wollen kleedingstuklcen. De koffiehuizen waren ledig, slechts hier en daar zag men een officier of een nationale garde zitten. De straatventers waren verdwenen, geen couran tenjongens, geen lucifersverkoopersgeen omnibus rolde over den mae-adam, geen fiaker belette de passage op een gevaarlijken hoek. „Op de trottoirs, waar anders duizende menschen elk ander verdringen, was thans ruimte genoeg, nergens stonden groepen voor de koffiehuizen,.overal heerschte doodelijke stilte. De mannen liepen in uniform, de vrou wen en meisjesin rouwkleederen, met bleeke lijdende ge zichten, waarop verdriet en verveling, kortom alles te lezen stond wat oene Parijsche het meest moet haten. De voornaamste voorwaarden voor hun gebrek ontbraken ook geheel: lichtzinnigheid, toiletten, theaters en equi pages. Niemand bekommerde zich om haar die anders alles is. De mannen dachten slechts aan de redding van het vaderland zij wilden overwinnen of sterven, maar om de vrouwen bekommerden zij zich niet. Schoon te zijn hadgeene waarde; het leven heeft zijne aantrekke lijkheid voor haar verloren en zij houden niet van de republiek, want de republiekeinen hebben geen geld zij dragen vuil linnengoed en gelapte laarzen. „Men zag slechts soldaten, overal soldaten. De ambte naren met hunne stukken onder den arm, droegen een kepie en eeu gegalionneerden pantalon; klerken en boden, kassiers en kooplieden, journalisten en komedi anten hadden uniform aan, en daartusschen liepen spahi's en zouaven, turco'e en mariniers, infanterie en cavalerie, maar alles ongewapend. Nergens was een politieagent om een volksoploop uit een te jagen; hier en daar stond een schildwacht slaperig op zijn geweer te leunen. „Yoor enkele winkels verzamelden zich eenige nieuws gierigen. Zcu men vroeger hebben kunnen zweeren, dat zij naar een prachtig kleedingstuk of naar een staaltje van een nieuwen tak van nijverheid stonden te kijken, thans gold het een vette ham of een kalfsborst^ een worst of een mooie visch, die de voorbijgangers deed watertanden. „Het is thans de tijd der carnevals, die in strijd met alle mogelijke almanakken ditmaal in Parijs op de vasten volgt. In plaats van de groote horens waarop gedurende den tijd van het carnaval van alle balkons wordt gebla zen, hoort men buiten slechts de scherpe tonen der signalen schetteren, en ten slotte zullen de Pruisen de atad nog binnentrekken alsof zij naar een carneval gaan. „Bij de verkiezingen heeft Parijs onder zijne verte genwoordigers nog S hevige republikeinen gekozen. De onverzoenlijke vaardigden, als om den koning van Pruisen te ergeren, Garibaldi en Gambetta af. De „rooden" verkeeren in eene stemming waarin zij ge neigd zouden zijn om de guillotine tot altaar te ver heffen, en om, als de oorlogsfakkel weder mocht worden ontstoken, met het hoofd tegen de forten te loopen, die reeds hun dreigende vuurmonden naar de stad hebben gekeerd. „Arm Parijs! voor korten tijd nog zoo schitterend en overmoedig, bedelt het thans om een stuk brood, terwijl de elegantste huisvrouw, die vroeger nooit om de keuken dacht, thans van vreugde weent op het gezicht van een mandje met aardappelen Toch is men reeds druk bezig om alles weder te herstellen en met iede- ren dag wordt de toestand der inwoners beter. Le Siècle voert reeds weder een hoogen toon en ze^t dat de overwinning van Duitschland slechts een victoire éphémère is, want poliliquemcnl et moralemenl ta France riest pas vaincuel Toen ik dat las wist men in Parijs nog niet of Jules Simon Gambetta dan wel of Gam-, betta Jules Simon in Bordeaux had laten arresteeren. „Van bijna ieder gebouw wappert de vlag van Het roode kruis; overal ontmoet men lazaretten. Geheel Parijs gelijkt een groot hospitaal. Boven het hoofd gebouw van het Grand hotel waait eveneens de vlag met het kruis, en daaronder leest men met groote letters Société internationale. „Ik kreeg honger en keek in alle restaurants, doch zag slechts ledige tafels, ook geen Miner of een gast. Mijne kleeding was erg met modder bespat. Waarheen zou ik mijne toevlucht nemen; misschien zou niemand mij binnenlaten uit vrees, dat ik van de vijandelijke voorposten kwam. Ik was te moede als een spitsboef die pas gestolen heeft, en dacht als slechts iemand mij herkent en roept: Hen le Prussien! dan ben ik ver loren. Wat zou ik niet hebben willen geven als ik mij aan iemand had kunnen toevertrouwen om mijne klee deren te reinigen, doch zoodra ik mijn mond opende zouden zij mij als een vreemdeling hebben herkend. „Op den Boulevard Poissonnière kocht ik sigaren. Zorgvuldig had ik Duitsch en Fransch geld in verschil lende zakken gestoken, doch de duivel kan nooit na laten om ons een poets te spelen en ik lag een Pruisi- schen thaler in plaats van een vijffranksstuk op tafel; gelukkig had ik nog tijd om de vergissing te her stellen. „Nog steeds zoekende naar een restaurant sprak mij plotseling een mobiele aan en vroeg naar eene straat die ik niet kende. Hij hoorde dat ik een vreemde ling was. Ah, vous rfêles pas dy pays, monsieur En toen ik ontkennend antwoordde en op zijn vraag om mijne papieren, verklarende dat ik die niet had, was het ter stond: Alors vous ircz avec moi a la police, waarop ik zeer brutaal hervatte non, au contraire, vous alles avec moi au bureau de la sociélé internationale du Grand hotel, ou vous irouverez ma legitimation. Hij was overbluft en liet mij gaan. „Teneinde raad, ontmoette ik het rijtuig van Het roode kruis, dat reeds op mij stond te wachten, en de bediende bracht mij naar een restaurant dat vol officie ren van allerlei wapenen was, doch ik dacht: „de vlag dekt de lading" en stapte moedig binnen. Dezelfde opmerking die ik op meer plaatsen had gemaakt, her nieuwde zich hier, nl. dat men fluisterend sprak. Ieder scheen te willen vermijden om gerucht te maken. Zooals de stad was, zoo waren ook de personen, stil, treurig, en de regeering kreeg de schuld van alles. „Hoezeer ook gedurende de belegering het gouverne ment dikwijls op een schandelijke wijze werd bedrogen, moet men toch aan de buitengewone werkzaamheid der particuliere nijverheid hulde brengen. Alleen de fabriek van Evreux, die naar Parijs was verlegd, leverde 250,000 vuurwapenen van allerlei kaliber; andere fabrieken ver vaardigden 370,000 geweerloopen, 97,000 loopen voor mitrailleuses benevens 2,200 affuiten en wagens voor de artillerie. „Voor ruim 12 franken kreeg ik een sober ontbijt, een kleine beefsteak van paardenvleesch, ongeveer 20 knoppen van Brusselsche kool, wijn en soep. Het brood was wel niet slecht, maar toch nog alles behalve blank. „Toen graaf Malszan zijne bezigheden had verricht bracht ik met hem nog een bezoek aan de gewondeD, die allen uitmuntend worden verpleegd; de Duitschers die er'nog waren roemden de behandelingdan ook zeer. Des avonds laat kwam ik in Versailles terug." De toekomstige regeeringSYorm ran Frankrijk. De constituante heeft hare eerste zittingeu gehouden en met belangstellingen gespannen verwachting ziet men hare beslissingen tegemoet over de verschillende ge wichtige onderwerpen, die in Frankrijk opgelost moeten worden. Niet van het minste belang is daaronder de beslissing der vraag, welke regeeringsvorm in Frankrijk aangenomen worden zal, en al moge men, naar den uit slag der tot dusverre bekend geworden verkiezingen te oordeelen, tot de conclusie komen, dat voor de monar chie de meeste stemmen zullen opgaan, met zekerheid laat zich dit echter volstrekt niet bepalen. Voor deze toch melden zich verschillende pretendenten aan; zal Bourbon, Orleans of misschien Bonaparte het bestuur in handen krijgen? en ofschoon waarschijnlijk voor deze laatste dynastie de minste kans van slagen bestaat hare partij is echter in Frankrijk nog van te veel gewicht om niet bij de behandeling dezer quaestie in de constituante haar hoofd krachtig op te steken. Of zal juist de onder linge strijd tusschen de aanhangers der verschillende pretendenten aan de voorstanders der republiek de zege; schenken? Hoeveel waarschijnlijkheidook hiervoor mocht bestaan hebben, 'zal thans deze regeeringsvorm, ofschoon misschien in de tegenwoordige omstandigheden voor Frankrijk het wenscbelijkst, omdat, gelijk Thiers in 1848 zeide, „e'est le regime qui divise le moinsf waarschijnlijk niet uit de urn der stemming te voorschijn komen. Ver schillende dagbladen houden zich met de behandeling dezer vraag bezig, en ieder van zijn standpunt verde digt niet alleen den,'regeeringsvorm, die hem het weosche- lijkst voorkomt, maar'koestert ook de beste hoop, dat die door de constituante verkozen zal worden. De be kende „Vieux liberal" behandelt in eenige brieven, in l'Etoile beige opgenomen, ook deze quaestie, en betoogt dat slechts de monarchie Frankrijk weder groot maken kan. Hij beroept zich daartoe op de Fransche geschiede nis, en tracht daaruit te bewijzen, niet alleen dat Frank rijk geen republiek wil en nooit gewild heeft, maar dat „per sedeze regeeringsvorm af keuring verdient, omdat men daartoe gebrek aan groote man nen heeft Van een Washington zegt hij: „il serail beau de le suivre sans aucun doutemais ce grand homme est mort depuis trots quarts de siècle, jusqu'ici il n"a pas eu de successeur. 11 est done sage de ne pas Ir op compter sur ces nobles exceptions Waarlijk niets gemakkelijker ter bereiking van zijn doel, dan de argumenten en personen, die tot staving van een tegenovergesteld gevoelen aangevoerd wordeD, verdacht te maken. De schrijver werpt den publicisten en hedendaagschen staatslieden voor, dat zij de oude schrijvers niet voldoende raadplegen, en schijnen te ge- looven, dat het verledene bun niets tot leering aanbiedt. Is dit waar, dan voorzeker hebben zij daarin groot onrecht. Zeer terecht beweert de schrijver, dat de gebeur tenissen en instellingen gewijzigd worden en verande ren, maar dat dit alles slechts de uiterlijke omstandig heden raakt; wat voor onze vaderen een nuttige wenk geweest is, blijft dit eveneens voor ons. Daarna verge lijkt de schrijver den hedendaagschen toestand van Frankrijk met dien tijdens Henri IV, en zegt dat het niet de republiek geweest is die Frankrijk gered heeft, toen de burgeroorlog eveneens het land verwoestte en de burgers doodde als het thans de Pruisen doen. Die groote koning, wetgever en soldaat, door geboorte tot den troon geroepen, nam metkrachtigen arm het bestuur in handen, en herstelde de eenheid van Frankrijk, be dreigd door de Ligue en de Spaansche intriges. Voor zeker behoort deze koning tot de grootste figuren van Frankrijk's geschiedenis, doch aannemende dat de ge beurtenissen van vroeger aan het heden ten voorbeeld moeten strekken, dan kan men slechts hieruit afleideD, dat thans evenals in dien tijd het verzwakte Frankrijk een krachtige hand behoeft, om tot welvaart en inwendige rust te komen, doch kan men daaruit volstrekt nog niet het bewijs putten, dat van de monarchie slechts die goede uitslag verwacht kan worden. De schrijver ont kent, dat thans onder de republikeinen een man gevon den zal kunnen worden, krachtig genoeg en met voldoende populariteit, om die zware taak op zich nemen en gelukkig te volvoeren, maar levert een der pretendenten voor den Franschen troon dan de noodige waarborgen op? Zou in geheel Frankrijk niet een man gevonden kunnen worden die met een Chambord, Joinville of een ander der pre- tendenten zou kunnen wedijveren? Een ontkennend antwoord komt ons minstens te voorbarig voor, en onmo gelijk kan dit in de geschiedenis gevonden worden. Zeer zeker leert de geschiedenis, dat de monarchie zich steeds langer staande gehouden heeft dan de republiek, doch bewijst dit voldoende, dat zij thans niet de geluk kigste regeeringsvorm voor Frankrijk zijn zou? Hoe de beslissing der constituante ook zyn mogej welke regeering Frankrijk bekomen zal, hetzij monar chaal, hetzij republikeinsch, haar streven zal dezelfde richting moeten hebben, namelyk het herstel zoowel in staatkundigen als in oeconomischen zin van het diep geschokt land, en de vraag langs welken weg die uitslag verkregen zal worden, kan de geschiedenis niet vol doende oplossen. Geheel iets anders is het, of men thans de republiek verwachten mag. De uitslag der verkiezin gen schijnt daarop weinig uitzicht te geven, en wanneer de beslissing zijn zal gelijk die zich verwachten laat, dan dragen in de eerste plaats de hedeudaagsche Fran sche republikeinen zeiven de schuld. De angst voor de radicalen, de zoodanigen als thans de stad Parijs naar de constituante gezonden heeft, doet menigeen voor het denkbeeld der republiek terugdeinzen; zonder twijfel is dit gevaar juist in den tegenwoordigen toestand van Frankrijk zoo groot, dat de zegeviering dezer beginse len een nog grootere ramp zijn zou dan de geheele oor log was. Niet minder schadelijk voor derepublikeinsche beginselen was de bestaande republiek zelve. Regee- ringloosheid, onbekwaamheid, volmaakte vernedering van het groote volk, dat zoo lang aan de spits van Europa stond, ziedaar het beeld dat zich aan onze oogeu

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 3