r 3i.
Maandag
1871.
OURANT.
6 Februari.
Middelburg 4 Februari.
111DDELBURGSCIIE BELANGEN.
IX.
Een argument (het 3e) dat wij met niet minder leed
wezen dan verwondering in het rapport waarvan wij
gisteren melding maakten, vinden opgenomen, luidt
aldus:
„Wat de gemeenschap met Staats-Vlaanderen betreft,
ook daaromtrent di^rt^e verwachting van Middelburg
op teleurstelling uit te loopen. Ook tot verbetering daar
van werd in der tijd het aanbod gedaan, terwijl de wijze
waarop de werken thans worden uitgevoerd, afdamming
van het Sloe alvorens het kanaal naar deWester-Schelde
gereed is, die communicatie voor geruimen tijd belem
meren, den aanvoer van producten stremmen, den uit
voer van handelsartikelen derwaarts bemoeilijken, en
het^pzoeken.yqn.^ndére plaatsen bevorderen zal."
Hoe nu is men geneigd te vragen is nu de be
spoedigde afdamming van het Sloe, waarnaar men zoo
lang in gespannen verwachting heeft uitgezien, in plaats
van een blijde gebeurtenis, ook al een ramp geworden?
Is dan de aanzienlijke premie door den minister Fock
in het bestek der aanbesteding uitgeloofd aan den aan
nemer voor elke maand dat het werk vroeger dan
1 Augustus 1872 zal worden opgeleverd, wellicht het
produkt van boos opzet om Middelburg te benadeelen?
Of is slechts het gemeentebestuur van Middelburg zoo
zeer verdiept in zwaarmoedige beschouwingen omtrent
den financieelen toestand der gemeente, dat het doof
is voor de stemmen die het anders rondom zich zou
hooren opgaan liet is immers j uist in deze dagen, dat
iedereen vervuld is met het denkbeeld telkens door de
feiten luide uitgesproken, dat nu het productieve der
belangrijke sommen voor de openbare werken op Wal
cheren besteed, onwederlegbaar blijken zou, indien
slechts de dam door het Sloe gelegd was, ook al
waren de kanaalwerken niet voltooid, ook al zou
Vlissingen daarvan het meeste voordeel getrokken
hebben?
Het is immers juist in deze dagen, nu alle gemeen
schap met Schouwen, met Neuzen, met Breskens en met
elk ander punt van den vasten en niet-vasten wal onder
scheidene dagen gestremd is geweest, en er letterlijk
geen ander middel bestond om dit eiland te verlaten,
dan zich in een open schuit het Sloe te laten overzetten,
het is immers juist in deze dagen, zeggen wij,
dat de nadeelen van ons isolement levendiger dan ooit
gevoeld zijn?
Het is immers juist in deze dagen, nu de havens van
Vlissingen met stoom- en zeilschepen, meerendeels van
aanzienlijk charter, gevuld liggen, dat men elkander
voorrekent wat al vertier er op Walcheren zou ontstaan
zijn, indien slechts het Sloe langs fjzeren rails, in plaats
van met een sloep raidden door de ijsschotsen, kon wor
den overgetrokken
Het is immers juist in deze dagen, dat zelfs de aller-
ongeloovigsten op dit punt zich een begrip beginnen te
vormen van de welvaart welke de verbinding der nog
altijd uit zee toegankelijk gebleven reede van Vlissingen
met het spoorwegnet wel is waar in de eerste plaats
voor Vlissingen, maar dit zou niet zonder invloed kun
nen blijven op Middelburg verspreiden zal?
Zoo ja, dan is ook ons leedwezen over het door den
Middelburgschen gemeenteraad aangevoerde argument
betrekkelijk de afdamming van het Sloe volkomen
gerechtvaardigd.
En toch, al is het ook een uiterst teedere snaar die
Middelburg's gemeenteraaden nog wel zoo ter kwader
ure heeft doen trillen, er zou gemakkelijk verschoo
ning voor zijne handelwijze gevonden worden, wanneer
slechts kon worden aangetoond dat die alom zoo vurig
gewenschte afdamming van het Sloe werkelijk nadeelig
is voor Middelburg's bijzondere belangen.
Maar indien ook deze aanleiding tot het argument
gemistfwordt, dan kan het zeker op geenerlei sympathie
aanspraak maken.
Men beroept zich op dem handel met Staats-Vlaanderen.
De handel met Staats-Vlaanderen!
Sluiten we nu eens voor een oogenblik onze oogen
voor de werkelijkheid.
De handel met Staats-Vlaanderen.'
Wenden wij althans het gelaataf van de ledige kaden,
want men moet in de verbeelding terug vele jaren
terug, om zich een toestand te droomen als waaraan dit
argument ons herinnert.
Dq/nanaqUmfct' Staats-Vlaanderen
Er -was e~ens ja er was een tijd toen onze kaden
en grachten met beurtschepen gevuld waren, een tijd
toen een aantal steden en dorpen te Middelburg ter
markt kwamen, een tijd toen een groot deel van
Staats-Vlaanderen in het bijzonder door Middelburg in
tal zijner behoeften voorzien werd. De handel in granen,
ellengoederen, timmerhout, ijzerwaren, wijnen en andere
artikelen van consumptie heeft vroeger zeker niet weinig
^oordeel aan Middelburg opgeleverd. Meer dan een for
tuin heeft er voor een groot deel zijn opkomst aan te
danken. Maar hoe is het thans? De handelsreizigers die
dat land doorkruisen komen, op weinige uitzonderingen
na, uit Holland of Noord-Brabant, en de meeste goederen
die men vroeger uit Middelburg ontving worden thans,
voor zoover België daarin niet s'oorziet, uit Rotterdam,
Bergen op Zoom enz. aangevoerd. Een statistiek omtrent
de hier aankomende en van hier vertrekkende beurt
schepen zou daaromtrent meer positiefs kunnen leeren
dan deofficieele verslagen van den toestand der gemeente,
waarvan wij de vijftien laatste hebben geraadpleegd.
Van den handel met Staats-Vlaanderen vinden wij daarin
nergens opzettelijk melding gemaakt. Dit kan trouwens
geen verwondering wekken, daar men over den binnen-
landschen handel in het algemeen slechts zeer weinig
vindt opgeteekend. Hier leest meto dat de binnenlandsche
handel grootendeels bestaat uit voorbrengselen van den
landbouw; daar dat de aanvoeren aan degraanmarkt van
lieverlede verminderen; ginds dat het ter graanmarkt
verhandelde zich voornamelijk tot voortbrengselen van
het eiland Walcheren bepaalt; elders dat mindere aanvoe
ren op de binnenlandsche scheepvaart invloed uitoefenen.
Voegt men hier nu bij wat genoemde verslagen ons
mede leeren dat het hier ter graanmarkt verhandelde
voor een deel naar België wordt verzonden en dat kool
zaad uitsluitend plaatsing vindt aan de hier bestaande
fabrieken en speculanten, dan mag men daar zeker ook
van de andere artikelen wel een groot deel voor plaatse
lijke comsumptie zal worden gekocht, alles te zamen
genomen, wel tot de conclusie komen, dat de handel met
Staats-Vlaanderen ook in landbouwproducten niet zeer
levendig kan genoemd worden.
Maar hoe gering het deel ook zijn moge dat ons van
den handel met Staats-Vlaanderen is overgebleven, al
bedroeg dit ook slechts een honderdste in vergelijking met
vroeger, het zou nogtans te prijzen zijn, in ieder die
daartoe in staat is, dat hij beproefde dat deel te behoeden
en het zoo mogelijk te vergrooten. Te prijzen zou dit ook
zijn in den gemeenteraad van Middelburg mits hij
het deed door andere middelen dan hier gebezigd zijn.
De vergadering van ingelanden van den polder Schou
wen heeft heden het besluit genomen tot vrijverklaring
van dien polder, en wel met 204 tegen 18 stemmen. Drie
ingelanden hielden zich buiten stemming.
De markies d'Angeja is jl. Woensdag bij Z. M. den
koning der Nederlanden is een bijzonder gehoor ontvan
gen, ter overhandiging zijner geloofsbrieven als buiten
gewoon gezant en gevolmachtigd minister van Z. M. den
koning van Portugal.
In eene jl. Dinsdag avond te Amsterdam gehouden en
door 55 leden bijgewoonde vergadering der kiesver-
eeniging Burgerpligt, is de behandeling van het voor
gestelde reglement ten einde gebracht. Toen namelijk
artikel 1, bevattende de na zoo langdurige debatten
vastgestelde hoofdbeginselen, bij stemming met alge-
meene stemmen op éene na was aangenomen, leverde
de behandeling der overige artikelen weinig moeilijk
heden meer op. Een voorstel van den heer Pijnappel,
om aan de leden van Burgerpligt het lidmaatschap eener
andere kiesvereeniging te verbieden, werd, na beraad
slaging, verworpen. Een voorstel van dienzelfden heer,
om het oorspronkelijk artikel 4 te behouden en dus tot
de stemming over de candidaten alleen toe te laten de
kiesbevoegde leden, gaf aanleiding tot warme debatten.
De heer J. G. Engels lichtte het voorstel der commissie
van bestuur toe, dat strekte om alle onderscheid weg te
nemen tusschen kiesbevoegde en niet-kiesbevoegde
leden. Het was z. i. de eenige ware liberaliteit om aan
alle leden gelijke rechten te verleenen. Dit voorstel
werd ondersteund door de heeren Roozeboom en
Geesink, doch bestreden door den heer mr. A. S. van
Nierop en door twee leden der commissie van bestuur,
de heeren Domela Nieuwenhuis en Levy. De tegen
standers meenden dat men de uitbreiding der kiesbe
voegdheid langs den wettigen weg moest zien te ver
krijgen, en daartoe bij de bevoegde machten in den staat
alle mogelijke, pogingen in het werk te stellen. Zij
achtten het echter minder constitutioneel en niet ratio
neel, bij dit reglement in strijd te handelen met grond
en kieswet, en die als het ware te verbeteren. De kiezers
moeten licht ontleenen van een ieder, vandaar dat ook
niet-kiezers als leden aan het debat kunnen deelnemen.
De aanbeveling van den candidaat moet echter eene
aanbeveling blijven van kiezers aan hunne medekiezers.
De aanneming van het tegenovergestelde beginsel zou
het prestige der vereeniging bij de kiezers kunnen scha
den en ook tot overrompeling door een aantal geheel
onbevoegde stemmers van eiken leeftijd en klasse in
de maatschappij aanleiding kunnen geven. Het voorstel
van den heer Pijnappel werd ten slotte met 38 van de
45 stemmen der in deze alleen tot stemming bevoegde
kiesgerechtigde leden aangenomen. Een voorstel van
den heer Ankersmit, om onder de 9 leden der commissie
van bestuur ook 4 niet-kiesgerechtigde leden te kunnen
opnemen, werd verworpen. Met algemeene steramen op
éene na werd besloten voor de vereeniging rechtsper
soonlijkheid aan te vragen. Het geheele reglement werd
ten slotte met groote meerderheid van stemmen aan
genomen (49 tegen 6). Amsterdcour.)
Uit het Weekblad van het regt blijkt, dat de minister
van justitie op 30 Januari jl. de volgende circulaire
gericht heeft aan de procureurs-generaal bij de provin
ciale gerechtshoven.
„Velerlei en dikwerf niet ongegrond zijn de bezwaren
tegen de preventieve gevangenis.
„Aan die bezwaren kan, zelfs bij de bestaande wetge
ving, zoo niet geheel, dan toch voor een aanzienlijk deel
worden tegemoet gekomen. Immers bestaat wel in be
paalde gevallen de bevoegdheid, doch nimmer de ver
plichting tot hare toepassing. Waar nu de preventieve
gevangenis wettig is veroorloofd, is zij te veel regel ge
worden, terwijl zij veeleer uitzondering had kunnen
blijven.
„En al moge nu ook aan het onderzoek der zaak meer
malen een voorloopige aanhouding bevorderlijk kunnen
zijn, daar tegenover staat de zware druk, dien, inzonder
heid bij geringere misdrijven of bij het niet-bestaan van
vrees voor de ontvluchting, eene voorloopige gevangen
neming medebrengt. Ik vermeen uit dien hoofde uwe
aandacht op deze aangelegenheid metaandrangte moeten
vestigen, met uitnoodiging uwerzijds, zooveel bestaan
baar, te willen medewerken dat de toepassing der pre
ventieve aanhouding niet lichtvaardig plaats vinde, en
gevangenhouding en gevangenneming niet buiten
noodzakelijkheid worde gerequireerd. Ik behoef te-
nauwernood hierbij te voegen, dat eene bespoediging
van den afloop der rechtsgedingen, zoowel in het belang
der maatschappij als in dat der beklaagden moet worden
geacht. Ook daartoe, zooveel van u zal afhangen, stel ik
prijs op uwe invloedrijke en door mij zeer gewaardeerde
medewerking."