pijnigers bevrijde hoofdstad en de als uit den grond
gestampte legers in zoovele veldslagen aan den dag
hebben gelegd, te verkleinen.
„Wij betreuren het, dat zóóveel offers tevergeefs zijn
gebracht, zooveel kostbaar bloed van beide zyden onnut
tig moest stroomen, maar wij kunnen den ons geboden
tegenstand niet veroordeelen, hoewel hij, wat wij meer
malen te kennen gaven, naar onze meening, voor de
Fransche republiek hoogst verderfelijk was. Tot dit
inzicht schijnt ook de Parijsche regeering te zijn
gekomen."
Uit Berlijn werd op den 28™ geschreven
„De stad verkeert in koortsachtige spanning omdat
men ieder oogenblik het bericht der capitulatie van
Parijs tegemoet ziet. Daar men die capitulatie algemeen
als een voorbode van den vrede aanmerkt, is het duide
lijk, dat overal de grootste vreugde heerscht. In de
schouwburgen heeft men zich reeds op allerlei ovatie's
voorbereid voor het geval, dat het bericht der capitulatie
nog mocht aankomen. Algemeen verwacht men dat de
keizer terstond na het teekenen der capitulatie naar
Berlijn zal terugkeeren."
De onderhandelingen te Versailles.
Hans Wachenhusen schrijft van den 25™ Januari uit
Versailles
„Hoe levendig herinnert mij de tegenwoordige toe
stand aan dien te Ferrières. Toen heette het ook „Jules
Favre is aangekomen hij is weder naar Parijs gereden.
Hij komt terug. Hij heeft dit of dat gezegd en Bismarck
heeft dit of dat geantwoord." Jules Favre kwam einde
lijk niet meer terug, en wij zagen hem na dien tijd niet
Weder.
„De zomer verstreek en de herfst ging voorbij, en thans,
nu ook de winter ten einde loopt, heette het gisteren
weder „Jules Favre is aangekomenhij komt met het
voorstel tot capitulatie van Parijs. Jules Favre is weer
weggegaan, doch hij komt terug." Intusschen schijnt de
zaak ernstiger te zijn dan vroeger, want men verneemt
heden weer, dat wij, wegens de vredesonderhandelingen,
meer achterwaarts gelegen kantonnementen zullen be
trekken.
„Toen ik heden middag de brug te Sèvres passeerde
woei nog steeds de parlementaire vlag, en toen ik te Ver
sailles kwam, vernam ik dat Jules Favre weder was
aangekomen met dezelfde bruine reiskoets, die ik even
duidelijk voor mijn geest heb, als de fiaker die in 1866
aan het hoofd van de onderhandelaars over den vrede
het eerst de Duitsche voorposten passeerde om naar
Nikolsburg te gaan.
„Voor zooverre de militaire bevolking betreft veran
derde heden het uiterlijke voorkomen van Versailles
niet. De inwoners echter waren zeer opgewonden en
trachtten in het gelaat der Pruisen te lezen hoe het met
de geruchten over den vrede stond. Lieden die ons
anders slechts droog weg bonjour wenschten, wat vrij
vertaald naar hunne meening, zou beteekenen; „haal je
de drommel!zulke lieden drongen zich heden vrien
delijk lachende om ons been, om na een langen omweg
te vernemen wat toch van de vredesgeruchten waarheid
was.
„„God geve ons den vrede! "zoo wenscben zij en het
gaat hun als de ijsschotsen zij ontdooien en leggen hun
innerlijkste overdenkingen bloot De gedachte dat zij
eindelijk uit dezen treurigen toestand zullen geraken
verandert zelfs den hevigsten patriot en maakt hem
de tong los. Bij de vrouwen, men vergeve mij de
vergelijking, gelijkt zij wel een stroom, evenals bij dooi-
weder van het dak stort; hare oogen zwemmen in tranen,
het gevoel herneemt zijne rechten en zij zuchten„God
geve ons den vrede
„Trots de gestrenge tucht onder onze soldaten, en hoe
wel de inwoners van Versailles door onze troepen zoo
min mogelijk leed is aangedaan, heeft toch de stad veel
smartelijks ondervonden. Zij, de verpersoonlijking van
Frankrijk's grootheid, zag het vijandelijk hoofdkwartier
van den koning en kroonprins van Pruisen binnen hare
muren, ja zelfs de kroning van den Duitschen keizer.
Gedurende vier maanden moet zij zich diep vernederd
hebben gevoeld. Zij sidderde bij ieder kanonschot en
gaf zich aan verschillende droomerijen over bet herstel
van den ouden roem over. die allen ij del bleken te zijn.
Zij zag in verwachting naar het noorden en zuiden, maar
van geen enkele zijde kwam redding opdagen.
„De verwachtingen omtrent den uitval werden ook te
leurgesteld, en geen wonder dat nu allen in groote span
ning verkeerden over den afloop der onderhandelingen.
„Hij komt terug, en hij komt niet terug," waren twee be
richten die gisteren onophoudelijk werden uitgestrooid.
Dan wedpr wist men te vertellen, dat Favre naar Londen
zou vertrekken om de Zwarte zee-quaestie te behandelen,
terwijl men zelf wel in een zee zoo zwart als inkt scheen
te zitten. Om de beweging nog te vermeerderen kwamen
juist gisteren 10 Japansche officieren als gasten in het
hoofdkwartier aan.
„Graaf Bismarck was des morgens te tien uren bij den
keizer geweest, en toen de kanselier des namiddags in
een open rijtuig door de Avenue de Paris reed, trachtte
men in zijn gelaat te lezen. Het wachtwoord was den
geheelen dag Paris caput
„Eindelijk was Jules Favre te vier uren teruggekomen.
'Natuurlijk wist niemand, met welke berichten hij
kwam, doch de telegraaf meldde de nederlaag van Bour-
baki. Dit bericht trof als een donderslag het arme
Versailles, en niet minder het gerucht dat Garabetta met
drie millioen de vlucht had genomen, terwijl von Bis
marck zeven milliarden vroeg, om van de rest maar niet
eens te spreken."
Een correspondent van de National Zeitung ver
haalt over de eerste onderhandelingen met Jules Favre
het volgende:
„In den avond van den 23en, ongeveer te zeven uren,
kwam Jules Favre, in gezelschap van zijn schoonzoon,
te Versailles aan; hij was onze voorposten bij Sèvres
gepasseerd. Zonder in het hotel af te stappen ging hij
terstond naar von Bismarck, met wien hij tot midder
nacht eene conferentie had, die alzoo vijf uren duurde.
Toen begaf Favre zich naar een voor hem gereed ge
maakt kwartier in den Boulevard du Roi n°. 1, alwaar
hij met zijn schoonzoon tot des morgens drie uren werkte.
„Intusschen was in den nacht van den 23™ op den
24™, te twaalf uren, een krijgsraad gehouden, onder het
voorzitterschap van den keizer. De voorstellen van
Jules Favre hadden het onderwerp van een langdurige
discussie uitgemaakt. Den volgenden morgen te half
twaalf uren bracht de heer von Bismarck een bezoek
aan Jules Favre, bij wien hij ongeveer een half uur door
bracht. De aanmelding van von Bismarck had
plaats met den titel: Chancelicr allemand imperial. De
heer Favre ontving hem met de woorden Vous me rendez
beaucoup d'honneur.
„Des namiddags tegen een uur reed Favre weder naar
von Bismarck, terwijl intusschen te 10 uren nogmaals
krijgsraad was gehouden. De conferentie duurde ditmaal
twee uren, waarop Favre met zijn schoonzoon te half
vier uur naar Parijs terugkeerde. Voor de uitnoodiging
om te blijven dineeren bedankte hij lachend, met de op
merking, dat zij in Parijs zouden dineeren.
„Nadat ik Favre in September te Ferrières heb ge
zien is hij zeer veranderd. Op den avond van zijne komst
alhier was hij erg in zich zeiven gekeerd en ter neder-
geslagen, doch toen hij vertrok verkeerde bij in een
vroolijke stemming. Von Bismarck nam op zeer harte-
lijde wijze afscheid en drukte hem herhaaldelijk de hand.
„Als men op uiterlijke teekenen mag afgaan dan kun
nen we spoedig een volkomen vrede verwachten, want
von Bismarck deed gisteren zijn dagelij ksch rij toert je
in de vroolijkste stemming. Men wil weten, dat
Favre niet meer zoo hevig als te Ferrières aan zijne
weigering tot den afsland van den Elzas en Lotharingen
vasthoudt en dat er een basis voor onderhandelingen
is vastgesteld. Naar ik verneem is van de zijde van
Frankrijk het beginsel tot afstand aangenomen, doch
weigert men om Metz aan Duitschland af te staan. Dit
is het'groote punt in quaestie, daar wij van die belang
rijke vesting nimmermeer afstand kunnen doen.
„Algemeen is hier de hoop, dat de geopende onder
handelingen tot een gunstigen vrede zullen voeren."
Een luchtreis.
De luchtreiziger Eliset Robin, een matroos van 27 ja
ren, geeft het volgende verhaal van zijn tocht met den
ballon generaal Dauménil.
„Nadat ik 25 dagen de lessen op de school voor lucht
reizigers had bijgewoond, werd ik uit de twee en vijftig
leerlingen gekozen, om den ballon generaal Dauménil te
voeren. Op den 22™ Januari vertrok ik van het station
j van den spoorweg naar Straatsburg, des morgens te drie
uren; het was stil weder maar miste zwaar. Het regende
letterlijk Duitsche bommen in Parijs.
„Met buitengewone snelheid steeg ik tot eene hoogte
van 1800 meters op, buiten het bereik van de vijandelijke
kanonnen. Toen de drukking van het gas tegen de bin
nenwanden van den ballon te sterk werd, begon hij die
uit de kleine klep uit te blazen. Het was een treurig
j oogenblik voor mij. want het gas omhulde mij geheel en
i ik viel in zwijm.
„Intusschen steeg ik steeds booger; toen ik tot mij
zeiven kwam bevond ik mij in de onmogelijkheid om te
bepalen hoe hoog ik was en in welke richting ik dreef;
mijn barometer en kompas waren geheel bevrozen. De
koude beving mijom mij eenigszins te verwarmen
dronk ik een fleschje rum ledig, doch het hielp niet, ik
kon mijne leden niet bewegen. In dien toestand bleef
ik tot het aanbreken van den dag. Ik meende koers
naar Havre te hebben gezet en boven den Oceaan te
zweven.
„Eindelijk brak de zon door, ik zag baar beneden mij.
Ik bevond mij op een ontzaglijke hoogte en begon lang
zaam te dalen. Mijn vermoeden, dat ik boven de zee
zweefde bevestigde zich, toen ik de golfachtige bewe
ging van het water door de stralen der zon duidelijk
kon waarnemen.
„Na eeDige angstige uren bemerkte ik gelukkig hui
zen en hoorde het geluid van klokken. Langzaam daalde
ik in de nabijheid van een kasteel en riep: „Waar ben
ik?" Men antwoordde mij in het Vlaamsch en terstond
volgde een schot. „Geen twijfel, dacht ik, ik ben in
Pruisen." Ik wierp ballast uit en de twee zwaarste pak
ketten met brieven.
„Door het aanzienlijk verlies van gas kon echter de
ballon niet meer stijgen. Ik was verloren en besloot
mijn anker uit te werpen, dat aan een boom haakte. Tot
mijn groote blijdschap bemerkte ik dat ik in België was
aangekomen."
De reiziger had acht zakken met brieven bij zich,
waarvan vijf behouden zijn gebleven en drie postduiven,
om naar Parijs bericht van zijn behouden overkomst te
kunnen zenden.
Brieven uit België.
Brussel30 Januari.
Voorwaar! tegen de derde Fransche republiek kunnen
grieven worden ingebracht. Reeds hare geboorte was
een misslag; men had op den 4™ September haar niet
op forcipale wijze in 't leven moeten roepen. Het tweede
keizerrijk zou dan hebben geliquideerd en het kind, de
republiek, zou alzoo te juister tijde ter wereld -zijn ge
komen.
Men zou bovendien nog veel kunnen inbrengen tegen
hare politiek, hare plannen en de middelen die zij
geschikt achtte om Frankrijk te redden, doch welke
het slechts zooveel te dieper in den afgrond hebben
gestort waarin het thans ligt te worstelen. Maar
wanneer wij alzoo die menschelijke zwakheden niet
stilzwijgend zijn voorbijgegaan, moeten wij tevens erken
nen dat de republikeinen, die in een zoo gewichtig
oogenblik de macht in handen hebben genomen, volko
men in hun recht zijn om tot Frankrijk te zeggen: zoo
het keizerrijk zonder mogelijkheid van herstel is omver
geworpen, zoo al de afzichtelijkheden daarvan zijn
blootgelegd, en zoo het zich in al zijne afschuwelijkheid
aan Europa en de wereld heeft vertoond, waaraan hebt
gij dat dan te danken? Aan de republiekIndien wij
thans, niettegenstaande onze rampen, de algemeene
sympathie, die zich van het keizerlijk Frankrijk, dat
dwaas en misdadig, uitdagend en oorlogzuchtig was,
had afgewend, weder genieten, waaraan zijt gij dat dan
verschuldigd? Aan de republiek
Indien eindelijk voor de eerste maal sedert de mis
daad van den 2™ December Frankrijk zijn nationale
souvereiniteit heeft terug erlangd, indien het slechts
door eigen kracht herleeft, indien het vrijelijk zonder
eenige pressie door een vrij gekozen nationale vergade
ring zijn wil kan uiten en zich de staatsinstellingen en den
regeeringsvorra kan geven welke het verlangt, aan wie
dankt het dit dan? Aan de republiek
Ik weet niet of Frankrijk onder den indruk van zijn
ongeluk en na het schipbreuklijden van al zijn wenschen
daarmede rekenschap zal houden en er a3n zal denken
op den dag der verkiezingen, maar ik betwijfel het
bijna. Wat het meest voor een toekomstige nationale
vergadering, die op den 15™ Februari te Bordeaux zal
zitting nemen, te duchten is, is dat zij geen aaneenge
sloten meerderheid zal vertegenwoordigen.
Alle bekende staatkundige personen willen en kunnen
plaats vinden. Het zou mij niet verwonderen, indien de
heer Guizot naast Gambetta zitting had en dat de Vendeéer
Charette naast den heer Jules Simon een zetel innam,
kortom er zullen tal van beroemde mannen zijn. De
redenaars zullen om strijd met elkander wedijveren,
maar zal de vergadering die helderheid van blik, die
vastberadenheid en dien moed bezitten, welke noodig
zal zijn om een verschrikkelijken toestand in het aange
zicht te zien en zich aan een onverzoenlijk noodlot te on
derwerpen, of om te besluiten tot het hervatten van een
strijd, die, als hij verloren wordt, Frankrijk's dood zou