meester en wethouders en de commissie van fabricage, teneinde daaromtrent advies uit te brengen. Tengevolge van de aanstelling eener onderwijzeres op de gymnastiekschool zijn door de commissie voor die school eenige wijzigingen voorgedragen in de verorde ning, welke worden goedgekeurd. Wordt overgelegd, ter voldoening aan art. 178 der gemeentewet, een door de commissie voor de strafveror deningen goedgekeurde verordening ter bepaling welke verordeningen nog gelden. De vergadering vereenigt zich hiermede. Eene door burgemeester en wethouders aangeboden concept-verordening voor het pensioneeren van ge meente-ambtenaren wordt gesteld in handen der finan- cieele commissie. De voorzitter deelt mede dat de heer A. A. Sanders den 29ea Januari jl. zijn ÖOjarigen dienst als ambtenaar ter gemeente-secretarie heeft herdacht, en burgemeester en wethouders hem bij die gelegenheid namens de ge meente een geschenk van 100 hebben aangeboden,zich vleiende dat de raad dit zou goedkeuren, te meer omdat in 1861, bij de 40jarige dienstvervulling van genoemden ambtenaar, een gelijk besluit is genomen. Daar de heer Snijders verklaart dat hij zich hiermede niet kan vereenigen, wordt het voorstel tot goedkeuring door den voorzitter in stemming gebracht en aangeno men met 12 stemmen tegen 1, zijnde die van den heer Snijders. Vervolgens wordt bepaald dat die 100 zullen worden bestreden door af-en overschrijving uit de on voorziene uitgaven op de begrooting voor 1871. Een staat van af- en overschrijvingen op de gemeente- begrooting voor 1870, als een gevolg van Teedsgenomen besluiten, wordt goedgekeurd. Tengevolge van het in de vorige zitting genomen be sluit om bij de regeering pogingen aan te wenden, ten einde ontslagen te worden van de toegezegde uitkeering van 20,000 gedurende 25 jaren (zie het verslag in het bijvoegsel der courant van 24 Januari jl.), hebben bur gemeester en wethouders een concept-adres aan den minister van binnenlendsche zaken opgemaakt, hetwelk de voorzitter namens hen den raad ter goedkeuring aanbiedt, hoezeer de resumtie van het te zenden adres door den raad niet is voorbehouden. Het concept wordt daarop door den secretaris voorge lezen. Daarin wordt herziening van de vroegere overeen komst gevraagd, op grond van dezelfde motieven als door burgemeester en wethouders en de tinancieele commissie bij hun voorstel in de vorige zitting zijn aangegeven, en tot den minister het verzoek gericht om het daarheen te willen leiden, dat óf der gemeente ontheffing worde ver leend van de betaling der meergenoemde jaarlijksche uitkeering van 20,000 gedurende 25 jaren, voor zoo danig deel als blijken zal hare krachten te boven gaan en meer te bedragen dan zij, zoowel als de regeering gemeend had dat haar in billijkheid kon worden opge legd; óf, indien daartegen onoverkomelijke bezwaren bij den minister mochten bestaan, dat de staat voor zijne redering neme zoodanige openbare werken als onmiddel lijk voortvloeien uit hetgeen voor kanaal en spoorweg door hem is tot stand gebracht. Op de vraag des voorzitters of de raad zich met dit concept kan vereenigen, antwoordt de heer Snijders dat het concept niet voor de leden ter inzage heeft gelegen en het niet mogelijk is de voorlezing van een zoo be langrijk stuk goed te volgen, zoodat hij voorstelt de beslissing aan te houden en het concept voor de leden ter inzage te leggen. Dit voorstel wordt, na door de heeren van Eekelenen Dronkers ondersteund te zijn, in stemming gebracht en aangenomen met algemeene stemmen. Eene missive van de kommiezen bij de plaatselijke belastingen houdende dankbetuiging voor de hun ver leende gratificatie, wordt aangenomen voor kennisgeving. In de zitting van 26 October jl. werd, naar aanleiding van een voorstel van den heer Snijders, besloten om den post van f 2162 voor jaarwedden van opzichters voor gemeentewerken en wegen als kredietpost op de begroo ting voor 1871 te laten, en aan decommissie van fabricage een nader onderzoek betreffende dit geheele artikel op te dragen, aangezien door sommige leden bezwaren waren geopperd tegen het huns inziens te groot aantal dier opzichters. Bij monde van den heer Lambrechtsen van Ritthem wordt alsnu door de commissie van fabricage rapport uitgebracht omtrent den uitslag van het onderzoek, waarbij zij zich door den gemeentebouwmeester heeft doen voorlichten. De inhoud van dit rapport is in hoofd zaak de volgende. De opzichters van der ïïell en Wuijckhuise zijn, vol gens de meerderheid der commissie, onmisbaar en hun kan bij hunne dagelijksche bezigheden geen enkele andere werkzaamheid worden opgedragen. Evenzeer acht zij het wenschelijk, aeu.opzichter over de wandelingen, de Rijke, te behouden. Éen lid was van een tegenovergesteld gevoelen en meende dat een der andere opzichters zich de daarvoor noodige kennis ge makkelijk en spoedig zou kunnen eigen maken, en de werkzaamheden in dat opzicht over de andere ambtena ren konden verdeeld worden. Betreffende den opzichter over de leidijken van het havenkanaal, Janssen, waren de gevoelens uiteenloopend. De meerderheid der commissie meende dat zoolang het kanaal niet is voltooid en als gevolg daarvan een gedeelte der leiuijken nog voortdurend door de gemeente moet worden onderhouden, gelijk ook het baggerwerk zoo mogelijk vóór het eind van dien termijn moet zijn afge- loopeu, een gestadig toezicht bij de herstellingen aan de leiuijken en het lossen der modderschuiten op de daar voor bestemde plaatsen onvermijdelijk is. Daar dien opzichter bovendien de poiitie in üe haven is opgedragen en hij, volgens den burgemeester, als zoodanig nog niet kan worden gemist, terwijl hij tevens met het ontsteken van het licht aan den noorderbol der haven belast is, waarvoor toch in ieder geval aan iemand eenige bezoldi ging zal moeten gegeven worden, acht de meerderheid dus de vereeniging dezer verschillende betrekkingen in éen persoon in het belang der gemeente. De minderheid vond het dagelijksch toezicht bij do dijken en modderschuiten niet zoo dringend noodig, en meende dat dit, des gevorderd, door de beide andere gemeente opzichters kan worden waargenomen. Het ont steken van het licht aan het einde der haven kon dan te gen een kleine vergoeding aan Dingemanse, die belast is met het ontsteken van het kustlicht, worden opgedragen. De meerderheid bleet evenwel bij haar gevoelen volharden. Omtrent het nut van den opzichter over de straatver lichting bestond geen verschil van gevoelen, en bezui niging op dezen post zou, volgens het rapport, tot geen werkelijk voordeel leiden. De slotsom van een en ander is dat bezuiniging op genoemde post der begrootiug niet wenschelijk is, zoo dat de meerderheid der commissie adviseert tot behoud van dien post. De beraadslaging geopend zijnde, worden de verschil lende opzichters achtereenvolgens aan de orde van behan deling gesteld. Tot behoud van de twee opzichters bij de gemeente- fabricage wordt zonder discussie besloten. Ten aanzien van den opzichter over de leidijken van het havenkanaal heelt eene gedachtenwisseling plaats. De heer van Eekelen verklaart dat hij behoort tot de in het rapport genoemde minderheid der commissie van fabricage, die het behoud van dien opzichter onnoodig oordeelde. Hij heeft zich de vraag gesteld of, bij de overdracht van het grootste gedeelte van het haven kanaal aan het rijk, voor het aan de gemeente blijvende kleine gedeelte dat toezicht nog noodig was? Na onder zoek heeft hij die vraag ontkennend moeten beantwoor den. Het eenige nut dat nog in de betrekking van dieu opzichter gelegen is bestaat in het ontstoken van het licht op den havendijk, en daarvoor zon een kleine ver goeding kunnen gegeven worden. De heer Dronkers zegt dat hij insgelijks tot de ge noemde minderheid der commissie behoort. Toen hij in de vergadering van den 26e° October jl. de opheffing van eenig opzichters-personfeel aanbeval, sprak hij uit volle overtuiging. Hij heeft toen geen bepaald voorstel tot opheffing gedaan, omdat hij zich vleide burgemeester en wethouders tot zijn gevoelen te zullen overhalen. Het is hem evenwel gebleken dat hij zich met een ijdele hoop heeft gevleid, ja zelfs heeft hij iu de commissie van fabricage tot de minderheid behoord. Hij kan nu niet anders dan het lid Snijders dankbaar zijn, dat hij destijds een voor stel tot opheffing van eenige opzichtersbetrekkingen heeft gedaan. Daardoor bestaat nu gelegenheid om de zaak nog eens te bespreken. In October heeft hij gezegd dat er acht opzichters waren, waaronder een voor het baggerwerk. Toen be stond, naar spreker herinnert, tusschen den voorzitter en hem verschil van gevoelen over het al of niet aanwezig zijn van een opzichter over het baggerwerk. Bij nader onderzoek is evenwel gebleken dat buiten den haven opzichter nog een opzichter aanwezig was voor het baggerwerk. Nu vraagt hij: of dat opzicht niet zou kunnen gehouden worden door den gemeentebouw meester ot de opzichters der fabricage, of anders door den havenmeester of door Janssen? Kramwerk heett altijd evenals het planten van hoornen in den winter plaats, zoodat het toezicht daarop zou kunnen geschieden door de andere opzichters. Behalve het verleenen van vrije woning zou daardoor 700 bespaard worden. Het betreft evenwel niet alleen eene geldquaestie. Spreker heeft een onderzoek bij andere gemeenten ingesteld, en dat onderzoek is zeer ten uadeele van Middelburg uitgevallen. Hij noemt slechts een paar voorbeelden. -Iu het naburige, hij alle leden bekende Vlissingen doet de gemeentebouwmeester alles alleen. Nu is Middelburg wel grooter dan Vlissingen, maar 1 of 8 is ook nog al een groot verschil. En opdat men niet zegge dat bij zich uitsluitend op Vlissingen be roept, eene plaats die zoo nabij ligt, noemt hij Alk maar, dat heel ver, 250 kilometers, hier vandaan ligt. Daar zal in dit jaar voor 86,000 werk worden uitge voerd, en daar vindt men éen gemeentebouwmeester en éen opzichter. Voorts wijst hij op Gouda, eene ge meente vau bijna gelijk zielental als Middelburg: daar is f 2300 voor gemeente-opzichters uitgetrokken en hier ƒ3760. In Middelburg zijn 16,350 iuwoners en in Gouda 16,520, zooüat de bevolking gelijk staat. Op grond van een en ander blijft hij staande houden dat bij onze fabricage te veel personeel is, hetwelk gemist kan worden. Hij is tegen het behoud van de opzichters over de havenwerken, de beplantingen en wandelingen, en evenzeer tegen den opzichter over de straatverlichting, omdat laatstgenoemd opzicht in alle andere gemeenten aan den gemeentebouwmeester en de politie is toevertrouwd. Er bestaat evenwel bij hem nog een bezwaar. De nu be handeld wordende zaakiiad vóór den aanvang van ditjaar beslist behooren te z jn. Wanneer nu besloten weru tot opheffing van eenige betrekkingen zouden zij door wie zij worden vervuld zich op eenmaal daarvan ontslagen zien. Hij geett daarom den beer Snijders iu overweging om zijn voorstel zoodanig te wijzigen, dat daarin een termijn van opheffing dier betrekkingen worde aange geven, bijvoorbeeld het einde van het loopend kwartaal. De heer Sifflé vraagt, hoeveel opzichters er in Gouda aanwezig zijn. De heer Dronkers antwoordt, dat daar éen gemeente bouwmeester ad f 1600 en éen boekhouder bij de fabri cage ad 500 in dienst zijn.. Dc lieer Snijders stelt voor naar aanleiding van het gesprokene door den heer Dronkers, hetwelk hij zóo afdoende acht dat hij zich vleit dat dit niet zonder vrucht zal zijn medegedeeld om de genoemde betrek kingen met het einde van het loopende kwartaal op to heffen. De voorzitter merkt op dat Gouda een derde kleiner is dan Middelburg, al staat ook het getal inwoners gelijk, maar voor Middelburg zit het bezwaar juist hierin dat het zoo ruim gebouwd en zoo weinig bevolkt is. Hierop antwoordt do heer Dronkers, dat hij Gouda ook kent. Daar wordt veel gewerkt. De gemeente is doorsneden met grachten; de vernieuwing der vele brug gen geeft veel werk. Dit jaar zal daar voor plus minus f 100,000 moeten verwerkt worden, en of nu de gemeente groot ol klein is doet niets at tot den aard der uit te voeren werken. Volgens den heer Snouck Hurgronje moet men niet te veel hechten aan een paar genoemde voorbeelden. Hetgeen ten aanzien van Vlissingen is medegedeeld wijkt eenigszins af van de hem gegeven inlichtingen, volgens welke ook daar opzichters zijn. Maar hoe dit zij, iu Vlissingen heelt men geen plantages en wandelingen en dus ook geen opzichters daardoor noodig. Evenzoo gelooft hij, dat op de andere gemaakte vergelijkingen wellicht wel iets af te dingen zal zijn. En waar de heer Dronkers zegt, overtuigd te ziju dat hier te veel opzich ters bestaan, zijn burgemeester en wethouder» evenzeer overtuigd dat het personeel der opzichters niet ver minderd kan worden. De heer Lantsheer vraagt, over welk voorstel nu eigen lijk de beraadslaging loopt? Nadat de voorzitter heeft geantwoord, dat thans het al of niet behouden van den opzichter over de leidijken van het havenkanaal aan de orde is, herneemt de heer Lantsheer dat hij geen deskundige is en het daarom dus zeer moeilijk valt een oordeel uit te spreken, als zelfs de gevoelens verdeeld zijn der commissie van fabricage, waarvan drie leden zeggen dat geen opzichters gemist kunnen worden en twee leden meenen dat er wel kunnen worden gemist. Toch nfeenthij te moeten opmer ken, dat het behoud der besproken betrekking weinig bezwaar kan hebben, daar na verloop van een korten tijd het havenkanaal aan het rijk wordt overgedragen en die betrekking dan toch vervalt. Ten slotte wordt met 9 tegen 4 stemmen tot behoud van den opzichter over de leidijken van hethavenkauaal besloten. Tegen stemden de heeren Snijders, van Eeke len, Sifflé en Dronkers. Alsnu is aan de orde de beslissing over het al of niet behouden van den opzichter over de wandelingen. De heer Snijders zegt dat hij, op het gevaar af van weder een enquele uit te lokken, zijne meening wil uit spreken dat de bekwaamheden en zeer zeker de werk zaamheid van dien opzichter in twijfel moeten getrokken worden, zoodat hij te meer tegen het behoud dier betrek king is. Met 10 tegen 3 stemmen wordt vervolgens tot behoud van dien opzichter besloten. Tegen stemden de heeren Snijders, Sitllé en Dronkers. Bij de hierop gevolgde bespreking van den opzichter over de straatverlichting zegt de voorzitter dat hij het behoud van dien opzichter zeer nuttig acht. De- heer Snijders merkt op dat in het rappórt der commissie van fabricage voor dat behoud geen andere grond wordt aangevoerd dan de door den burgemeester gegeven inlichtingen. Hierop antwoordt de voorzitter, dat aan bedoelden opzichter de controle is opgedragen over het al of niet branden en ook over den duur van het branden der lantarens. Die contiöle is niet overbodig. De gasfabriek zorgt wel voor de handhaving van het contract als het haar eigen belang geldt, maar is minder angstvallig wan neer anderer belangen benadeeld worden. Onlangs toch is het twee nachten achtereen gebeurd dat het licht der lantarens een uur te vroeg is uitgedraaid. De heer Snijders repliceert, dat men hier te doen heeft met een vermomde verhooging van bezoldiging. Het toezicht op de straatverlichting behoort bij de politie en is ook opgedragen 'aan een beambte der politie; is nu die beambte te laag bezoldigd, dan moet die bezoldiging worden verhoogd en wil ook hij zijne stem daartoe geven, maar niet aan het behoud van een post waarmede hij zich niet vereenigen kan. Nadat de voorzitter het denkbeeld van een vermomde verhooging van bezoldiging bestreden heeft, merkt de heer Dronkers nog op, hoezeer men wellicht weder zeggen zal dat hij vergelijkingen maakt, dat de in specteur van politie, die hier wordt bedoeld, niet zoo laag bezoldigd is, daar hij 700 geniet, terwijl elders voor die betrekking maar 600 wordt betaald. De beraadslaging gesloten zijnde, wordt met 11 tegen 2 stemmen besloteu tot behoud van den post voor een opzichter voor de straatverlichting. Tegen stemden de heeren Snijders en Dronkers. Ten slotte deelt de voorzitter mede dat hij al het mogelijke heeft gedaan om de gegrondheid te onder zoeken der in de vorige zitting geuite klacht over plichtverzuim der keurmeesters van de visch. Daarbij is hem medegedeeld dat wel veel doode, maar geen bedorven visch ter markt gebracht en verkocht is, en de keurmeesters aan hunne verplichtingen wel degelijk hebben voldaan. Nadat de heer Sifflé zijn genoegen heeft betuigd over den gunstigen afloop van het onderzoek, wordt de zitting gesloten. GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS AURAMAMS TE MIDDELBURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 6