jaren geleden, toen er sprake was van den gemeente
secretaris tot lid van het college te benoemen, gezegd
heeft dat dit niet wenscheiyk was en ook niet doenlijk,
daar hij mede toezicht op de administratie behoorde te
houden en dus, lid zijnde, zijn eigen werk zou moeten
controleeren. Hetzelfde geldt voor spreker, die zich
bezwaard zou achten door het toezicht der wethouders,
daar hij deze als zijn gelijken beschouwt, omdat zij niets
meer zijn dan leden van den raad die door hunne mede
leden tot de betrekking van wethouder zijn gekozen.
De voorzitter antwoordt, dat geen enkele bepaling
der verordening een lid van den raad verbiedt deel van
het college uit te maken. Overigens verzoekt hij den
raad tot de stemming te willen overgaan, onder opmer
king dat de heer van der Hijden, indien hy tegen zijn
wensch mocht benoemd worden, de vrijheid heeft voor
die benoeming te bedanken.
Aan de uitnoodiging tot stemming voldaan zijnde,
blykt de heer W. Schmidt met 11 van de 13 stemmen
benoemd te zijn. Een stem was op den heer van der
Hijden uitgebracht en een biljet oningevuld.
Een voorstel van burgemeester en wethouders, in
overleg met de commissie van fabricage, tot het doen
roeien van eenige boomen op het Drooge dok, wordt
goedgekeurd.
Voor kennisgeving worden aangenomen de volgende
mededeelingen van den voorzitter
a dat goedkeuring is verleend aan het suppletoir
kohier van de plaatselijke directe belasting op de inkom
sten over 1870
b dat, blijkens bericht van gedeputeerde staten dezer
provincie, over de helft der uitgaven op de gemeentebe-
grooting voor 1871 kan worden beschikt;
c dat de subsidie aan het Evangelisch- Lutherscli
armbestuur is goedgekeurd
d dat evenzeer is goedgekeurd het raadsbesluit tot af -
en overschrijving op de gemeentebegrooting voor 1870;
e dat de heer J. C. Oekers als voorzitter van het
college van regenten over het arm-gast-en weeshuis is
geïnstalleerd;
dat de heer C. Mortier de benoeming tot lid der
commissie van de Zeemans-en visschersbeurs heeft aan
genomen; en
g dat de heer C. van Zweveren evenzeer zijne benoe
ming tot regent over het arm-gast- en weeshuis aanneemt.
Vervolgens wordt mededeeling gedaan van een inge
komen verzoek van den heer J. E. den Hollander, om
eervol ontslag uit zijne betrekking van tweeden hulpon
derwijzer aan de school voor gewoon en meer uitgebreid
lager onderwijs voor jongens. Dit verzoek is gegrond op
de omstandigheid dat adressant vernomen heeft dat hij
ter beschikking zal worden gesteld van den gouverneur-
generaal van Nederlandsch-Indië, om als onderwijzer in
Indië te worden aangesteld.
Het gevraagd eervol ontslag wordt verleend.
Nog was, blijkens mededeeling van den voorzitter,
ingekomen een verzoek van iemand om vergunning tot
het houden van loterijen. Daar dit evenwel bij burge
meester en wethouders en niet bij den raad behoort in
gediend te worden, is dienaangaande overgegaan tot
de orde van den dag.
Alsnu is aan de orde de benoeming van de leden der
vaste commissiën, in de vorige zitting uitgesteld, op
voorstel van den heer Kleijnhens, die toen de aandacht
der vergadering vestigde op de benoeming der voor
zitters dier commissiën, welke zijns inziens volgens
de gemeentewet door den raad moet geschieden, doch
op grond van de instructie voor de vaste commissiën tot
dusver door de leden dier commissiën zeiven plaats had-
De voorzitter deelt mede dat burgemeester en wet
houders den heer Kleijnhens in hoofdzaak gelijk geven
en daarom eenige wijzigingen in de instructie voor de
vaste commissiën voordragen, overeenkomstig de artt. 54
en 166 der gemeentewet. Tevens merkt hij op dat de
vaste commissiën voor de financiën en voor het belas
tingstelsel dienen tot voorbereiding van de beslissing
van den raad, terwijl de commissiën van fabricage en
van de gasfabriek commissiën zijn om burgemeester en
wethouders in het beheer van bepaalde takken van de
huishouding der gemeente bij te staan. Toch acht hij
het wel eenigermate wenschelijk dat de burgemeester
of een der wethouders voorzitters dier verschillende com
missiën zijn, namelijk tot het geven van voorlichtingen.
De heer Kleijnhens merkt op dat de burgemeester of
een der wethouders volgens art. 54 der gemeentewet
voorzitter moet zijn van de commissiën van fabricage en
van de gasfabriek, als zijnde commissiën van beheer;
maar dat de voorzitters der financieele commissie en der
commissie voor het belastingstelsel volgens datzelfde
artikel door den raad moeten benoemd worden. Het is
daarom dat hij bij de instructie voor de vaste commis
siën niemand iu zijne keuze gebonden wenscht te zien.
De heer van Uije Pieterse stelt voor, om aan het slot
van art. 2 der instructie bepalende dat de commissie
zal bestaan uit vijf leden waarvan de burgemeester of
een der leden van het dagelijksch bestuur, door hem aan
te wijzen, voorzitter is de woorden toe te voegen:
„onverminderd de bepalingen van de artt. 54 en 166
der gemeentewet." Daardoor zou zijns inziens worden
tegemoetgekomen aan het bezwaar van den heer Kleijn
hens, en worden de voorzitters der commissiën voor de
financiën en voor het belastingstelsel door den raad be
noemd, en de commissiën van fabricage en van de gasfa
briek door den burgemeester of een der wethouders
gepresideerd.
Na eenige verdere discussie verklaart de heer Kleijn
hens, dat hij in de instructie voor de vaste commissiën
niets omtrent de wijze van benoeming wenscht vermeld
te zien, omdat de gemeentewet daaromtrent beslissende
voorschriften bevat.
Alsnu stelt de voorzitter voor, art. 2 der instructie
alleen te laten luiden, dat iedere commissie uit vijf
leden zal bestaan, waartegen geen bedenkingen worden
aangevoerd.
De heer Kleijnhens stelt echter voor, om het aantal
commissiën met éene te vermeerderen, namelijk met
eene commissie voor de verzoekschriften. Het heeft hem
wel eens getroffen dat een verzoekschift zonder eenige
discussie behandeld is. Hij weet wel dat men, voorziende
dat geen discussie zal gevoerd worden, kan voorstellen
om het verzoekschrift iu handen eener speciale commis
sie te stellen, maar allicht schijnt het dan of men aan
zoodanig verzoekschrift té veel gewicht toekent, terwijl
ook andere redenen zoodanig voorstel soms nietwensche-
lijk maken. Daarom zou hij eene vaste commissie voor
de verzoekschriften willen benoemen, die omtrent ieder
verzoek den raad kon voorlichten.
De voorzitter zegt dat hij niet tegen de benoeming
eener commissie voor de verzoekschriften is, maar hij
daarin geen heil ziet. Iu negen en negentig van de hon
derd gevallen toch staan de verzoekschriften in verband
öf met de financiën öf met het belastingstelsel, zoodat de
raad steeds bij het inkomen van eenig verzoekschrift kan
voorstellen dit te stellen in banden der financieele com
mis sie of in die der commissie voor het belastingstelsel.
De heer Kleijnhens is het met deze zienswijze van den
voorzitter niet eens. Hij verwijst naar het onlangs inge
komen adres van den heer van Poelvoorde tot het ver
krijgen van subsidie voor eene stoomvaart, hetwelk niet
in handen eener commissie is gesteld geworden. Even
zeer wijst hij op het zeer kort geleden ingekomen verzoek
van den vroegeren politie-agent P. Busquet om verhoo
ging van het hem toegekend pensioen. Lang te voren
was het bedrag daarvan bepaald, hetgeen zeker wel niet
zal zijn geschied zonder voorafgaande beraadslaging.
In de vorige zitting nu is dat vroeger besluit zonder
discussie als het ware vernietigd en de verhooging toe
gestaan. Had toen een. commissie voor de verzoekschrif
ten bestaan, wier taak het was de vroegere besluiten en
motieven na te slaan, dan zou het besluit van den raad
wellicht anders zijn geweest, maar al ware het resultaat
hetzelfde, dan zou aan de quaestie van vorm zijn vol
daan. 't Is daarom dat hij bij zijn voorstel volhardt.
De voorzitter antwoordt dat het verzoek van Busquet
ook een financieele zaak gold, die door de financieele
commissie had kunnen overwogen worden. Bovendien
heeft ieder lid van den raad de vrijheid om, als een ver
zoekschrift ter tafel wordt gebracht, eeu voorstel te doen
om de behandeling aan te houden. En al bestond eene
commissie voor de verzoekschriften, dan zou deze toch
nooit worden gehoord voordat de verzoeken aan den
raad waren medegedeeld. Hij herhaalt overigens, dat hij
wel eens een voorbeeld zou willen zien aanvoeren van
een verzoekschrift waarbij de financiën der gemeente
niet betrokken waren.
De heer de Gelder meent dit voorbeeld te kunnen
noemen, namelyk het ingekomen verzoek om op het
Dok eene bakkerij te mogen plaatsen.
De heer Schraver merkt op dat dit verzoek bij de com
missie van fabricage thuisbehoort. Wilde men zoodanige
verzoeken in handen eener commissie voor de verzoek
schriften stellen, dan zou in die commissie ook steeds
een technisch man zitting moeten hebben.
De heer Kleijnhens verklaart dat hij dit laatste niet
inziet, en wijst er op dat tal van andere gemeenten ook
eene commissie als door hem verlangd wordt benoemd
hebben. Ook geeft hij nog een voorbeeld aan van een ver
zoek waarbij de financiën der gemeente niet betrokken
waren, namelijk dat tot verplaatsing van het petroleum-
magazijn. Het geldelijk belang moge bij ieder verzoek
eene rol spelen, bij een aantal verzoeken is het zijns
inziens toch zeker geen hoofdzaak.
De voorzitter merkt op dat, al bestond eene commissie
voor de verzoekschriften, toch geen waarborg bestaat
dat de raad die steeds zal willen hooren, evenmin als de
bestaande commissiën altijd worden gehoord.
De heer van Uije Pieterse meent dat bij verwerping
van het voorstel van den heer Kleijnhens, toch aan diens
wensch zou kunnen worden tegemoetgekomen door te
bepalen dat de betrokken commissiën over eenig ver
zoekschrift door burgemeester en wethouders zullen
worden gehoord alvorens het in den raad ter tafel wordt
gebracht. Het hangt zijns inziens alleen af van de wijze
waarop men art. 54 der gemeentewet uitlegt. Hij meent
daaruit te mogen afleiden dat burgemeester en wethou
ders bevoegd zijn om te handelen zooals hij daareven
heeft aangegeven. Is dit zoo, dan wordt aan het bezwaar
van den heer Kleynhens tegemoetgekomen, een bezwaar
dat ook hij gegrond acht, daar hij evenzeer met leedwe
zen het besluit genomen heeft gezien tot verhooging
van het pensioen van Busquet, al heeft hij zich niet in
de discussie daarover gemengd. Hij heeft dan ook, toen
Busquet hem voor de genomen gunstige beschikking
kwam bedanken, tot hem gezegd: „Man, ge moet mij
niet bedanken, want ik was er tegen."
Op voorstel des voorzitters wordt de beraadslaging ge
sloten en overgegaan tot de stemming over het voorstel
van den Heer Kleijnhens tot benoeming eener vaste
commissie voor de verzoekschriften.
Met 9 tegen 4 stemmen wordt dit voorstel verworpen.
Voor stemden de heeren de Gelder, van der Os, Callenfels
en Kleijnhens.
De heer van Uije Pieterse vraagt, of de raad nu het
wenschelijk wil verklaren dat de verzoekschriften alvo
rens ter tafel te worden gebracht in handen der betrok
ken commissie zullen worden gesteld.
De heer Hector verklaart zich daartegen, omdat hij
geen reden daarvoor kent.
De heer van Uije Pieterse antwoordt dat dan gelijk
tijdig met het verzoekschrift ook het advies der betrok
ken commissie aan den raad wordt medegedeeld.
De heer Verkuijl Quakkelaar merkt op dat het uitspre
ken der wenschelijkheid door dezen raad niets beduidt,
wanneer latere leden dit niet gewenscht moeten achten
er wordt eene zoodanige bepaling in de instructie opge
nomen, dan wordt de raad gebonden, betgeen evenmin
behoort plaats te hebben.
Het voorstel van den heer van Uije Pieterse wordt ten
slotte in stemming gebracht en met 7 tegen 6 stemmen
verworpen. Vóór stemden de, heeren Callenfels, Kleijn
hens, de Kruijff, van UyePieterse, de Gelder en van der Os.
De voorzitter draagt het presidium over aan den heer
Hector en verlaat de vergadering.
Aan de orde is alsnu de benoeming der leden van de
vaste commissiën.
Tot leden der commissie voor de verordeningen tegen
wier overtreding straf is bedreigd waarvan de burge
meester voorzitter is worden bij eerste stemming
herkozen de heeren Pot en Callenfels, beiden met 11,
Hector en van der Os, beiden met 10 van de 13 stemmen.
Alvorens tot de benoeming van de leden der commissie
voor de belastingen wordt overgegaan, merkt de heer
Oekers op, dat, nu beslist is dat de commissie uit 5 leden
zal bestaan, de burgemeester, geen lid van den raad
zijnde, ook niet benoembaar is.
De heer Hector kan zich met deze zienswijze niet ver
eenigen, omdat, indien zij juist ware, art. 166 der gemeen
tewet aan den burgemeester niet het voorzitterschap
zou hebben opgedragen van de commissie voor de straf
verordeningen.
De heer van Uije Pieterse stelt voor om de verdere
benoeming der commissiën alsnog aan te houden, waar
tegen de heer Kleijnhens zich krachtig verzet, terwijl de
heeren Oekers en Verkuijl Quakkelaar zich bij den heer
Kleijnhens aansluiten. Daarentegen wordt het voorstel van
den heer van Uije Pieterse ondersteund door den heer Pot.
Dit voorstel wordt echter met 10 'tegen 3 stemmen
verworpen. Vóór stemden de heeren Hector, Pot en van
Uije Pieterse.
Alsnu worden achtereenvolgens benoemd:
Tot leden der cqmmissie voor de belastingen de aftre
dende leden de Kruijff met 12, de Gelder en Oekers beiden
met 11, van der Hijden met 9, endeheervanüijePieterse
(als vijfde lid) met 7 stemmen. Laatstgenoemde wordt
vervolgens met 11 stemmen tot voorzitter gekozen.
Tot leden der financieele commissie de aftredende
leden Schraver met 12, Pot met 11, Oekers en de Kruijff
beiden met 10, en bij tweede stemming de heer van Uije
Pieterse met 7 stemmen tot lid en daarna met 11 stem
men tot voorzitter.
Tot leden der commissie voor de fabricage de aftre
dende leden Schraver met 12, de Kruijff met 11, van der
Hijden met 10 en van der Os met 8 steramen.
Tot leden der commissie voor de gasfabriek de aftre
dende leden Oekers met 12, de Kruijff met 11, van der
Os en Laernoes beiden met 7 stemmen.
Tot 1 eden der commissie belastom met burgemeester en
wethouders het kohier samen te'stellen voor de invorde
ring der plaatselijke directe belasting op de inkomsten,
de aftredende leden Oekers met 11, de Kruijff met 10 en
Callenfels met 9 stemmen.
Hierna wordt de zitting door den waarnemenden voor
zitter gesloten.
SNELPERSDIUJKKEIUJ VAK DE GEBROEDERS ABRAHAMS.