OÜRANT. N°- 306. Maandag 1870. 26 December. Bij deze courant behoort een bijvoegsel. Middelburg 34 December. DE GEWIJZIGDE POSTWET. Daar bij koninklijk besluit geen ander tijdstip is be paald voor het in werking treden der wet van 22 Juli 1870 (Staatsblad n° 138), tot herziening van onderschei dene bepalingen der postwet, zal overeenkomstig het laatste artikel der nieuwe wet de invoering plaats hebben op 1 Januari 1871. Voor velen zal het daarom mogelijk niet onwelkom zijn nog eens te worden herinnerd aan de belangrijkste bepalingen, in die wet of de later uitge vaardigde en daarop betrekking hebbende koninklijke besluiten vervat. Het port voor gefrankeerde brieven die niet meer dan 15 grammen wegen en van de eene naar de andere plaats binnen het rijk worden verzonden, be draagt vijf cent. Brieven boven de 15 grammen zijn aan een hooger tarief onderworpen van 15 tot 50 grammen 10 cent, van 50 tot 100 grammen 15 cent enz. Voor ongef ran keerde brieven wordt het port met vijf cent verhoogd. Brieven, gedrukte stukken en monsters van koopwa ren kunnen tegen vooruitbetaling van een expresse-loon, op verlangen van de afzenders, door een expresse bestelling spoediger aan het adres worden bezorgd. Bij koninklijk besluit van 30 November 1870 is het expresse-loon voor brieven en briefkaarten,gedrukte stukken en monsters van koopwaren, onverminderd het gewone port, bepaald op 15 cents wanneer de woonplaats van den geadresseerde tot den gewonen kring der be stelling behoort, en zoo hij daarbuiten ligt 15 cents meer voor eiken afstand van 25 kilometer of gedeelte daarvan, alles behalve de veergelden of verdere bui tengewone onkosten. Op het adres moet duidelijk wor den vermeld: „Per expresse te bestellen" of „Buitenge wone bestelling." Met postzegels gefrankeerd kunnen zulke brieven inde gewone postbussen worden gestoken. De gewone aangeteekende brieven, waarvoor de afzender eene schadeloosstelling van f 25 ontvangt als zij verloren gaan, zijn, behalve aan het gewone port, aan een recht van aanteekening van tien cent onder worpen. Deze aanteekening is ook toegelaten voor ge drukte stukken en monsters van koopwaren. Voor aangeteekende brieven met aangege ven geldswaarde, waarvan alles wat verloren gaat aan den afzender wordt vergoed, is, behalve het ge wone port, een opklimmend recht van vijf cent voor elke vijftig gulden of gedeelte van 'vijftig gulden van de aangegeven waarde verschuldigd. Het opklimmend recht voor eene verzending onder afzonderlijk adres bedraagt echter nooit minder dan twintig cent. Bi) verzending van brieven of pakketten, waarin ge reed geld, edele metalen of kostbaarheden besloten zijn, is de aanteekening verplichtend, en bij verzuim door den afzender geschiedt die ambtshalve, doch heeft de afgifte in dat geval niet dan tegen betaling van dub bel port en van vijf ten honderd der ingeslotene waardo plaats. De afzender van een aangeteekenden brief, drukwerk of monster kan tegen betaling van vijf cent eischen, dat hem door tusscbenkomst der postadministratie van den goeden ontvang door den geadresseerde worde kennis gegeven. Tegen betaling van gelijk recht is bij koninklijk besluit van 30 November 1870 (Staatsbladn». 182) dezelfde bevoegdheid toegekend aan afzenders van expresse brieven en van gelden die door middel van postwissels zijn over te maken. De aangeteekende brieven moeten in een omslag met ten minste twee in lak afgedrukte zegels, die een wapen, naamcijfer of ander bijzonder merk dragen, zoo danig zijn gesloten, dat alle vouwen van den omslag zijn vastgehecht en er niets kan worden uitgelicht, zonder de zegels te verbreken. Er worden geene brieven met een hoogere aangegevene waarde dan van 60G0 ter ver zending aangenomen. Het port voor dag- of weekbladen, eens of meerma len per week uitkomende, bedraagt, met of zonder bij voegsel, een cent voor ieder nommer. Yoor elk bijvoeg sel, afzonderlijk verzonden, is eveneens een cent verschul digd. Voor dag- of weekbladen wier gewicht 25 grammen niet te boven gaat is slechts een port van een halve cent verschuldigd. Yoor andere gedrukte of photographisch ver vaardigde stukken wordt een port van een cent voor elke twintig grammen of gedeelte daarvan betaald. Boven de400 grammen wordt voor elke honderd grammen of gedeelte daarvan 2 cent gevorderd. Op gedrukte of door middel van photographie vervaar digde stukken mogen geen bqvoegingen of veran deringen door druk, cijfers of teekens, op eenige wijze wordetwyangebracht, behoudens de aanduiding van de plaats vtCöKS&ènding, de dagteekening en den naam of de firma der afzenders, en de uitzonderingen vervat in het koninklijk besluit van 30 November 1870 (Staatsblad n°. 181) die de volgende veranderingen of bijvoegingen op een of andere wijze veroorloven: op drukproeven (waarbij de kopie of het hand schrift tegelijk kan worden verzonden), behalve de ver beteringen van den tekst, schriftelijke aanteekeningen van den corrector, kennelijk tot de proef betrekking hebbende, en aanwijzing voor den drukker of zetter bevattende op prijscouranten, beursberichten of circu laires de onderteekening of onderteekeningen van de leden der firma, de invulling der prijzen, de verandering der prijsopgaven, de opgave van den naam van den han delsreiziger of de veranderde naam van dien reiziger; op boeken, tijd- en vlugschriften mag op den omslag of eeu dér eersto bladz-ijden den naam van den zender en van den persoon voor wien bet bestemd is, worden gesteld. Drukfouten in een reeds afgedrukt werk mogen worden aangewezen. De bepalingen betrekkelijk den invoer van brief kaarten, overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 November 1870 (Staatsblad n°. 185), hebben wij reeds opgenomen in ons nommer van den 10eD dezer. Het port van monsters of stalen van koop waren die geen eigenlijke handelswaarde bezitten, bedraagt drie cent voor elke 40 grammen of gedeelte daarvan, doch mag daarbij niets worden gevoegd dan het adres, de naam of de firma der afzenders, handels merken, nommers of prijzen. Monsters of stalen van koopwaren die de ambteuaren of de brieven aan gevaar konden blootstellen kunnen niet worden verzonden. Couranten, gedrukte stukken, monsters? enz., moeten zoodanig worden ingepakt, dat de ambte naren zich kunnen overtuigen of aan de vereischten is voldaan, om tegen het vermelde port te worden verzon den, bij gebreke waarvan zij zullen worden belast met een port als voor ongefrankeerde brieven. Het recht voor postwissels ter verzending van geld of geldswaarde bedraagt vijf cent voor elke som van f 12.50 of gedeelte daarvan. Voor invordering van geld en op quitantiën, de somvajj f 150 niet te bovengaande, aan de postkantoren gedeponeerd, is een recht verschuldigd van tien cent voor elke tien gulden of gedeelte daarvan, bij vooruit betaling te voldoen, dat in geen geval wordt terug gegeven. Alle vermelde porto's en rechten moeten vooruit worden gekweten. Brieven uit vreemde landen, over zee in de ha vens van het rijk aangebracht, zijn aan een port van 20 cent voor den enkelen brief van 15 grammen onder worpen. Voor gedrukte stukken, monsters of stalen bedraagt bet port vijf cent voor elke 40 grammen of gedeelte, door den geadresseerden te voldoen. Brieven, gedrukte stukken en monsters, bestemd om over zee uit eene Nederlandsche haven naar eene niet tot de Nederlandsche koloniën behoorendc plaats te worden verzonden, zijn tot aan de haven aan een binnen- landsch port, bij vooruitbetaling te voldoen, op straffe van niet verzending, onderworpen. örntmlaniX Algemeen oyerzicht. Duitschland zal ditmaal treurige Kerstdagen doorleven. Juist met het oog op een van de uitmuntende nationale eigenschappen der Duitsche bevolkingen, hare huise lijkheid, moet de leegte aan den huiselijken haard in deze dagen haar dubbel treffen. Aan dien haard ontbre ken thans bijna in elk gezin, vader, of zoon, of verloofde, of echtgenoot, en de flikkerende lichten van den kerst boom, of het vroolijk knappen van het anders zoo gezellig haardvuur kunnen den traan van weemoed nog te minder terugdringen bij de gedachte aan al de ellende welke de afwezigen hebben te doorstaan, ook dan als zij niet door 's vijands vuur worden neergeveld of op datzelfde oogenblik misschien reeds op de doodenlijsten zijn ge plaatst. Waarlijk, de reeds zoo vermeerderende ontevre denheid in Pruisen, en vooral in Zuid-Duitschland, zal na deze sombere Kerstdagen niet verminderd zijn, waarin men bij zichzelven zal hebben overdacht hoe de steeds voortgezette winterveldtocht in Frankrijk geen verdedi ging van het Duitsche vaderland meer ten doel heeft, maar slechts in verband staat met politieke berekenin gen van het Pruisisch gouvernement. Men kan bij het Duitsch nationaal feest dan ook niet opecht-Duitsche wijze den levenslust opwekken door een dier betooverende Duitsche vaderlandsche liederen. Het vaderland loopt toch geen gevaar meer. Het Fransche keizerrijk is vernietigd en voor altijd vernietigd. De eenige troost, welken men zich in elk Duitsch dorp en in elke Duitsche stad op den somberen Kerstdag geven kan is de herlezing van een artikel in den Staats-Anzeiger, welke eene poging doet om de ^Jolks-ontevredenheid te bestrijden. Maar het meest vaderlandlievend gemoed gevoelt zich niet opgewekt door die kunstmatige geest drift van het officieel orgaan, hetwelk zich aldus uitte: „Het vaderland leent de gebeele uitgestrektheid en moeilijkheid der taak, welke zijne zonen te vervullen hebben, en het volgt hen met de warmste deelneming. „Wel wenscht het vurig den vrede en den terugkeer zijner kinderenwel draagt het diepen rouw over de helden, wier grafheuvels zich op de verstrooide slagvel den verheffen; maar bij niemand komt de gedachte op dat onze legers door hun koninklijken veldheer terug geleid zouden kunnen worden, vóórdat het eervolle doel bereikt is, waarop de legerorder van Z. M. wijst. Het volk deelt met zijn koning in het bewustzijn, hetwelk ieder zijner soldaten in 's vijands land bezielt, dat aan zijne volhardende krachtsinspanning de duurzame zege praal niet kan ontgaan, en dat de ten koste van zijn bloed verworven vredepalmen de macht en veiligheid van Duitschland en het vredige geluk van toekomstige ge slachten zullen grondvesten." En wat is nu het „eervolle doel, waarop de legerorder wijst"? Een eer vollen vrede te verwerven „waardig de offers van bloed en leven, welke door de Duitscbers gebracht zijn." En wat is nu de „waarde" dier offers? Wij kunnen ons den snerpenden ironischen uitval ver klaren welken de Arnhemsche courant zich veroorlooft waar zij heden die „waarde" aldus omschrijft: „„Voor al de honderdduizenden, die aan Pruisen's veroveringszucht, „geofferd" ziju, heeft Duitschland's keizer zich het recht gekocht op zooveel honderdduizenden levende Fran- schen. Het is een koop van land voor menschen. Bere kend tegen zooveel tienduizend lijkeu per vierkante mijl is Frankrijk aan den koning van Pruisen schuldig zoo vele vierkante mijlen,"" de Elzas en Lotharingen. De heer von Bismarck zegt men kent zijne Duitscbers; hij weet wat hij met hen doen kun en hoe groot hun geduld is. Toch gelooven wij dat het rouw floers, thans over dezen Duitschen Kerstdag uitgespreid, en die algemeene somberheid welke zoo tot hei diepste van het Duitsch gemoed zal doordringen, onuitwischbaro sporen zullen achterlaten en aanleiding zullen geven tot nieuwe manifestation van enteviedenheid. En met welk gevolg? Natuurlijkalleen dat de beer von Bismarck

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1