MIDDELBÜRGSCHE
COURANT.
t- 300.
Maandag
1870.
19 December.
Oiimrrtlnnïr.
KENNISGEVING.
SLUITING DER JAGT OP KLEIN WILD.
De Commissaris des Konings in de provincie Zeeland,
Gezien het besluit vïan heeren Gedeputeerde Staten,
van den 14e» December 1870, u». 109;
Gelet op art. 11 der wet van den 138" Junij 1857
(Staatsblad n°. 87)
Maakt bekend, dat de sluiting der jagt op klein wild,
met uitzondering van die op houtsnippen, ook met schiet
geweer, in deze provincie is. bepaald op Zaterdag den
31en December 1870, met zons-ondergang, en dat het
tijdstip van de sluiting dor jagt op houtsnippen en water
wild nader zal worden vastgesteld.
Deze kennisgeving zal in het Provinciaal blad ge
plaatst, en zullen afdrukken in plano aan de gemeente
besturen ter aanplakking gezonden worden.
Middelburg, ,den 16,fn December 1870.
De Commissaris des konings voornoemd,
11. W. VAN LIJNDEN.
Middelburg 17 December.
Xn de heden gehouden zitting der tweede kamer is de
begrooting voor de staatsspoorwegen voor 1871, na
eenige discus,sie over de ondqrdcelen, aangenomen met
60 stemmen tegen .1 stem, die van den heer Bichon van
IJselmonde.
Het outwerp-adres van rouwbeklag aan den koning
wggehs het overlijden vjin prinses Frederik der Neder
landen, is met algemeene stemmen aangenomen.
Tegen a. Maandag zijn, behalve eenige wetsontwerpen
van geringen omvang, aan de orde gesteld de interpel
latie van den heer Kerstens omtrent het gevolg van het
petitionnement van een aantal catholieken, betreffende
de inbezitneming van Rome door den. koning van Italië,
alsmede de benoeming van een commies-griffier der
tweede kamer.
Bij de verkiezing van een lid voor de kamer van
koophandel en fabrieken te Zierikzee zijn gisteren uit
gebracht 34 geldige stemmen, waarvan op de heeren
D. Q. Mitlock Houwer 15, A. A. Mes Gz. 12, J. W<
Vorstheuvel Labrand 5, W. A. Ochtmau 1 en A.
Buyze Mz. 1.
Er moet alzoo herstemming plaats hebben tusschen
de heeren D. Q. Mulock Houwer en A. A. Mes Gz.
Het Provinciaal blad van 'Zeeland n». 154 bevat eene
circulaire van gedeputeerde staten dezer provincie aan
burgemeester en wethouders der gemeenten, houdende
mededeeling dat bij koninklijk besluit van den 24«n No
vember jl. zijn ingetrokken het besluit van den souve-
reinen vorst van 10 October 1814, n». 3, en de konink
lijke besluiten van 10 September 1815, n<>. 4,1 Juli 1816,
n°. 82, en 19 Juli 1816, n°. 63, waarbij de staten of gede
puteerde staten werden gemachtigd om te beschikken
op de verzoeken, onder anderen, van kerk- en armbe
sturen, tot het verrichten van onderscheidene burger
rechtelijke handelingen.
Deze intrekking heeft plaats ten opzichte van alle
kerkbesturen, met uitzondering alleen van de kerkfa
brieken, georganiseerd volgens het keizerlijk decreet
van 30 December 1809.
Onder die burgerrechtelijke handelingen worden ver
staan het doen van geld-negotiatiën of geldopnemingen
met of zonder verband van goederen of effectenp u-
bl ie keverkoop van vaste of roerende goederen, actiën,
kredieten, (publieke fondsen daaronder nogtans niet
begrepen)verr uilingen, uitgifte van goederen op erf
pacht of jaarlijksche renten en andere handelingen
van dergelijken aard; belegging of uitzetting'van gelden,
wanneer die niet ten doel heeft den aankoop van on
roerende goederen; het verleenen van remissie of
vermindering van pachtpehningen aan huurders van
goederen.
Ten aanzien van de kerkbesturen der hervormde ge
meenten zijn de voorschreven vorstelijke of koninklijke
besluiten, voor zoover de daarbij aan de staten of gede
puteerde staten opgedragene macht betreft, reeds bij
vroegere besluiten of reglementen gewijzigd, terwijl zij
later, tengevolge van Zr. Ms. besluit van den 9^u Februari
1866 (Staatsblad n°. 10), zijn vervallen.
Z. M. de koning heeft eergisteren in buitengewoon ge
hoor ontvangen de beeren Burenstam.gezant van Zweden,
en Bertinotti, gezant van Italië bij het Nederlandsche
hof, ter overhandiging hunner geloofsbrieven.
Aan de Arnliemsche courant wordt omtrent de be
kende zaak der vier ontvluchte krijgsgevangenen het
volgende geschreven
„Wij laten daar, de vele onjuiste berichten en beschou
wingen die er sedert kort in de meeste couranten worden
opgedisclit, ten aanzien der op 28 November jl. uit Eind
hoven naar Yenlo teruggebrachte Fransche krijgsgevan
genen; maar het is opmerkelijk, dat schier al die be
richten en beschouwingen in het voordeel zijn van eeh
der betrokken partijen, terwijl over de andere reeds
de staf gebroken wordt, alvorens deze een enkelè letter
tot zijne verdediging aan het publiek heeft kenbaar
gemaakt. Is dat billijk? Was het niet beter ook om
der onpartijdigheidswille dat men elke veroordeeling
in deze achterwege liet, fotdat men volkomen op de
hoogte van de zaak was?
„Vooraf reeds kunnen wij u berichten, dat het ge
voelige punt, dat alles behfvrscht, en dat, naar men hier
beweert, gebruikt of misbruikt wordt om op de a. ver
kiezingen tot lid van de provinciale staten te werken,
nl. het vertelseltje dat die Fransche militairen zouden
zijn doodgeschoten, geheel bezijden de waarheid is.
„De heer de Bieberstein wist dit reeds dagen vóór
hij zijn artikel in de courant plaatste, en toch deed hij
het daarin voorkomen, alsof, die menschen door den
officier der maréchaussée waarmede hij nog wel zeer
intiem was aan den beul waren overgegeven.
„Zijn dit loyale handelingen?
„Maar hoe het zij, de arrondissemenls-komroandant
zal het, in ieder geval, zwaar te verantwoorden hebben
tegenover een zoo machtige en invloedrijke familie!"
De redactie der Aruhemsche courant laat hierop vol-
gen:
„Ook van elders meldt men ons, dat onze correspon
dent te lichtgeloovig is geweest, en voor bericht heeft
aangenomen, wat slechts een algemeen verspreid ge
rucht was.
„Het spreekt van zelf, dat wij niet elke correspondentie
en ook deze niet konden controleeren vóór wij haar op
namen zoo echter ooit eene vergissing van een corres
pondent ons genoegen deed, dan is het in dit geval.
„Op de verpletterende vraag van Het Vaderland, wat
er nu van het bericht overblijft, antwoorden wijvan het
bericht niets, maar de vier deserteurs zijn overgebleven,
en dat is nog meer waard dan de twee regels van een
bericht."
De minister van binnenlandsche zaken heeft ter ken
nis gebracht van de ambtenaren bij zijn departemen^
voor zoover zij den rang van commies of adjunct-commies
bij de dagteekening der tegenwoordige aanschrijving
(12 December) nog niet bezitten, dat, aanvangende met
dien dag, geen ambtenaar bij zijn departement door hem
ter benoeming tot eene der genoemde betrekkingen aan
zijne majesteit den koning zal kunnen worden voor.
gedragen, dan na ingesteld onderzoek naar de kennis
die tot het behoorlijk vervullen van een der genoemde
rangen vereisclit wordt.
Jaarlijks zal ten minste éénmaal gelegenheid wor
den gegeven om zich aan dit onderzoek te onderwerpen,
en wel in de cerste'week van de maar.d Juni. Bij gun
stige uitkomst van dit onderzoek wordt daarvan aan den'
belanghebbende door den minister eene schriftelijke
verklaring uitgereikt.
Het bezit dezer verklaring geldt als radicaal voor
eventueele voordracht, doch geeft geenerlci aanspraak
op zoodanige voordracht of andere be' ordering.
Het bedoelde onderzoek wordt zoowel schriftelijk als
mondeling ingesteld, door eene commissie, telkens door
den minister te benoemen. Deze commissie brengt hem
schriftelijk verslag uit barer bevinding, met bepaalde
voordracht der personen aan wie, naar haar oordcel,
en op gronden waarvan, de bedoelde verklaring zou
kunnen worden afgegeven.
Ten overvloede herinnert de minister dat "voordracht
en benoeming van personen buiten zijn departement
tot een der bovenvermelde rangen, zonder dat deze het
bedoelde radicaal bezitten, in geenen decle is uitgeslo
ten; evenmin dat de zoodanigen, daartoe door den
minister toegelaten, zich mede aan het hierboven be
doeld onderzoek onderwerpen.
Dit onderzoek zal bevatten:
Voor het radicaal van adjunct-commies: 1°. het
schrijven van eene goed leesbare hand; 2°. grondige
kennis van de Nederlandsche taal; 3». vaardigheid om
zich in geschrift juist en gemakkelijk uit te drukken,
te beoordeelen naar een opstel over een onderwerp dat
verondersteld mag worden aan den aspirant bekend to
zijn; 4°. kennis van de Fransche taal, voldoende om daar
uit iri het Nederlandsch en omgekeerd ie kunnen ver
talen zonder het gebruik van een woordenboek; 5°. be
drevenheid in de vier hoofdbewerkingen van de reken
kunst, met de leer der evenredigbeden, der gewone cn
tiendeelige breuken Go. bekendheid met het tegenwoor
dig stelsel der munten, maten en gewichten in ons
vaderland; 7°. algemeene .kennis van de staatkundige
aardrijksbeschrijving van Europa, die meer in bijzonder
heden afdaalt ten aanzien van Nederland en zijne kolo
niën£o. bekendheid met de hoofdpunten der geschiede
nis in 't algemeen en met die des vaderlands in het
bijzonder, vooral gedurende de laatste vier eeuwen
9°. kennis van de staatsinrichting van Nederland volgens
de grondwet; 10°. de eerste beginselen der staathuis
houdkunde.
i. Voor het radicaal van commies: 1°. als sub a2°. als
sub a met bijvoeging van een overzicht der Nederland
sche letterkunde; 3°. kennis van denNederlandschen stijl
en verder als sub a4". als sub a met bijvoeging van de
Engelsche en Hoogduitsche talen, en in dezelfde mate
als sub a ten aanzien van ketFransck is gezegd. Kennis
der letterkunde in die drie talen strekt tot aanbeveling;
5°. als sub a met bijvoeging van de beginselen der stel
kunst tot aan de vierkantsvergelijkingen en der
meetkunst tot aan de vlakken6°. als sub ade beginse
len der natuurkunde; 7°. als sub a, doch uitgebreider
8°. nauwkeurige kennis van het Nederlandsch staatsbe
stuur. van de provinciale- en gemeente-inrichting in
Nederland, volgens de provinciale en gemeentewet;
voorts bekendheid met inhoud en beginselen van de
wetten welker uitvoering meer bepaald aan het depar
tement van binnenlandsche zaken is toevertrouwd, en
van de voorname maatregelen van inwendig bestuur
daartoe behoorende; 9°. beginselen van de staathuiskunde
10°. overzicht van de algemeene en vaderlandsche ge
schiedenis; 11°. schriftelijk advies omtrenteenig quaes-
tiens vraagpunt omtrent een of meer der wetten sub
n°. 8 b bedoeld.
Alleen mondeling wordt onderzoek gedaan voor de
onderwerpen genoemd sub a onder n"s. 6, 7, 8 en 10; voor
die sub b n08. 6, 9 en 10.
Alleen schriftelijk voor die sub a onder n<>8. 1 en 3;
sub b onder n°s 1 eu 11.
Mondeling en schriftelijk voor die sub a onder n°s. 2,
4, 5 en 9; voor die sub b onder n°s. 2, 3, 4, 5, 7 en 8.
De bepaling van de eerste zinsnede der tegenwoordige
aanschrijving is niet toepasselijk op ambtenaren die bij
hare dagteekening den vollen ouderdom van veertig
jaren hebben bereikt en sedert tien volle jaren bij het
departement van binnpniandsche zaken werkzaam zijn
geweest; voor ben strekt het bedoeld onderzoek zieli u,t