de meest verschillende en tegenstrijdige geruchten in omloop. Het Fransche gouvernement te Tours wil dat omtrent die krijgsbewegingen geenerlei mededeelingen zullen worden gedaan. Op de muren te Tours is eene proclamatie aangeplakt, volgens welke allen, die zich schuldig maken aan het verspreiden van berichten welke de verdediging zouden kunnen belemmeren, voor een krijgsraad zullen gebracht worden. Ter elfder ure hebben de onderhandelingen van den Noord-Duitschen bondskanselier von Bismarck met de Zuid-Duitsche staten, waaronder ook Beieren, tot het sluiten van eene overeenkomst geleid betrekkelijk hunne intreding in den bond. In verband met die thans geslo ten overeenkomst zal aan het reeds meermalen gemeld plan van koning Lodewijk van Beieren, om een bezoek aan het Pruisisch hoofdkwartier te Versailles te bren gen, thans gevolg worden gegeven. Van het sluiten der vereenigings-tractaten tusschen den bond en de Zuid- Duitsche staten Baden en Hessen werd reeds mededee- ling gedaan in de eerste zitting van hot bondsparlement, welke eergisteren te Berlijn werd gehouden. Tevens werden daarin door den heer von Delbruck de voorspelde aanvragen ingediend voor nieuwe oorlogs-kredieten. Omtrent de door den Noord-Duitschen bond met Baden en Hessen gesloten tractaten, waardoor de bonds- constitutie wijzigingen zal moeten ondergaan, wordt gemeld dat daarbij het recht van oorlogsverklaring aan den bondsraad wordt toegekend met uitzondering van het geval dat hetbondsgebied mocht worden aangevallen. Overigens zal Baden door veertien leden in het bonds parlement vertegenwoordigd worden en door drie leden in den bondsraad, evenals Hessen. Laagste berichten. Arlon. De Duitsche troepen, welke belast waren met de belegering van Montmedy en Mezières, zijn plotseling verdwenen en zuidwaarts teruggetrokken. Londen. De te Moscou verschijnende Russische dagbladen hebben niet hetzelfde vertrouwen op een vredelievende oplossing der quaestie over het tractaat van 1856, als de organen te St. Petersburg. The Daily News meldt dat een korps Duitsche troepen tegen Amiëns oprukt. The Morning Post verzekert dat de aangevangen onderhandelingen tusschen het Pruisisch hooldkwartier te Versailles en het gouvernement te Parijs over een wa penstilstand wederom zullen afstuiten op het provian deeren der hoofdstad. Uit Florence is hier het bericht ontvangen dat Italië dezelfde politiek in de Oostersche quaestie zal volgen als Engeland en Oostenrijk. Van de Loire. Een Duitsch correspondent uit het leger aan de Loire schrijft het volgende „Na het gevecht bij Orleans is in alles weder nieuw leven gekomen. De leger-afdeeling van den groothertog van Mecklenburg tracht de plannen van den vijand in alle opzichten te verijdelen, en den weg naar Versailles is hem reeds geheel afgesneden. Toen de groothertog van Mecklenburg zijn hoofdkwartier in het geheel door Beierschen bezette dorp Alonne vestigde, bevond bij zich vis a vis dat van den vijand. Een bode bracht het bericht dat de Franschen onze veldwachten hadden overvallen en teruggedrongen, en dat de vijand slechts een afstand van 1^ uur verwijderd was. „De bewoners van het dorp waren stellig overtuigd, dat de plaats op den volgenden morgen het tooneel van een gevecht zou zijn, en meenden overal de Fransche patrouilles te zien. Doch de morgen verstreek, zonder dat er iets gebeurde; de vijand was in noordelijke rich ting weggetrokken en wij gingen om zijne bewegingen te volgen noordwestelijk naar Epernon. „Het bericht dat de Duitschers bij Orleans verslagen waren bracht de inwoners in den waan, dat wij voor het Loire-leger vluchtten. Des avonds had in het stadje Auneau, waar ik logeerde, een achter waar tsche beweging onzer troepen plaats, en mijn hospes kwam met de tijding bij mij, dat er iets belangrijks moest zqn gebeurd, want de troepen trokken terug, en de eene ordonnans na den anderen vloog door de straten. Hy kon zich niet verbeel den, dat wij zoo rustig konden zijn, terwyltoch alles voor ons verloren was, en hij begreep niet, dat alles in orde was, zooals ik hem verzekerde. Hij was volgens zijne verkla ring een Orleanist en koesterde sympathie voor de Duit sche vorsten, waarom het hem zou spijten, als de hertog ran Mecklenburg eenig kwaad zou overkomen. „Wij zijn van Auneau rechtstreeks naar Epernon ge gaan. De dorpen waren vol Beierschen; overal ontmoette men Beierschen. Eerst als de oorlog geëindigd is zal het tijd zijn om over deze troepen,die een zoo gewichtige rol in dezen veldtocht hebben vervuld, te spreken. Onder de Franschen was het denkbeeld algemeen dat tusschen den koning van Pruisen en dien van Saksen eene overeen komst was gesloten, dat de Saksische troepen dechts drie maanden aan den veldtocht zouden deelnemen, en dan naar huis zouden terugkeeren. Gelijk verbond zou omtrent de Beiersche troepen zijn gemaakt, en daar de tijd van drie maanden verstreken is, had de koning van Pruisen koning Lodewijk van Beieren naar Versailles gelokt en hem als gijzelaar voor de verdere hulp van het Beiersche leger aldaar gevangen gezet. Men kan geene dwaasheden bedenken die hier niet zouden worden verteld. „Het ware te wenschen,dat de Franschen slechts eenig denkbeeld hadden van de goede kameraadschap die tus schen de Beiersche en Pruisische troepen bestaat. De Beiersche soldaat is in den strijd reeds zóo aan den Prui- sischen gewoon, dat hem iets ontbreekt als hij deze niet ziet. Toen in het gevecht bij Orleans de Beiersche« het niet langer tegen de overmacht der Franschen konden uit houden was de kreet: „De Pruisen komen voldoende om hen moed te doen vatten. De Pruisen kwamen echter niet en de Beierschen klaagden aan het einde van den strijd: „„hadden wij slechts een paar bataljons Pruisen gehad „De Beierschen zijn voortreffelijke soldaten die eerst dan het geweer over den schouder werpen, als het niet anders meer mogelijk is. De eigenschappen der Pruisische en Beiersche troepen vullen elkander aan, en ik heb nog van geen enkel misverstand tusschen hen in dezen oorlog vernomen. Eene eigenschap die bij de Beiersche solda ten zeer op den voorgrond treedt is de behoefte aan goede verpleging en hun daarmede gepaard gaand talent, om zich die te verschaffen. Zij weten altijd voor leeftocht te zorgen, en voor den Franschen boer zijn de Beierschen een schrikbeeld. Al ligt in een dorp reeds een bataljon Noordduitsche troepen dan is alles nog rustig en stil. De soldaten poetsen voor de glazen hun lederwerk, of zijn in de keuken bezig met de wasch, of aardappelen schillen. Daar trekt een kolonne Beiersche troepen door de plaats en plotseling ontstaat overal een geweldig leven en beweging. De hanen kraaien, de hennen sna teren, eenden en ganzen roepen om hulp. Eenige minu ten later is alles stil. Er kraait geen haan, er kwaakt geen eend meer. De dorpsbewoners staan treurig te kij ken bij de afgesneden koppen van hun gevogelte die de kolonne heeft achtefgelaten. Lasdate ogni speranza\ riep ik telkens als ik door een dorp kwam waarin Beierschen kantonneerden. Maar hunne philosophie is de ware, en hiermede bedoel ik niets kwaads. De Beierschen zijn de ware oorlogsphilosofen. A la guerre comme a la guerre. Men moet geen oorlog be ginnen als men er de lasten niet van wil dragen. „Nu de koude ons is overvallen is het een klucht de Beierschen in hun wintercostuum te zien marcheeren. Ieder kleedingstuk dat warmte geeft is welkom. Vooral bevallen hun de grijze kapotjassen der zouaven en jagers, die ze aan de gesneuvelden ontnemen Fransche wollen paardendekken, gestreepte en geruite doeken, reisdekens en plaidsdat alles is van hunne gading, en de doeken om het hoofd of om de ooren gebonden, schijnen het bewijs te leveren, dat de Beiersche kameraden veel aan kies- en oorpijn lijden. Honny soit qui maly pense\ De soldaat die in scherpe koude, in storm en regen langdurige marschen moet makenvervolgens soms uren lang op den straat weg moet staande soldaat die in alle weer en wind den vijand het hoofd moet bieden, mag waarlijk wel zooveel mogelijk voor zich zeiven zorgen." Brieven nit België. Brussel, 21 November. Morgen zal de heer Demeur, afgevaardigde voor Brussel, in de tweede kamer zijn voorstel tot herziening van de artikelen der grondwet, betreffende de verkiezin gen voor de kamer en den census, verdedigen. Dit zal de maidenspeech van den heer Demeur in de kamer zijn; met de tribune der clubs en meetings is bij reeds langen tijd vertrouwd, want sedert 18-18 was hij daar een der meest gezochte redenaars. Hoewel noch bijzonder welsprekend noch schitterend door voordracht, zijne woorden hebben iets zenuwachtigs en afgebro kens zijne bewegingen iets stijfs en onbevalligs; daarbij is hij klein van gestalte en ineengedrongen, heeft toch de heer Demeur steeds een grooten invloed op zijn hoorders weten uit te oefenen. Al zijn redevoeringen onderscheiden zich door groote helderheid, een vrucht van rijpe en ernstige studie, en dragen het kenmerk van een warme overtuiging. Laat ons dus den indruk afwachten dien de heer Demeur morgen op zijn zoozeer uiteenloopend gehoor, welks wantrouwen hij moet over winnen, zal teweeg brengen. De heer Demeur is niet gewoon op oratorisch effect te werkenhij gaat recht op de zaak af, dringt tot in het hart der quaestie door, ont leedt haar, en beschouwt haar in al hare consequenties, om ten slotte er zijne afdoende conclusie uit te trekken. De quaestie die hij morgen zal behandelen heeft bij sedert jaren onderzocht, want hij was het, die een jaar geleden in de Brusselsche Association liberale een ver gelijkende studie van alle kieswetten in Europa gele verd heeft. Hij betoogde daarbij, dat België, hetwelk sedert 1848, wat zijne kieswetgeving betreft, aan de spits der Europeesche natiën had gestaan, op weg was om thans achteraan te komen. De begeerte om de oude plaats weder te veroveren, om den verloren tijd weder in te halen, om het stelsel van den census door dat van bekwaamheid te vervangen, heeft den heer Demeur en andere afgevaardigden van zijne richting bewogen om een voorstel tot herziening der kieswet te doen. Men zegt dat het reeds op een twintigtal steramen kan rekenen, wat veel meer is dan men zou hebben verwacht. Gij moet u echter niet verbeelden, dat de groep jonge, liberalen, die dit initiatief in de kamer heeft genomen, een oogenblik de dwaze hoop heeft gekoesterd van te kunnen slagen, want dan zoudt gij hen overdreven illusies toeschrijven. Neen! nooit is een dergelijke ge dachte bij hen kunnen opkomen, en daarom behoefden zij zich ook niet af te vragen of het oogenblik voor eene herziening geschikt is. Ook de tegenstanders en vooral de doctrinairen hebben dit onderwerp behandeld, en ge weet vooruit wat zij er van gezegd zullen hebben. Hoe, zeggen zij, op een oogen blik dat de oorlog in Frankrijk met alle kracht woedt, waarop wij ter nauwernood aan een groot gevaar zijn ontsnapt; op een oogenblik dat misschien een veel grooter gevaar boven onze hoofden schijnt te zullen losbarsten, spreekt men er van, om een gedeelte der grondslagen van de constitutie te veranderen, in wier schaduw België sedert 1831, benijd door geheel Europa, zich in rust en voor spoed heeft verheugd. Maar dit is de quaestie niet. Het is immers duidelijk dat, indien de bewerkers van deze beweging de moge lij kheid konden onderstellen dat hun voorstel de meer derheid zou verwerven, zij het indienen zouden hebben uitgesteld. Dat zij thans met hun voorstel zijn voorden dag geko men, geschiedde omdat zij een dubbel doel er mede hadden, dat geen uitstel duldde. In de eerste plaats wil den zij de aanleiding geven, dat eene herziening van de kieswet ernstig bij de wetgevende macht moest in be handeling komen, en tevens gaven zij hierdoor toe aan de dringende noodzakelijkheid om een bepaalde groep te vormen, als een keru der liberalen die zich eens ge roepen zullen zien, om de macht weder uit de hauden der clericalen over te nemen. Het debat, waarvan wij morgen eene inleiding zullen hooren, want na de rede van den heer Demeur moet de kamer over de prise en consideration betreffende het wets ontwerp uitspraak doen en beslissen of het naar de af- deelingen zal worden gezonden,dit debat, zeg ik, zal nauwkeurig de grens afbakenen die voortaan de jonge liberalen van de ouden zal scheiden. l'Echo du parlement, het voormalig officieuse orgaan der oud-liberalen, stempelt de nieuwe liberalen die het voorstel tot herziening hebben gedaan, met den naam grotesques De naaste toekomst zal getuige zijn van de spijt eener partij die zich overwonnen gevoelt en woedend is dat zij een nieuwe groep aan hare zijde ziet ontstaan die zulk een taal voert! Maar beleedigingen zijn geen argu menten. De heer Demeur zal zijn stelselmatige tegenstanders zeker niet overtuigen, maar men zal naar hem luisteren, en, als hij de tribune verlaat, zal hij in de gemoederen van hen die thans nog stelselmatig iedere uitbreiding der constitutie verwerpen, den twijfel hebben doen ont staan. Evenzoo als er lieden zyn die meer koningsgezind zijn dan de koning zelf, zoo zijn er ook die meer consti tutioneel willen zijn dan de constitutie zelve. De consti tutie verklaart zich zelf voor volmaking vatbaar, door reeds bij voorbaat de bepalingen op te nemen volgens welke zij te een of anderen tijd zal moeten herzien worden De onveranderlijke doctrinairen die zich aan de letter houden en niet naar den geest onderzoek doen, spreken veel over vrijheid en vooruitgang, maar eigenlijk hebben zij met den vooruitgang niets gemeens, dan dit: dat zij er de grenspalen van zijn. P. S. Ik verneem dat, niettegenstaande de bepalingen van het reglement van orde, volgens hetwelk ieder wets ontwerp, waar zich twee leden hebben vóór verklaard, voor de prise en considerationtot onderzoek naar de bureaux moet worden gezonden, de meerderheid der

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2