cieele gevolgen gerekend was bij de ontworpen begroo
ting van 1871. Daaruit bleek dus dat goedkeuring der
begrooting moest afgewacht worden. Intusschen heeft
de Indische regeering toch gemeend dadelijk ordonnan
tiën te moeten uitvaardigen, eene handeling die de
minister onmogelijk kon verwachten, ten gevolge van de
duidelijke bewoordingen der gezonden instructiën.
De minister heeft, deze zaak blootleggende, echter
niet bedoeld eenige beschuldiging tegen den gouver
neur-generaal uit te brengen. Het oord°el over diens
handelingen behoort aan 's konings opperbestuur.
Vervolgens beantwoordt de minister de verschillende
bedenkingen tegen de details der begrooting met de in
de andere kamer aangevoerde argumenten op gelijksoor
tige bezwaren. De verdeeling van Java in gewesten
zal altijd overeenkomstig de voorschriften van het regee-
rings-reglement moeten geschieden.
Bij deze memorie van antwoord zijn overgelegd de
besluiten en instructiën tot uitvoering van de wet op de
suikercultuur en van de agrarische wet. Ten slotte van
eene dier instructiën wordt door den minister an den
gouverneur-generaal medegedeeld dat Z. M. bepaaldelijk
verlangt de onverwijlde afkondiging en daarna de meest
spoedige en onbekrompen uitvoering van hoogstdeszelfs
besluit, met last om, waar onzekerheid mocht rijzen, in
den geest der ontvangen aanschrijvingen te beslissen,
liever dan nieuwe te vragen.
tiuitmlanb.
Algemeen overzicht.
Hoeraèer de tegenwoordige oorlog in al zijoe afschuwe
lijke bijzonderheden iu uitgebreider kring bekend wordt,
des te meer wordt te velde getrokken in dagbladen en
brochures tegen al die „meuschenslachting en blinde
vernieling" en zoekt men naar middelen om in het ver
volg oorlogen te voorkomen. De een ziet, met het oog op
den beweerden oorsprong der vorsten „de eerste
koning was een gelukkig soldaat" in de republiek
een waai borg tegen oorlogen, en noemt den oorlog der ge-
federeerden en geconfedereerden, waarop men hem dade
lijk wijst, slechts een politie maatregel tegen een
grooter aantal rebellen en onruststokers dan gewoonlijk
zich trachten te doen geilen. De ander roept de woor
den van Laboulaye in het geheugen terug, en beweert
dat „zoodia de natiën hare belangen niet meer zullen
opdragen aan die charlatans ruineuxwelke den naam
dragen van diplomaten en groote staatslieden, zij als
broeders zullen leven en vrede zoowel als voorspoed zul
len hebben."Niets is gemakkelijker dande verantwoor
delijkheid van bestaande toestanden van ^zicli zelf over
te brengen op anderen,en dit verwijt treft wel eenigszins
de bevolkingen wier stem zich van alle schuld aan de
oorlogen van den tegenwoordigen tijd tracht vrij te
pleiten. Niet uitsluitend in eene republiek is, wat dit
punt betreft, een geneesmiddel te vinden tegen de oorlogs
rampen, en nog veel minder zou eene opheffing der diplo
matie een afdoende waarborg wezen. Wat de republiek
is zonder genoegzame politieke ontwikkeling:, leert ons
heden ten dage weder de toestand in zuidelijk Frankrijk
waarbij de inval van vijandelijke legers, die krachtige
hefboom tot opwekking van vaderlandsliefde, nog niet in
staat is om de noodige eendracht in het leven te roepen.
Onderwijs, politieke ontwikkeling en vastberadenheid
inde verdediging der volksrechten tegeno verbet bestaand
gezag zijn, achten wij, betere waarborgen tegen den
oorlog. Deze drie zaken behooren echter samen te gaan.
Onderwijs sluit volstrekt nog geen politieke ontwikke
ling in zich en deze beide kunnen bestaan terwijl de
Boodige vastberadenheid ontbreekt. Wij zagen dit in
Pruisen eenige jaren geleden, waar in lijnrechten strijd
m^t den wil der vertegenwoordiging tot den jorlog werd
besloten, terwijl de vastberadenheid ontbrak om de con-
stitutioneele rechten te handhaven en later de glorie en
het succes ai het gebeurde weder deed goedkeuren,
terwijl alleen dr. Jacoby's stem zich daartegen verhief.
Zoo had thans een algemeene kreet van verontwaardiging
de gevaugennemiug vandr. Jacoby,de inhechtenisstelling
van dagbladredacteurs en de.gelijke willekeurige hande
lingen, door den heer von Bismarck of het gouvernement
in den laatsten tijd bedreven, moeten stigmatiseeren.
Zoolang echter de natiën niet het bewustzijn bezit
ten dat zij op een gegeven oogenblik krachtig kunnen en
moeten optreden om hare rechten te handhaven en de
vertegenwoordiging in hare uitspraken te ondersteunen,
zoolang zullen zij als werktuigen kuunen gebruikt wor
den in de hand der vorsten. Daartoe nu bezitten de
Duitsehers met al hun onderwijs en met al hun theoreti
sche politieke ontwikkeling nog veel te weinig practische
vastberadenheid. En dit is een der redenen, waarom
wij ons niet geheel scharen aan de zijde dergenen die
zich zoo gaarne voot stellen dat na den oorlog zich eene
reactie in Duitschland zal openbaren tengunste van
volksrechten en volksvrijheid. Wel zullen er weder zeer
vrijheidslievende redevoeringen in de vertegenwoordi
ging te Berlijn worden gehouden, maar de regeering
zal deze slechts met meerdere of mindere opmerkzaamheid
aanhooren en ten slotte doen hetgeen zij verkiest, gelijk
tot dusverre het geval was.
Dat overigens de Berlijnsche bevolking werkelijk de
partij van den vooruitgang is toegedaan, leert ons nu
weder de uitslag der verkiezingen van den eersten trap
in de Pruisische hoofdstad voor het huis van afgevaar
digden. Van de vier kiesdistricten behaalde de Fort-
schrittspartij in drie met vrij groote meerderheid de
zegepraal. Doch, gelijk wij zeiden, het zal de vraag zijn
of ook na dezen oorlog die partij niet weder dezelfde
houding zal aannemen als na den inlijvingsoorlog en in
het algemeen nog zal herinneren aan het bekende versje:
Immer langsam voran, immer langsain voran
Dass der Preusische Fortschritt nachkommen kann.
Er is overigens nog een eigenaardige karaktertrek der
Duitsehers, welke medewerkt om hunne politieke lijd
zaamheid te vermeerderen, en wel hun afhankelijkheids
gevoel van „hoogere standen," om een woord van vóór
de Fransche revolutie te bezigen. „De Pruisen zegt
de heer de Roo van Alderwerelt met het oog op de
militairen, doch dit is ook waar voor de bevolking in
'talgemeen ziju onderworpen en gedwee, en zij moeten
formeel mishandeld worden vóór zij er aan denken om de
gehoorzaamheid op te zeggen." Dit hebben de dagen
van 1866 dan ook ruimschoots bewezen, en zeer juist,
hoe onbeschaamd ook, kenschetste de toenmalige minister
van biunenlandsche zaken, graaf von Eulenburg, de
verhouding der raaehthebbenden tegeuover de bevolking,
waar hij zich veroorloofde om iu de openbare ver
gadering van het huis van afgevaardigden omtrent
het te keer gaan van regeeringswege der in die dagen
zoozeer besproken politieke feestviering van de liberale
afgevaardigden te Keulen, het volgende te zeggen„Op
de vraag van den voorgaanden spreker: waar het dan
toch staat dat politieke demonstraties werkelijk verboden
zijn, heb ik te antwoorden dat men eene politieke de
monstratie, wanneer men haar voor gevaarlijk houdt,
onder alle omstandigheden moet verhinderen en dat men
dan later in de wetten naar een artikel moet omzien om
dit te motiveeren."
Zoolang constitutie en staatswetten niet uitgangspunt
zijn, maar slechts eene verzameling van artikelen, waarin
men zoekt naar vergelijking zijner daden van willekeur,
zoolang een minister dit openlijk durft verklaren en
vier en twintig uren later nog minister is, blijft er
weinig vooruitzicht dat de Duitsche natie zal beant
woorden aan de goede denkbeelden, welke sommigen
koesteren omtrent hare optreding na dezen oorlog.
Laatste berichten.
Londen.
Op het jaarlijksch banket van den lord-mayor, gisteren
gehouden, heeft de staatssecretaris van buitenlandsche
zaken, lord Granville, eene toespraak gehouden over de
laatste staatkundige gebeurtenissen. Hij verzekerde
daarbij bepaaldelijk dat Pruisen den viede wenscht.
Lord Granville verklaarde voorts dat hij gaarne zag dat
Dnitschland krachtig werd en zijne eenheid tot stand
kwam, doch dat hij een te groote vernedering van
Frankrijk afkeurde. Engeland zou overigens alles doen
om den vrede te herstellen, maar weet voor het oogen
blik volstrekt niet de middelen om daartoe te geraken.
Tours.
De minister van buitenlandsche zaken Jules Favre
heeft eene circulaire uitgevaardigd, waarin hij zegt dat
Pruisen den oorlog wil voortzetten uit een bekrompen
denkbeeld van eigenbelang, en het Fransche volk wil
vernietigen. De Parijzenaars zullen echter toouen wat
een groote natie vermag, wanneer zij strijd voert voor
hare eer en onafhankelijkheid en ter verdediging barer
haardsteden.
In de circulaire van den minister Favre wordt nog
gezegd dat een wapenstilstand zonder proviandeering
van Parijs zou gelijkstaan met eene capitulatie zonder
eer of waardigheid.
Londen.
Volgens hier uit Versailles ontvangen berichten, aan
een goede bron ontleend, zal het bombardement van
Parijs aanstaanden Dinsdag, 15 November, aanvangen.
Tours.
Een Pruisisch leger is roet versnelde marschen op weg
naar Lyon. De ingezetenen aldaar hebben bevel ontvan
gen om zich van levensmiddelen te voorzien voor den
tijd van twee maanden.
Frankrijk.
Na den maarschalk Bazaine komt ook de generaal
Coffinières, de ex-kommandant te Metz, zich voor Europa
verdedigen. In een brief aan lTndépendance schrijft
deze generaal, die zich thans te Hamburg bevindt, dat
hij steeds als zijn gevoelen heeft verdedigd dat Metz an
dere belangen had dan het Rijnleger, en alle politieke
overweging moest worden ter zijde gesteld om slechts
aan verdedigingsmaatregelen te denken. „Na lange en
zeer levendige discussiën zoo gaat de generaal voort
waarin ik met mijn gevoelen alleen stond, en na tweemalen
mijn ontslag te hebben ingediend, heb ik slechts toege
geven aan het tegenovergesteld gevoelen der me <rder-
heid van den krijgsraad, aau het volledig gebrek aan
levensbehoeften en vooral aan het bepaald bevel van den
opperbevelhebber." De generaal Coffinières erkent dus
eenigermatc dat er handelingen hebben plaats gehad,
welke den toets niet kunnen doorstaan, doch werpt de
verantwoordelijkheid daarvan op den maarschalk Ba
zaine. Nog dagelijks gaan overigens deBelgische dagbla
den voort met bijzonderheden mede te deelen omtrent
het „verraad van Bazaine," waaruit blijkt dat de door de
Duitsche dagbladen als wapenfeit zoo hoog opgevijzelde
capitulatie van Metz slechts het gevolg is geweest van
on Handigheden, intriges en verraderlijke onderhandelin
gen der koinmandeerende generaals. Wat de houding
van den generaal Bourbaki betreft, verneemt men thans
dat deze generaal steeds oppositie heeft gevoerd tegen
Bazaine, zoudat de geheimzinnige wijze waarop Bour
baki uit Metz werd geroepen, om in zijn bevel over de
keizerlijke garde door den generaal Desvaux te worden
vervangen, wel eene machinatie van Bazaine zelf kan
geweest zijn.
Onder de geheime papieren uit het kabinet van
den ex-keizer Napoleon wordt thans ook het volgend
telegram openbaar gemaakt van den procureur des kei
zers, ambtenaar van het openbaar ministerie bij de
rechtbank te Draguignan, aan den minister van justitie
Ollivier van 6 Mei 1870, luidende: „De brief der cham-
Lrces te Draguignan is gericht aan den minister van
juititie; hij is opgenomen in l'Aveuir nationale van.
gisteren. Ik acht vervolging onnoodig. Wil men die
toch, verzoeke dan de. daaraan te geven qualifieatie
mede te deelen
In het vreemdenlegioen, dat te Orleans zóo dapper
heeft gestreden, waren verscheidene Belgen aanwezig.
Een hunner verhaalt, dat terwijl het Fransche leger het
hazenpad koos, een troep van 3500 man, bestaande uit
1500 soldaten van het vreemdenlegioen, een bataljon
jagers te voet en mobielen van het departement de la
Nievre, besloot, zonder éen kanon, aan 34,000 Pruisen
het hoofd te bieden.
Gedurende elf uren werd deze ongelijke strijd volge
houden met groote onverschrokkenheid en vastbesloten
zelfverloochening. Het was tevergeefs dat men kogels en
schroot op hen braakte en hen voortdurend toeriep zich
over te geven hun eenig antwoord was een moorddadig
vuur dat den grond met lijken bedekte. Eindelijk waren
alle officieren op éen na gedood. Het eiude was het ge
vecht waardig; de laatst overgeblevene 72 zijn vech
tende teruggetrokken en te Bonrges aangekomen, waar
zij bij twee bataljons jagers zijn ingelijfd. Alle gebouwen
te Orleans liggen vol met Pruisen die in dit gevecht zijn
gewond.
De half officieele Norddeutsche Zeitung zegt, dat,nu
de Fransche regeering niet naar rede heeft willen luiste
ren, het kanon zich opnieuw zal doen hooren om haar
een les te geven. Gaarne had men de Fransche hoofdstad
deze nieuwe rampen bespaard, maar het bestuur
heeft den moed niet om de jaits accomplis te erkennen en
is verantwoordelijk voor het bloed dat vergoten wordt.
Dnitschland.
Volgens berichten uit Vezoul had de Badensche
divisie van generaal von Beijer bij de inname van Dijon
belangrijke verliezen geleden, daar de inname der voor
stad St. Apollinaire, die door de Fransclien sterk was
verschanst, en slechts door een hevige bestorming die
veel bloed kostte, is gelukt. De voorstad Apollinaire heeft
veel door bet kanonvuur geleden. De Badensche troepen
hadden 1100 man gevangen genomen en een menigte
vrijwilligers gedood. Voorloopig zullen de Badensche
troepen in Dijon, alwaar aanzienlijke voorraad van
allerlei behoeften is, blijven. Als het leger van prins
Friedrich Carl, uit het 2e, 3e en 10e Iegerkori s bestaande,
Troyes voorbij is getrokken en zijn linkervleugel zich
in verbinding heeft gesteld met het 14e legerkorps, in
Dijon, en zijn rechtervleugel met het 2e Beiersche korps,
de 22c Pruisische afdeeling infanterie en de cavalerie
afdeelingen van graaf Stolberg, Rheinbaben en prins