\°- 268. Vrijdag 1870. OÜRANT. 1 E November. Middelburg 10 November. De eerste kamer heeft in hare zitting van heden, bij de behandeling der Indische begrooting, hoofdstuk II (uit gaven in Indië) der begrooting en hoofdstuk II der wet op de middelen, verworpen met 17 tegen 16stemmen, nadat hoofdstuk I dier begrooting (uitgaven in Neder land) was aangenomen met 19 tegen 12 en hoofdstuk I der wet op de middelen met 23 tegen 10 stemmen. De kamer is vervolgens op reces geseheiden. Door het overlijden van den heer O. Verhagen, te Goes, is opnieuw eene vacature ontstaan in de provin ciale staten van Zeeland. Voor de vierde maal gedu rende den loop van dit jaar zal alzoo eene verkiezing ten behoeve van dat college moeten plaats hebben. Heden is te 's Gravenhage, ten behoeve der staats spoorwegen, aanbesteed het maken van een steiger met bijbehóorende werken nabij de spoorwegbrug over het kanaal door Zuid-Beveland. Hiervoor zijn 9 biljetten ingekomen. De laagste inschrijving i3 van den heer B. Dijkerman, te Breda, voor f 4595. De stoomboot Telegraaf, van Rotterdam naar Antwerpen vertrokken, heeft gisteren nacht nabij Bath averij beloopen, en zal naar de werf moeten gebracht worden, om gerepareerd te worden. De goederen aan boord zijn gered en naar Antwerpen vervoerd. (N. Itott. cour.) Onderwijs. De rector aan het gynasimum te Sneek, dr D. Mehler, heeft de benoeming tot rector aan de Latijnsche school te Zwolle aangenomen. Kerknieuws. Beroepen tot predikant bij de Nederdnitsche hervormde gemeente te Oostkapeile de heer A. J. Eijkman, predi kant te Cothen. Marine en leger. Deluitenant ter zee 2e klasse H. L. Cadet, dienende op Zr. M*. schroefstoojnsehip Citadel van Antwerpen, en de officieren van administratie 3e klasse G. J. Guichard en J. VV. Groeneyk, respectievelijk dienende op Zr. M«. wachtschepen te Ilellevoetsluis en te Willemsoord, wor den, eerstgenoemden met den 20«<> dezer en beide laatst genoemden met den laatsten dezer, op nonactiviteit ge steld, en respectievelijk met den 2icn daaraanvolgende en 1 December a. vervangen door den luitenant ter zee 2e klasse W. E. Hazenberg, en de officieren van adminis tratie 3e klasse P. Gallas en H. C. D. van derVen. Thermometerstand. 9 Nov. 'sav. 11 u. 39 gr. 10 'smorg.7 u.37 gr.'smidd lu.40 gr.'sav. 6 u.40gr. S taten-generaal. EERSTE KAMER. Zitting van Woensdag 9 November. Behandeling der Indische begrooting. Ingekomen een koninklijk besluit tot opheffing der afzonderlijke afdeelingen voor de eerediensten, met aan wijzing der indeeling van de werkzaamheden bij de verschillende departementen ten opzichte van de handelingen der kerkgenootschappen. De beraadslaging in het algemeen over de begrooting van Nederlandsch Indië voor 1871 wordt daarop geopend door den heer Messchert van Vollenhoven, die opkomt tegen het fait accompli waartegenover de minister van koloniën zoowel de tweede als de eerste kamer geplaatst heeft ten opzichte van de hervorming van het Preanger - stelsel. Hij weet wel, dat afstemming der begrooting in trekking der reedfuitgevaardigde ordonnantiën ten gevolge zal hebben en dus weder een gevoelige slag aan ons prestige in Indië zal worden toegebracht, maar hij acht het gebeurde zoo strijdend met de constitutioneel begrippen, dat hij voor zich afstemming moet aanra den. Bovendien zijn er op deze begrooting zoovele pos ten gebracht, die hij niet kan beoordeelen, noch goed keuren dat hij, onbekend met de personen die dezen minister en den tegenwoordigen gouverneur-generaal zullen opvolgen, dergelijke kredieten niet mag toestaan Do heer van Rhemen van Rhemenshuizen meent dat de voorgenomen hervorming iq de Preanger-regentschap pen wel een onderwerp had mogen uitmaken, dat afzon derlijk aan de beoordeeling der vertegenwoordiging was onderworpen. De indruk van het later medegedeelde is op hem van dien aard geweest dat hij gewenscht had dat de minister in de andere kamer even openhartig te werk ware gegaan als nu in zijne memorie van antwoord. Het blijkt dat de minister te veel gerekend heeft op het bevattingsvermo gen van den gouverneur generaal Mijer; de geopperde verwijten moeten tegen dien landvoogd en niet tegen den minister gericht worden. Al het gebeurde schrijft hij, evenals de geheele inrich ting van het tegenwoordig Indisch bestuur, tóe aan overdreven toepassing der zoogenaamde liberale begin selen. Men is daardoor van het eene uiterste in het andere gevallen, en men gaat voor het moederland op die wijze een verderfelijken weg op. Zijn eeuige hoop is dat de Maatschappij tot nat van den .Javaan zoover hare edele pogingen moge uitstrekken, dat eindelijk ook een Javaan in 's konings raad zal zitting hebben. Dan eerst zal men hier werkelijk weten wat de inlander wenscht en wat hem toekomt. Hij zal tegen deze begrooting stem men, vooral om de willekeurige handelingen met het Preanger stelsel. De vei'antwoordelijkheid voor de af- stemming werpt hij ver van zich af, maar hij werpt die niet op den minister: de gouverneur-generaal is in dit opzicht de verantwoordelijke persoon. De heer van Nispen van Pannerden acht het tijdstip, nu 4 ministers zijn afgetreden, ongeschikt om eene be grooting als deze te behandelen. Daarbij heeft hij ook het oog op de financieele crisis van het oogenblik. "Wat aangaat de Preanger-quaestie, hij hecht niet de minste waarde aan het nu overgelegde procesverbaal der in 1866 gehouden conferentie met de inlandsche hoof den. Dat procesverbaal is alleen onderteekend door den gouvernements-eommissaris, niet éen hoofd of regent heeft het door zijne handteekening bekrachtigd, terwijl de vragen zoodanig waren gesteld, dat moeilijk de hoof. den zich konden verzetten tegen een maatregel, die men deed uitkomen als noodig voor het gezag waaraan die hoofden in de eerste plaats gehoorzaamheid verschuldigd waren. De heer Rahusen wijst op de hooge uitgaven in Indië, en op het gevaar, dat wij, bij verwikkelingen in Europa of elders, in plaats van saldo's nit Indië te trekken, zul len moeten subsidieereu. Het streven naar onafhanke lijkheid van de Indische baten is niet alleen bereikt, maar voorbijgestreefd. Gedurende de schorsing der zitting zijn ingekomen de door de tweede kamer aangenomen wetsontwerpen. Op voorstel van den heer Cost Jordens, wordt besloten, bij het uiteengaan van den anderen tak der wetgevende macht en dc ministerieele crisis, deze ontwerpen niet naar de afdeelingen te verzenden. Bij de hervatting der beraadslaging over de Indische begrooting, zet de heer Hartsen zijne grieven zoowel tegen deze. begrooting als tegen het regeeringsbeleid uiteen. Hij gaat achtereenvolgens de werking na der in den laatsten tijd tot stand gebrachte maatregelenin alles vindt hij een luchthartigheid die zorg voor de toe komst moet inboezemen. Hij zal stemmen tegen de be grooting om te protesteeren tegen eene richting die leiden moet tot ernstige financieele conflicten en tot desorganisatie van den toestand in NederJandsch-Indië. De heer Fransen van de Putte acht afstemming dezer begrooting zeer nadeelig voor den gang van zaken. Hij betreurt bet dat de minister niet gerekend heeft, ten aanzien van de uitgezondene instructiën omtrent het Preanger-stelsel, door dezen gouverneur-generaal ver keerd begrepen te kunnen worden. De heer Mijer toch heeft vroeger bewijs gegeven eener eigenaardige opvat ting van grondwettige rechten te hebben. Enkele punten van detail worden verder door riem besproken, waarbij hij aandringt op een onderzoek naar de uitbreiding van" pokziekten in Indië. De heer Cremers acht den minister gerechtvaardigd tegenover de'vertegenwoordiging wat de Preanger-zaak betreft. Hij zal echter de begrooting afkeuren, om te trachten voor altijd paal en perk te stellen aan handelin gen, gelijk nu zoo onbedachtzaam z jn gepleegd. Dc heer Duymaer van Twist treedt in eenige algemeene beschouwingen zoowel over het inci dent betreffende het Preanger-stelsel als over de Indische begrooting in het algemeen. Hij acht het antwoord, door den minister in de andere kamer ge geven, volkomen juist en openhartig 5 de houding van den heer Insinger in de tweede kamer moet hij tot zijn leedwezen critiseeren. Maar iets anders is de houding van den gouverneur-generaal: deze is niet vrij te pleiten van schuld. De heer Mijer heeft onmiskenbaar, volgens hem overijld, ja, tegen beter weten in, gehandeld. De verschillende bezwaren tegen de begrooting zelv$ worden vervolgens door hem beantwoord. TWEEDE KAMER. Zitting van Woensdag 9 November. Ingekomen het koninklijk besluit tot intrekking der afzonderlijke afdeelingen voor eeredienst en eenige regeeringsbescheiden. Na eene korte discussie worden de verdere wetsont werpen tot bekrachtiging van provinciale belastingen goedgekeurd. Evenzoo de wijziging van hoofdstuk VI (marine) voor 1869, na inlichtingen door den minister op vragen van den heer de Casembroot. Het tijdige van het in overweging nemen van het voorstel des heeren van Houten tot wijziging van de wet op het personeel, wordt door enkele leden betwist, doch de prise en consideration van het voorstel wordt met 51 tegen 5 stemmen aangenomen. Up voorstel van den heer Nierstrasz wordt besloten overlegging te vragen van de verdere stukken betreffen de de hervorming in de Preanger regentschappen, ter wijl op voorstel van den heer van de Putte wordt besloten om de overgelegde stukken hertellende het onderzoek naar de koffiecultuur in handen eener speciale commissie van vijf leden te stellen. Daarna is de vergadering tot nadere bijeenroeping gescheiden. Bij de tweede kamer is ingediend eene wijziging van hoofdstuk V der ataatsbegrooting voor 1869, strekkende om ƒ1600 meer uitte trekken voor verpleging van be hoeftige krankzinnigen; waartegenover andere posten worden verminderd. Door den minister van koloniën is het voorloopig verslag der eerste kamer omtrent de Indische begrooting beantwoord. Daarin geeft de minister te kennen dat in het besef zijner verantwoordelijkheid en naar aanleiding van de gevo'gtrekkingen uit onbekendheid met de zaak daaraan ontleend, het hem aangenaam is volledige op helderingen te kunnen geven omtrent den schijnbaren strijd tusscheu de door hem afgelegde verklaringen in de tweede kamer en de door de Javasche courant open baar gemaakte ordonnantiën betreffende de hervorming van het Preanger-stelsel. Breedvoerig wordt de toedracht der zaak nagegaan, en onder mededeeling van stukken aangetoond, dat aan den gouverneur-generaal in algemeenen zin eene mach tiging was verleend, doch onder voorbehoud dat eerst de fondsen voor den maatregel .moesten toegestaan zijn. Die algemeene machtiging had volstrekt niet hét karak ter van een regelend koninklijk besluit, noch van een stellig bevel, en vooral niet van een bevel oin onverwijld te handelen zij was eene voorwaardelijke machtiging uitsluitend betreffende den voet waarop de maatregel eventueel zou moeten worden ingericht. Tevens was den gouverneur-generaal te kennen gegeven dat op de finan-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1