OÜRANT. Maandag \°- 264. Bij dit nommer wordt uitgegeven een gedeelte van liet Verslag van het verhandelde in de openbare vergaderingen van de staten van Zeeland gedurende de najaarsbijeenkomst van 1870. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Fra- nekeradeel, Provisoren van het Heere Godfrieds of St. Jans en daarmede verbonden Heere Gerrits of klein Leen onder Ried en Burgwerd, roepen bij deze op de collatoren van die Leerien tegen Woensdag 23 No vember ISÏO, 's voormiddags te 11 uren, in lu t loge ment van den heer J. J. van Haag en te Praneker, teneinde alsdan in behandeling te nemen een ingekomen voorstel van eenige collatoren, om bij de volgende begeving dier Leeoen in plaats van éen, twee Jongelingen met de opkomsten derzelve te begiftigen, en daaromtrent te besluiten. Franeker, den 24 October 1870. Burgemeester eti Wethouders voornoemd, HEERMA v BEIJMA tiiob KINGMA, Burgem. De Secretaris, C. WIJBENGA. öimmUanïi. Middelburg 5 November. Het Provinciaal blad van Zeeland n°. 137 bevat de vol gendecirculaire van gedeputeerde staten dezer provincie aan burgemeester en wethouders der gemeenten „Bij onze circulaire van den llcn Juni 1869 (Provi n ciaal blad n°. 61), werden u, met betrekking tot de in uwe gemeenten bestaande begraafplaatsen, eeüigc vragen gesteld. „De zakelijke inhoud van de daarop ontvangen ant woorden is door ons aan zijne excellentie den minister van binnenlandsche zaken medegedeeld. „De kennisneming daarvan heeft den minister aanlei ding gegeven om ons, onder meer, te verzoeken bij de besturen der gemeenten, waar nog geen algemeene begraafplaats is aangelegd, en waarvoor nog geen tijdelijke ontheffing van de verplichting daartoe gevraagd of verleend is, aan te dringen, dat zij onverwijld tot den aanleg of tot aanvrage van bedoelde ontheffing, zoo biertoe gronden zijn, overgaan, of wel met het bestuur eener naburige begraafplaats eene overeenkomst sluiten, waarbij hun een gedeelte dier begraafplaats ter beschikking wordt overgedragen „2°. de besturen der gemeenten, waar begraafplaatsen zijn, niet overeenkomstig art. 18der wet van lOApril 1869 (Staatsblad n°. 65) afgesloten, zoo ver niet in dit opzicht ontheffing verleend of gevraagd mocht zijn, te doen op merken, dat zij binnen den bij art. 47 der wet bepaalden termijn, hetzij door bestaande heggen hooger te doen opsnoeien, hetzij door aanleg van heggen, die, tijdig ge plant, binnen den bepaalden tijd de vereischte hoogte kunnen hebben, hetzij waar deze gemakkelijke weg ora aan de wet te voldoen niet gevolgd kan wordeD, op andere wijze voor de opvolging der wet te zorgen, of wel, waar hiertoe grond zou kunnen bestaan, tijdig ontheffing te vragen, teneinde alsdan een nader onderzoek inge steld worde. „Wij hebben de eer door deze aan 's ministers verzoek gevolg te geven, en u voorts uit te noodigen om, waar het geldt een bijzondere begraafplaats, haar bestuur op het vorenstaande, voor zooveel noodig, opmerkzaam te maken. „Wat betreft het stichten van een algemeene begraaf plaats, meenen wij u nog te moeten opmerken, dat zulks, in velo gevallen, niet bezwarend wezen kan en slechts geringe uitgaven kan veroorzaken. „Wel moet de begraafplaats eene uitgestrektheid heb ben vau minstens de oppervlakte benoodigd voor het vermoedelijk getal der aldaar jaa.Jijks te begraven lijken, maar daar waar elke godsdienstige gezindte in het bezit is van eene begraafplaats, is voor de algemeene begraafplaats slechts een klein terrein noodig. Daar voor kan óf eene geheel afgezonderde plek worden aangewezen, óf wel met een der kerkbesturen eene overeenkomst worden aangegaan, waarbij een zeker gedeelte der bijzondere begraafplaats, behoorlijk daarvan afgescheiden, tot het begraven van die lijken, welke op de bijzondere begraafplaatsen geen plaats kunnen ver krijgen, worden bestemd. Dat gedeelte wordt dan de al gemeene begraafplaats. „Voldoende.is het niet dat eenig kerkbestuur tijdelijk zijne begraafplaats beschikbaar stelt voor het begraven van alle in de gemeente gevallen lijken. De wet wil dat elke gemeente ten minste éene algtemeene begraafplaats heef t, behoudens de bevoegdheid van twee of' meer gemeenten om een gezamenlijke begraafplaats aan te leggen. „Wij meenen ook dit n te moeten opmerken, teneinde voor te komen dar, bij de overweging van de zaak der begraafplaatsen, soms onjuiste beoordeelingen plaats hebben." Benoemingen en besluiten. gemeentebesturen. Goedgekeurd de benoeming van F. W. S. von Staedcl, burgemeester van St. Philips'and, tot secretaris dier gemeente. leger. Eervol ontslag uit Vj. M\ militairen dienst ver leend, met toekenning van pensioen, aan den met verlof hier te lande teruggekeerden apotheker 2« klasse bij den militairen geneeskundigen dienst in Nederlandsch Indië G. C. E Moesman, met ingang van 1 Novemberjl. wegens ongeschiktheid tut het gaan hervatten van den werkelij- ken dienst, tengevolge van lichaamsgebreken. Onderwijs. Dr P. P. M. Alberdingk Thijm, tot dusverre leeraar aan de hoogcre burgerschool en het gymnasium te Maas tricht, is benoemd tot hoogleeraar in de Nederlandsche taal- en letterkunde aan de universiteit te Leuven. Marine en leger. De zeemiliciens van de lichting van 1870, die sinds Mei dezes jaars in werkelijken dienst zijn. zullen den 15<-n dezer met groot verlof naar hunne haardsteden weder keeren. Den 15en dezer zal bij de applicatiescbool van de Koninklijke militaire academie te Breda worden gedeta cheerd de le luitenant W. G. F. Snijders van het 6e regi ment infanterie. Veeziekte. Volgens het Algemeen nieuws- en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen, is de longziekte onder de runderen vau den landbouwer A. Tael, te Absdale, ge meente St. Jan Steen, weder uitgebroken en is een dier runderen jl. Maandag, op last van den provincialen vee arts J. C. Kegelaer, te Hulst, afgemaakt. Rechtzaken. Het provinciaal gerechtshof in Zeeland heeft gisteren de volgende vonnissen uitgesproken Jacob Beel, oud 52 jaren, schippersknecht, wonende te Bruinisse, was beklaagd als zoude hij in den avond van 14 Augustus dezes jaars van de suiker, waarmede het schip van zijn meester Reinier de Waal, gelegen te Bruinisse, beladen was, afkomstig van het op den Hom pel bij Bruinisse gestrande stoomschip Willem III, en door zijn meester en hem daar in ontvang genomen om ze over te brengen naar Bruinisse en ze in de bewarende hand te stellen van den burgemeester aldaar, tegen later vast te stellen bergloon, arglistig 5 kilogrammen hebben weggenomen en zich toegeëigend, welke hij in een doek op zijn borst verborgen droeg, toen bij door den rijksveldwachter P. J. Sinac werd aangehouden welk feit hij zou gepleegd hebben terwijl hij voor zijn meester voornoemd, gedurende diens afwezigheid, geheel 1870. 7 November. met de zorg over schip en lading was belast. Hij is schul dig verklaard aan diefstal gepleegd door een' bediende van een schipper van goederen, die hem als zoodanig waren toevertrouwd, en, onder aanneming van verzach tende orastandighedtfnp^roordeeld tot eene correc- tioneele gevangenisstraf van 3 maanden, en in de kosten der procedure. Adriaan Kik, oud 22 jaren, schipper, wonende te Bruinisse, was beklaagd als zoude hij in den avond van 13 Augustus 11. omstreeks te 11 uren,vier bossen pijpkaneel en eene bos zwart Spaanse!) riet, vermoedelijk ter waarde van omstreeks 6 gulden, deel uitmakende van eene lading, die hij in de boot waarvan hij schipper was ter berging •te Bruinisse had bekomen van de op den vorigeu dag tusschen Nieuwe Tonge en St. Philipsland gestrande stoomboot Willem III, arglistig weggenomen en zich toegeëigend hebben. Hij is schuldig verklaard aan diefstal gepleegd door een schipper van goederen, die hem als zoodanig waren toevertrouwd, en, onder aanne ming van verzachtende omstandigheden, veroordeeld tót eene correctioneele gevangenisstraf van 3 maanden en in de kosten der procedure. Adriaan Me'ermans, oud 31 jaren, schippersknecht, wonende te Bruinisse!, was beklaagd als zoude hij op 13 Augustus IIals schippersknecht in dienst bij den schip per Zacharias Hoogérheide, met dezen naar de op den vorigen dag op den Hompel gestrande stoomboot Wil lem III zijn gevaren, waar hun eene menigte goederen zijn toevertrouwd, oin die tegen later vast te stellen loon naar Bruinisse te vervoeren en aldaar te stellen onder de bewarende hand van den burgemeester, en als zoude hij van die goederen, waarover hij ook gesteld was, daar hij alleen des nachts aan boord sliep, vooreerst in den avond van den 13™ Augustus 11. arglistig hebben wegge nomen en naar zijne woning overgebracht eene hoeveel heid wit garen galon, een pak kaneel en een paar soeplepels, vervolgens in den morgen van den 15en Augustus 11. omstreeks 5 uren, eene hoeveelheid suiker, en eenigen tijd later eenige pakjes beschadigd zwart ga ren, en eene hoeveelheid blauw, groen en grijs veterband. Hij is schuldig verklaard aan diefstal, gepleegd door een bediende van eeu schipper, van goederen die hem als zoodanig waren toevertrouwd, en, onder aanneming van verzachtende omstandigheden, veroordeeld tot eeno correctioneele gevangenisstraf van 4 maanden en in de kosten der procedure. Gabriël Jumelet, oud 30 jaren, schipper, en Cornelia Bal, oud 18 jaren, schippersknecht, beide wonende te Bruinisse, waren beklaagd als zouden zij op den 13f[* Augustus 1870 van het op den 12C« Augustus 11. op den Hompel bij Bruinisse gestrande stoomschip Willem III eene hoeveelheid suiker, benevens twee kazen in ont vang genomen hebben, om die tegen later te bepalen bergloon over te brengen naar Bruinisse en in bewarende hand te stellen van deu burgemeester aldaar, eu als zouden zij op den 15«n Augustus 11. omstreeks half acht ure, uit de boot van eerstgenoemde» beklaagde, te zamen en in gemeen overleg, die beide kazen, elk wegende ruim drie kilogrammen, arglistig hebben weggenomen en zich toegeëigend. Zij zijn schuldig verklaard aan diefstal gepleegd door een schipper ten aanzien van goederen die hem als zoodanig waren toevertrouwd, en medeplich tigheid aan den alzoo te qnalificeeren diefstal, door het des bewust lielen van het gestolene, en, onder aanneming van v erzachtende omstandigheden, veroordeeld ieder tot eene correctioneele gevangenisstraf van 3 maanden en solidair in de kosten der procedure. Gemengde berichten. De oud-minister Godefroi spreekt, naar aanleiding van de ter gelegenheid van het onderzoek in de afdee- lingen der tweede kamer van de begrooting van binnen landsche zaken voor 1871 gemaakte opmerking dat do mededeeling van nieuwstijdingen in de Staats-courant onnoodig is, over de voortreffelijkheid der buitenland- sche nieuwstijdingen en wil dat de Nederlandsche lega tiesecretarissen en attachés evenals de Engelsche, mededeelingen zullen doen van den toestand in andere

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1