OURANT.
N°' 263.
Zaterdag
1870.
5 November.
Middelburg i November.
In de lieden gehouden zitting der provinciale staten
van Zeeland, welke door 37 leden werd bijgewoond, zijn
de werkzaamheden ten einde gebracht.
Behalve het uitbrengen der verslagen van de commis
sie voor de verzoekschriften en die van de rapporteurs
^er atdeelingen. bestonden die werkzaamheden in de be
handeling der gedane voorstellen en de beslissing op de
ingekomen erzoekschriften.
De genomen besluiten zijn de volgende:
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
zijn aangenomen de voorstellen van gedeputeerde staten:
a. Tot wijziging der bepalingen omtrent het berijden
der kunstwegen bij dooiweder, door onder 3 lift o van
het besluit van 8 Juli jl., in plaats van: „voertuigen, tot
den dienst der artillerie behoorende en voorzien zijnde
van de vastgestelde plaat,:' te lezen: „voertuigen,tot het
leger behoorende onder militair geleide, of door militai
ren in hunne betrekking vervoerd."
b. Om aau de gemeente Haamstede toe te zeggen een
renteloos voorschot van 12,000 voor den aanleg eener
nieuwe haven, voor zooveel die som door leening op aan
nemelijke voorwaarden zal te verkrijgen zijn en onder
de bepalingen vastgesteld bij besluit van 8 November
1862.
c. Om aan de gemeenteYersekeeen renteloos voorschot
van f 9000 toe te zeggen, mede voor den aanleg een er
nieuwe haven, onder dezelfde voorwaarden als bij het
vorige punt zijn omschreven.
d. Betrekkelijk de aanvragen om rentelooze voorschot
ten tot verbetering van wegen, te weten:
1<' in te willigen de aanvragen van het dijksbestuur
van den polder Stoppeldijk, om 2100, en van het ge-
meente'oestuurvan Brouwershaven, om ƒ1700;
2° in te willigen de aanvraag om f 16,400 van commis
sarissen van den Zandweg tusschen Serooskerke en
Vrouwepolder, indien zij, na inzending der vereisebte
stukken, daarvoor vatbaar blijkt;
3° evenzeer in te willigen de aanvraag van het ge
meentebestuur van Ovezande, om /"8000;
4° oin ten aanzien der door het dijksbestuur van de
polders Eiland en Brandkreek gedane aanvraag om
f 45.000, te kennen te geven dathet wordt vrijgelaten die
nader, met de vereisebte stuk een, in te leveren en
5° ooi aan het dijksbestuur van den polder Dreischor
te kennen te geven, dit de aanvraag om /"2940 niet kan
worden ingewilligd, daar het algemeen belang niet ge
noegzaam bij het plan is betrokken.
Het voorstel van gedeputeerde staten, houdende voor
dracht van een ontwerp-reglement voor de ealaraiteuze
waterschappen in deze provincie, is door genoemd col
lege, naar aanleiding van het verslag der afdeeÜDgen,
teruggenomen, teneinde dit in nadere overweging te ne
men. Dientengevolge kan dit voorstel geen punt van
beraadslagen meer uitmaken.
Bij de behandeling van het voorstel van gedeputeerde
staten tot verkoop van 45 hoornen op den weg tusschen
Schoondijke en IJzeiidijke is een voorstel van den heer
F. van Deinse met 20 tegen 17 stemmen aangenomen,
strekkende om „gedeputeeide staten te machtigen, om
dien verkoop hetzij uit de hand of bij openbaren
verkoop te doen plaats hebben." In bet voorstel was
alleen sprake van openbaren verkoop. Hetalzoo ge
amendeerde voorstel is met algemeene stemmen aan
genomen.
Dit laatste is mede het geval met het voorstel van
gedeputeerde staten, om hen te machtigen tot den
openbaren verkoop van 84 boomeo op den weg tus
schen Neuzen en Axel, terwijl genoemd college overi
gens, naar aanleiding van het verslag derafdeelingen,
heett teruggenomen zijn voorstel tot openbaren ver
koop Y&n een honderdtal boomen op den weg tusschen
Hulst en Walsoorden, teneinde daaromtrent alsnog een
nader onderzoek in te stellen.
Na eene korte beraadslaging is met algemeene stem
men aangenomen, het voorstel van gedeputeerde staten
tot verhooging der geldleening, te sluiten ter bestrijding
der aannemingssotn voor de in aanbouw zijnde nieuwe
stoomboot ten behoeve van den dienst op de Wester
Schelde, met een bedrag van f 10,000, op voet en wijze
als omschreven zijn in het besluit der staten van 5 No
vember 1869, houdende vaststelling vaq een plan voor
eene geldleening van hoogstens 50,000 voor instand
houding van genoemden stoomboutdienst.
De voorstellen van gedeputeerde staten tot wijziging
der begrootingen van enkel provinciale inkomsten en
uitgaven voor het dienstjaar 1870 en het dienstjaar 1871
zijn beide zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Evenzeer heeft de vergadering zich zonder beraadsla
ging vereenigd met het voorstel van bet gedeputeerd
College, om aan A. du Mez, kautonnier of vaste arbeider
op de provinciale wegen tusschen Bivskens, Groede en
Nieuwvliet, 105 M2 aan de provincie toebehourenden
grond in eigendom af te staan ot in erfpacht uit te geven,
onder nader te bepalen voorwaarden, doch voor niet
minder dan 10 cent per M2 ingeval van verkoop, ot in
erfpacht voor niet minder dan 1 cent per M2 jaarlijks.
Vervolgens ziju behandeld de drie ingekomen adres
sen en de conclusiën van de daaromtrent door de com
missie voor de verzoekschriften uitgebrachte rapporten,
te weten
a. Het adres van den veerschipper la Rooy te Gorishoek,
die een subsidie van f 300 'sjaars uit de provinciale
fondsen verzoekt.
De conclu ie \an het rapport strekt, om gedeputeerde'
staten te machtigen, om ingeval de belanghebbende
gemeei ten ten minste een derde der verlaugde bijdragen
willen verstrekken, die verder nit de provinciale fondsen
aan te vullen, in te gaan met 1Januari a., voor den tijd
van twee jaren; en als de gemeenten zich mochten ont
trekken, dan bij de regeering aan te dringen op de
opheffing v in het veer.
Deze conclusie is met 35 tegen 2 stemmeu aangeno
men, ï.adat vooraf met 24 tegen 14 stemmen verworpen
was een araendement van den heer Wagtho, otn de clau
sule van het rapport aldus te doe o luiden: „Bij aldien de
betrokken gemeentebesturen uiet mochten treden in het
voor hunne rekening nemen van een gedeelte der te
verstrekken subsidie, deze vergadering alsdan in over
weging zal nemen, ot na onderzoek naar bet belang
van dit veer, termen zijn om die subsidie in haar geheel
voor rekeniug der provincie te verleenen,
b. Het adres der regelingscoraraissie voor den te hou
den nationafen wedstrijd voor werklieden inde verschil
lende vakken van nijverheid en kunst, inet daaraan
verbonden tentoonstelling, houdende verzoek om een
subsidie uit de provinciale fondsen.
Overeenkomstig de conclusie van het rapport der
commissie is, zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming, afwijzend op dit adres beschikt, als zijnde
direct noch indirect de belangen der provincie bij deze
zaak betrokken.
c. Het adres van den koornmolenaar W. van Strien Cz.
te Wolphaartsdijk, mede namens de daarbij betrokken
molenaars in Zuid-Beveland, om wijziging der bepaling
van art. 48 van het provinciaal Reglement ophet beheer
en onderhoud en de politie der buurt wegeu en voetpa
den iu de provincie Zeeland, van 6 Juli 1838, tos bepaling
dat zoodanige molens bij het aankomen van rijtuigen
met paarden alléén dan moeten stilstaan wanneer de
paarden niet te vertrouwen zijn en de voerman het ver
zoek daartoe door roepen te kennen geeft.
De conclusie der commissie strekt om den adressant
te kennen te geven dat zijn verzoek niet kan worden
ingewilligd, als zijnde ontijdig, daar een geheele wijzi
ging van het reglement kan worden tegemoet gezien.
Ook deze conclusie is zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming aangenomen.
Volgens het vaderland „zegt men" dat de minister van
koloniën den gouverneur-generaal van Nederlandseh
Oost-Indië per telegraaf gelast heeft, de verordeningen
betreffende de hervorming van het Preanger-stelsel te
schorsen.
De verkiezing van een lid der eerste kamer ter ver
vanging van den heer Taets van Amerongen, is door de
provinciale staten van Utrecht op aanstaanden Dinsdag
bepaald.
De kamer van koophandel te Groningen heeft besloten
met den aanvang van 1871 hare vergadering in het open
baar te houden.
De heer W. C. de Crane i3 erkend en toegelaten als
Britsch consulair agont te Zierikzee, onder de gewone
bepalingen van onderhoorigheid.
Door den heer A. Maclaine Pont is, als voorzitter van
bet stembureau in bet hoofdkiesdistrict Alkmaar, aan de
kiezers in dat district in de Haarlemsche Courant het
volgend openbaar schrijven gericht:
„Men heeft bij gelegenheid van de laatste verkiezing
getracht, mijne steeds gevolgde strikte onpartijdigheid
in verdenking te brengen met betrekking tot het verkie-
zingswerk.
„Gij hebt recht te weten wat daarvan is:
„Vrijdag 21 October, des avonds omstreeks tien uren
beeft zich de stads-aanplakker bij mij aan huis aange
meld, een biljet overhandigd, en namens den heer van
der Kaay gevraagd, ot hij dit morgen ochtend om vijf uren
mogt aanplakken. Ik zag het billet even in en bemerkte,
zonder het gelezen te hebben, dat het eene aanbeveling
betrof voor jonkheer mr. H. G. C. L. Janssens tot lid
van de tweede kamer.
„Wetende, dat het aanplakken van biljetten bij plaat
selijke verordening is geregeld, welke verordening in
mijne kamer op het raa thuis geborgen was; mij niet
herinnerende, als niet door mij geconcepieerd, of de ver
gunning daartoe moest worden verleend door den bur
gemeester door burgemeester en wethouders of door
den commissaris van politie; indachtig de verschillende
circulaires van den heer commissaris des konings in
dit gewest, waarbij, ook namens den minister van bin-
uenlaudsche zaken, heeren burgemeesters worden uit-
genoodigd, zich niet met de verkiezingen te bemoeien,
gaf ik dea aanplakker te kennen, onder teruggave van
het biljet, dat dit morgen zóo vroeg niet kon geschieden,
want dat ik het eerst eens moest nazien.
De aanplakker hernam, dat mijnheer van der Kaay
verlaugde, dat het morgen ochtend om vijf uren werd'
aangeplakt, vóór de markt gehouden werd, en dat hij er
ook ai mede naar den commissaris van politie was ge
weest, die het niet wilde vergunnen, zonder dat ik het
goedkeurde; waarop door mij is geantwoord: zeg aan
mijnheer van der Kaay, dat het gemeentebestuur zich
daar nu niet mede kan bemoeien, niet omdat het eeno
aaubeveling van mijnheer Janssens betreft, maar dat ik
hetzelfde zou doen als het mijnheer Foreest betrof.
„Nadat de aanplakker zich had verwijderd, is hij om
streeks 'savonds elf uren bij mij aan huis teruggekomen,
heeft de dienstbode een biljet overhandigd en verzocht
aan mij te zeggen: dat mijnheer van der Kaay er bij
blijtt, dat de biljetten morgeu aangeplakt worden; waarop
ik baar verzocht het biljet aan den aanplakker terug te
geven en te zeggendat het goed is, ais de aanplakker
het maar niet doet.
„Den volgenden morgen begaf ik mij naar het raadhuis
nam keunis van den inhoud der verordeningen, en be
merkte, dat biljetten, niet bij de verordening genoemd,
geviseerd moeten worden door deu commissaris vaa
pditie, alvorens aaugeplakt te worden. Ik verzocht diea
ambtenaar, des morgens omstreeks tien ure bij mij te
komen en deelde hem mede, dat ik niet begrijpen kon,
wiarouihij gisterenavond zóo laat den aanplakker aan
uiijn huis had gezonden om over het biljet te spreken^
want dat ik er niets mede te maken had, aangezien art. 3