ring van hoofdstuk IX: onvoorziene uitgaven) alsnu
f 215,63-1,94.
Inkomsten.
Hoofdstuk II. Art. 1inkomsten van vaste eigen
dommen f 8142.921.
Dit artikel wordt verminderd met f 150 te vervallen
huur voor de kleiue scheepstimmerwerf, doch daarente
gen de huur van den gewezen watermolen in de
Spuistraat verhoogd met f 30, zoodat het cijfer thans
8022,92bedraagt.
Het totaal van hoofdstuk II is alsnu f 22,358.22.
Hoofdstuk III. Aid. 3 art. 1belasting op het ge
maal f 51,747.01.
Tengevolge van bet in de vorige zitting genomen be
sluit tot heffing der gemaalbelasting heeft over dit
artikel thans geen beraadslaging plaats. Alleen ver
klaarde de heer Sifflé zich hier tegen.
Afd.4: bijzondere belastingen: nihil.
Bij dit artikel komt ter sprake het adres van deheeren
mr. W.C. Borsius c.tot heffing eener belasting op de
honden.
De heer Luteyn doet zich bennen als het lid, waarvan
in het rapport der financieele commissie wordt gezegd
dat hij gevraagd heelt ol het niet wenschelijk zou zijn
om ook in deze gemeente eene belasting op de honden
in te voeren. Thans doet hij het bepaalde voorstel, om
tot de heffing van zoodanige belasting over te gaan, niet
zoozeer als eene bron van inkomst, maar ter bevordering
van reinheid en het tekeer gaan van de onaangenaamhe
den door de vele losloopende honden veroorzaakt. Vooral in
warme zomers en na langdurige droogte is de door die
dieren veroorzaakte onaangename lucht in de stad zoo
erg, dat dit bepaald ongezond moet zijn. Om geen ver
schil over cyfers te hebben, wil hij het artikel slechts
voor memorie op de begrooting uittrekken, met ver
zoek aan burgemeester en wethouders om eene verorde
ning te maken, en een en ander te regelen, teneinde de
invoering dier belasting met 1 Januari a. zou kunnen
geschieden.
De heer Snijders zegt dat, daar de voorsteller verklaart
de belasting op de honden niet als bron van inkomst te
beschouwen, ook de eenige grond vervalt waarop hij het
voorstel zon kunnen ondersteunen. Door zoodanige be
lasting wordt een last op de ingezetenen gebracht, die aan
toezicht wellicht meer zal kosten dan de opbrengst be
draagt. Wordt de onreinheid door de honden bevorderd,
dan is dit eene zaak waarop de politie behoort toe te zien,
maar daartoe mag geen belasting worden geheven. Boven
dien strekt een hond dikwijls ter veraangenaming van
het leven van den minderen man: hij is diens huis
vriend. Onvoorbereid als hij op dit voorstel is, kan hij
zooals dit luidt zijne stem daaraan niet geven.
De voorzitter verklaart in te stemmen met het gevoe
len van den heer Snijders, dat eene belasting eene in
komst voor de gemeente moet zijn, maar dat de quaestie
van reinheid een politie-maatregel is.
De heer Luteijn releveert dat hij, door niet van de
opbrengst der door hem voorgestelde belasting te spre
ken, de zaak zuiver heeft willen houden. In Goes brengt
die belasting f 500 op. Hier is het aantal honden zeer
aanzienlijk en zal de opbrengst der belasting wel meer
bedragen; maar al bedroeg zij ook hier slechts 500,
dan nog zou de heffing zijns inziens voor de gemeente
een wenschelijke zaak zijn. Als men, zooals in deze zit
ting, over postjes van f 25 en dergelijke lang spreekt
teneinde bezuiniging te verkrijgen, dan mag men ook
wel op zoodanige inkomst als eene belasting op de hon
den bedacht zijn, te meer als daardoor voor vele inge
zetenen een groote last wordt weggenomen. Dat er ge
sproken wordt van de honden van arme vrouwtjes is
niet vreemd, dit wordt steeds overal breed uitgemeten
waar van deze belasting spvake is. Maar zijns inziens
mag men aannemen, dat door de invoering der belasting
meer genoegen zal worden gegeven dan bezwaren ver
oorzaakt.
De heer van Diggelen vereenigt zich met het gevoelen
van den heer Snijders, onder opmerking bovendien dat
de last dien men heeft van honden waarvoor belasting be.
taald wordt even groot is alsvan honden waarvoor de belas
ting niet wordt betaalden mocht het bezwaar voor de
gezondheid zoo groot zijn als wordt beweerd, dan deed
men zijns inziens maar het best de zaak bij de gezond
heidscommissie ter sprake te brengen!
De heer Lantsheer vraagt, of de lieer Luteijn zijn voor
stel niet van de begrooting wil losmaken. De vraag is
thans: is de belasting op de honden noodzakelijk, maar
ook: is zij raadzaam? De quaestie of zij geldelijk nood
zakelijk is kan in het vervolg, bij eene herziening van
het belastingstelsel, beslist worden, en niet gaarne zou
hij nu reeds verklaren dan tegen de belasting te zullen,
zijn, indien zij noodig werd geacht. Maar zoolang die
quaestie niet is uitgemaakt, en de belasting zougeheven
worden als politie-maatregel, is hij het eens met den heer
Snijders dat men niet goed zou handelen, al is het ook
dat andere gemeenten daarin voorgaan.
De heer Sifflé zegt, dat hij zich verbeeldt dat de politie
niet zal kunnen doen wat de belasting zal uitwerken
namelijk het aantal honden doen verminderen. De
agenten van politie zijn toch niet bevoegd oin de honden
dood te slaan, zoodat hij niet kan inzien hoe hier sprake
van polirie-maatregelen zou kunnen zijn. Evenmin
kan hij toegeven, dat alleen geldelijk belang bij de heffing
der belasting in aanmerking zou mogen komen en weet bij
niet waarom de gemeente geen belasting in het belang
van de gezondheid of de veiligheid der ingezetenen zou
mogen heffen. Hij is dan ook vóór het voorstel van den
heer Luteijn.
De heer Fokker verklaart zich mede voor het voorstel,
omdat niet éen artikel der verordening van algemeene
plaatselijke politie, voor zoover hij althans weet, voor
schrijft dat een agent van politie de overotllige honden
verwijderen mag, Hondenslagers zijn bier evenmin. De
eenige wijze dus, om zich van deoverto llige honden te
ontlasten is het heffen eener belasting. Die zich de
weelde van een hond kau of wil getroosten, kan en moet
daarvoor dan ook maar betalen.
De heer Verbrugge verklaart zich tegen de voorge
stelde belasting. Er is reeds gezegd dat een agent van
politie de honden niet mag doodslaan, maar in zijne ver
beelding ziet hij reeds zulk een agent beladen met een
aantal kettingen tot in beslagneming van houden. Do
geringe opbrengst der belasting zal zijns inziens niet
tegen den daardoor veroorzaakten last opwegen. Iets
anders ware het indien werd voorgesteld om te onder
zoeken of het niet wenschelijk ware eene verordening in
het leven te roepen, waarbij werd gewaakt tegen mis
handeling van dieren. Maar niet gaarne zou hij mede
werken om belasting te doen betalen voor den hond, die
de vriend van zoo menig arm huisgezin is.
De heer Luteijn zegt, dat bij niet kan voldoen aan het
verzoek van den heer Lantsheer, om zijn voorstel van
de begrooting lo3 te maken. Den héér Verbrugge ant
woordt hij, dat hij gelooft dat de arme vrouwtjes, waar
van 'gesproken wordt, meer gebaat zijn met de zorg van
hen die trachten haar goedkoop brood te bezorgen, maar
dan ook den last der honden willen verminderen. Is het
een soort van ziekelijke liefhebberij om zich te omringen
door dieren die men den kost niet kan geven, dan moet
ook die liefhebberij zooveel mogelijk worden tegen
gegaan.
Het voorstel van ,den heer Luteijn om met 1 Januari
1871 een belasting op de honden te heffen wordt in
stemming gebracht en verworpen met 13 tegen 3
stemmen. Voor stemden de heeren Sifflé, Fokker en
Luteijn.
Hiermede is tevens afwijzend beschikt op het ingeko
men adres van eenige ingezetenen.
Het totaal van hoofdstuk III blijft onveranderd
153,084,3.
Hoofdstuk IV. Art. 1: opbrengst van haardaseh
en mestspeciën f 1285.
De heer Luteijn acht het bij dit artikel geschikt, om
tot burgemeester en wethouders een verzoek te richten
met betrekking tot die alleronaangenaamste nachtkarren
voor het ruimen der sekreten. Die voertuigen zijn aller-
ondoelmatigst; door hunne zwaarte veroorzaken zij eene
trilling in de kuizen gelijk van geen ander voertuig on
dervonden wordt; zij zijn nadeelig voor de bestrating, en
verspreiden bovendien een onaangenamen stank, daar
het schijnt dat zij nooit dicht te houden zijn. nij stelt
daarom voor, dat zoo spoedig mogelijk andere meer doel
matige voertuigen worden aangeschaft,[effdaarmede liefst
niet gewacht worde tot bet contract met den tegenwoor-
digen pachter zal geëindigd zijn.
De voorzitter antwoordt dat de pacht loopt tot Mei
1874, doch de tegenwoordige pachter daarvan wenscht
ontslagen te worden, zoodat wellicht reeds in het vol
gende jaar het contract vernietigd zal worden. Alsdan
zal in het bezwaar van den heer Luteijn vermoedelijk
ook voorzien worden. Bij burgemeester en wethouders
zijn voor een en ander reeds plannen in bespreking.
De heer Snijders stelt, naar aanleiding van de mede-
deeling des voorzitters dat de pachter van zijne pacht
ontslagen wenscht te zijn, voor, om eene commissie uit
den raad te benoemen, teneinde,desnoods in vereeniging
met eenige ingezetenen buiten den raad, een onderzoek
in te stellen of hier ook niet evenals in Groningen het
ophalen van mestspeciën met vrucht voor rekening der
gemeente zou kuuuen geschieden.
De voorzitter wijst op het zijns inziens belangrijk ver
schil tusschen den toestand der rioleering te Groningen
en hier.
De heer Snouck Hurgronje geeft den heer Snijders in
overweging om zijn voorstel in te trekken,.daar, zooals
reeds gezegd is, bij burgemeester en wethouders overwe
gingen met betrekking tot het ophalen der mestspeciën
aanhangig zijn, en spoedig, wellicht reeds in de volgende
zitting, voorstellen dienaangaande zullen worden gedaan.
De heer Snijders bedankt voor de ontvangen inlichtin
gen en trekt zijn voorstel in.
Art. 5: opbrengst van onbruikbaar geworden en
andere verkochte roerende en onroerende goederen, ƒ5;
alleen voor voorkomende gelegenheden op de begrooting
gebracht.
De heer Snijders geeft te kennen, dat hij het afkeurt
dat niet voor iedcren verkoop machtiging door den
raad wordt verleend, maar daartoe een doorloopende
vergunning gegeven wordt. Zijns inziens is openbare
verkoop voordeeliger. Hij heeft hierbij speciaal het
oog op den verkoop van onbruikbaar geworden
straatsteenen, en beroept zich op eigen ervaring ten
bewijze dat daarvoor wellicht betere prijzen te bedingen
zouden zijn. Ook gelooft hij dat de onkosten zeer gering
zullen wezen als zij ter openbare inschrijving bij partijen
werden aangeboden.
Op voorstel des voorzitters vereenigt zich de heer
Snijders er mede, dat zijn denkbeeld aan het oordeel der
commissie van fabricage worde onderworpen.
Het totaal van hoofdstuk IV blijft alzoo onveranderd
f 60,421.
Hoofdstuk V. afd. 1 art. 1geldleening ter voorzie
ning iu de kosteu van aanleg van nieuwe riolen f 15,000.
Bij dit artikel stelt de financieele commissie, blijkens
haar rapport, voor om, naar aanleiding der verhooging
van de uitgaven ad 4870 voor werken in verband met
het rioolstelsel waardoor ook meer ontvangsten vereischt
worden, het bedrag der genoemde geldleening tot
20,0C0 te verhoogen. Hiertoe wordt besloten.
Afd. 2 art. 2: verkoop van opgaande boomen f 500.
Het voorstel van burgemeester en wethouders tot ver
koop van 32 boomen wordt aangenomen en het dienover
eenkomstig opgemaakt concept-besluit na voorlezing
goedgekeurd.
Het totaal van hoofdstuk V bedraagt alsnu f 23,300.
Het totaal der inkomsten is alzoo 259,163.58.
Hoofdstuk JX, onvoorziene uitgaven, wordt vastge
steld op 43,528.64.
De geheele begrooting wordt daarop in stemming
gebracht en aangenomen met 12 tegen 4 stemmen. Tegen
stemden de heeren Sifflé, Fokker, Mathon en Snijders.
De voorzitter stelt thans aan de orde de beslissing
over de conclusie van het rapport der financieele com
missie betreffende het leening- en conversieplan (zie
het bijvoegsel der courant van 5 October jl.), alleen voor
zooveel betreft het voorstel om burgemeester en wet
houders met de financieele commissie te machtigen tot
het aanknoopen van onderhandelingen met de Maat
schappij van gemeentekrediet te Amsterdam over het
sluiten eeuer leening van plus minus f 500,000.
De voorzitter stelt voor, dienovereenkomstig te be
sluiten, aangezien daardoor niets wordt gepraejudicieerd
voor het geval de voorwaarden niet mochten bevallen
of de raad tot het aangaan der leening niet bereid
mocht zijn.
De heer van Visvliet zegt dat, als de eigenlijke strek
king van het aan burgemeester en wethouders en de
financieele commissie te verleenen mandaat alleen is het
vragen van inlichtingen, zonder nog te spreken van de
gezindheid van den raad betreffende het plan, hij zich
daarmede kan vereenigen. Maar gaat dat mandaat ver
der, dan weegt zijn bezwaar, dat de door de bedoelde
maatschappij gevraagde goedkeuring harer statuten met
zich brengt, dat zij is eene vennootschap van koophan
del. Zoodanige maatschappijen zijn aan faillissement
onderhevig. Wel stelt hij vertrouwen in de namen der
onderteekenaars, maar de te sluiten overeenkomst loopt
over een tijdvak van 68 jaren, waarin veel gebeuren kau.
De mogelijkheid van een faillissement beschouwt hij als
een bezwaar.
De voorzitter zegt dat de te verleenen machtiging
niet verder gaat dan het vragen van voorwaarden aan
de genoemde maatschappij.
De heer Luteijn vereenigt zich hiermede, en acht het
tevens wenschelijk dat die machtiging nu worde verleend
tot bevordering van spoed, zonder dat men daarom nog
tot iets gebonden is.
De heer Snijders meent dat men weer afwijkt van den
natuurlijken weg als men zich nu reeds tot de Maat
schappij van gemeente-crediet wendt zonder te weten
hoeveel geld men behoeft. Als een particulier geld
noodig heeft maakt hij eerst den staat zijner be
hoeften op en zoekt daarna iemand die hem aan het
noodige helpen wil. Zoo ook wenscht hij dat eerst
rijpelijk worde overwogen hoeveel de gemeente noodig
heeft, en eerst dan zich met de genoemde maatschappij
in betrekking te stellen. Op dezen grond is hij tegeu het
voorstel om nu reeds eene beslissing te nemen tot het
aanknoopen van onderhandelingen.
De heer Sifflé ziet volstrekt geen bezwaar, om bur
gemeester en wethouders de voorgestelde machtiging
te verleenen. Hij meent zelfs dat uitstel allicht tot afstel
zou leiden.
Het voorstel tot het aanknoopen vaD onderhandelingen
met de Maatschappij van gemeente-crediet wordt daarop
in stemming gebracht en aangenomen met algemeene
stemmen op een na: die van den heer Snijders.
De zitting wordt gesloten.
SNELPERSDRUKKERE! VAN DE GEBROEDERS ABRAUAMS.