IIDDELBi'MGSCuE COtltAXT
BIJVOEGSEL
VAN I)E
vau Zaterdag 29 October 1S70. No. 257.
Gemeenteraad ran Middelburg.
Zitting van Woensdag 26 October.
{y er vol ff.)
Hoofdstuk V. Afd. 2 art. 1: voor aflossing van ge
vestigde schuld der gemeente 1300.
De heer Snijders vraagt ot het, met het oog op de aan
hangige fiuancieele plannen, niet beter ware dezen post
voor memorie uit te trekken en later het bedrag der
aflossing te bepalen
De heer van Visvliet zegt dat hij zich daarmede niet
zou kunnen vereenigen, omdat de leden der flnancieele
commissie in hunne voordracht betreffende het leening
en conversieplan zelt verklaren dat, als onderhandelin
gen van eenigen omvang moeten aangegaan worden, het
niet te voorzien is dat bij den tegeuwoordigen oorlogs
toestand vooreerst contracten zullen kunnen gesloten
worden.
Naar aanleiding dezer opmerking zegt de heer Snijders
dat hij/ indien het waar is dat in den eersten tijd niet te
deuken valt aan verwezenlijking van het voorgedragen
plan, wenscht de aflossing ruimer te nemen en te voldoen
aan de verplichting die degemeente bij de conversie heeft
op zich genomen, zoodat hij voorstelt om, wanneer de post
niet voor memorie wordt uitgetrokken, hem op de be
grooting te brengen tot een bedrag van 5000.
De voorzitter vraagt, ot het voorstel van den heer
Snijders, tot uittrekking van het artikel voor memorie,
wordt ondersteund. Daar dit het geval niet is, blijft dit
verder buiten behandeling.
Wat het voorstel betreft, om het artikel op 5000 te
brengen, zegt de heer Snijders nog dat hij gelooft dat
daardoor het krediet der gemeente zal worden bevorderd,
hetgeen zijns inziens niet anders dan gunstig wer
ken kan.
De heer Luteijn verklaart dat hij dit voorstel niet zal
ondersteunen. Wel betreurt ook hij dat de gemeente in
der tijd besloten heeft tot mindere aflossing, maar bij de
nu aanhangige flnancieele plannen gelooft hij dat het
niet goed is met die aflossing zulk een hooge vlucht te
nemen. Voorts merkt hij den heer van Visvliet op,
dat het door dezen gezegde alsof de leden der fiuancieele
commissie zelve zeggen dat geen uitzicht bestaat op een
spoedig siagen van het voorgedragen plan, dit niet juist
is, omdat het rapport reeds in Augustus is opgemaakt en
sedert dus reeds een paar maanden zijn verloopen, ter
wijl als het Januari is weder maanden verloopen zijn. In
dien tijd kunnen de omstandigheden zeer veranderen en
de drukking van den oorlog op de geldmarkt kan spoedig
voorbij zijn, in welk geval, zooals de ondervinding leert;
de geldmarkt zich ook spoedig herstelt.
De heer Lantskeer voert het woord om aan te toonen
dat men niet maar zoo gaaf moet aannemen, hetgeen zoo
even door den heer Snijders is gezegd, alsof de gemeente
door het voorgedragen cijfer der aflossing niet te ver-
hoogen aan hare verplichting zou te kort doen. De vroeger
bepaalde inkoop van werkelijke schuld en de vernieti
ging van oude schuld is trouw nagekomen totdat tenge
volge der toenmalige omstandigheden eene afwijking
heeft plaatsgehad, waartoe echter vooraf de vergunning
der regeeriug gevraagd en verkregen is. Hij meent de
leden te moeten aanraden om, bijaldien ze niet genoeg
op de hoogte dezer zaak zijn, zich daarvan behoorlijk
op de hoogte te stellen, teneinde verkeerde voorstelling
te voorkomen.
De heer Snijders antwoordt dat hij den wenk door den
heer Lantskeer aan de leden gegeven, reeds behartigd
heeft. Hij heeft zich op de hoogte gesteld van de zaak,
waarbij hem gebleken is dat de gemeente zich vroeger
verbonden heeft om jaarlijks 50,000 nominaal in te
koopen. Vandaar zijn voorstel tot verhooging van dit
artikel.
Het voorstel van den heer Snijders, om het artikel van
1300 tot 5000 te verhoogen, wordt daarop in stemming
gebracht en verworpen met 15 stemmen tegen 1 stem,
die van den voorsteller. De heer Snijders verzoekt aan-
teekening in de notulen dat hij zich met dit besluit niet
vereenigen kan, waaraan wordt voldaan.
Het totaal van hoofdstuk V blijft onveranderd.
17,294.50.
Hoofdstuk VI. Art. 3: kosten der brandweer 1165
De heer Snijders zegt dat hij een besluit van de ver
gadering wenscht uit te lokken betreflende de brand
weer. Verleden jaar heeft hij gewezen op den zijns
inziens onvoldoenden toestand daarvan. Toen is door
den heer de Jonge, als hoofd der brandweer, aangevoerd
dat in dien toestand alleen zou kunnen voorzien worden
door een korps pompiersterwijl hij de leden uitnoodigde
tot het bijwonen der beproeving van de brandspuiten,
teneinde zich te overtuigen dat de inrichting waarlijk
niet slecht is. Aan die uitnoodiging voldoende, heeft
spreker bij die beproeving echter tot zijn leedwe
zen geen zijner medeleden aangetroffen, behalve den
heer de Jonge als chef. Hij heeft toen gezien dat alles
wel heel netjes was opgepoetst, maar dat de orde te
wenschen overliet. Bij twee spuiten toch bestond ver
schil over al of niet bevoorrechting ten aanzien van de
uitpakking der gereedschappen, terwijl bij een spuit
bepaalde wanorde heerschte.
De door hem ontvangen totaalindruk was, dat als bij
eene vooraf geregelde inspectie der brandbluschmiddelen
onder de manschappen niet de vereischte orde heerschte
zooveel te meer bij een on verwachten brand te vreezen
is dat zulks het geval zal zijn. Hij stelt daarom voor,
aan burgemeester en wethouders op te dragen, in den
toestand der braudweer verandering en zoo mogelijk ook
verbetering te brengen.
De voorzitter bestrijdt het door den heer Snijders ge
zegde, dat bij de inspectie der spuiten wanorde zou
hebben gcheerscht. Teneinde te doen zien in hoe korten
tijd men water kon geven, had hij order gegeven om de
spuiten gepakt te laten en een kleinen prijs uitgeloofd.
Hierdoor is onwillekeurig hij de manschappen van een
paar spuiten eenige ijverzucht opgewekt, maar geen
wanorde ontstaan. Hij meent dat de heer Snijders ook
zal opgemerkt hebben dat iets over de minuut en soms
zelfs binnen de minuut, water werd gegeven, zoodat daar
waar geen gebrek aan water keerscht, de brandweer
voldoende kon geacht worden.
Wat voorts het ten vorigen jare gezegde betreft dat
alleen van een korps pompiers heil zou te verwachten zijn,
maar dit groote kosten zou vorderen, meent hij er op te
moeten wijzen dat op dit oogenblik grooten ijver en lust
bij het personeel der brandweer bestaat, zóo zelfs dat die
ijver niet zou kunnen vermeerderen al werd het perso
neel bezoldigd. Maar wat de pompiers, evenals de mili
tairen, vóór hebben is ditdat zij zijn gekazerneerd. In
Berlijn, waar wellicht de beste brandweer van Europa
bestaat, bedragen de jaarlijksche kosten daarvoor
160,000: in Antwerpen, met een korps pompierswordt
jaarlijks 59 000 franken aan bezoldiging uitbetaald, ter
wijl de kosten der brandweer 67,000 franken per jaar
bedragen. En nu moge Middelburg noch met Berlijn,
nocb met Antwerpen gelijk zijn te stellen, naar evenre
digheid zouden de kosten hier toch veel te hoog zijn.
Pompiers zonder kazerne helpen niet, en met kazerne
zijn zij te duur.
De heer Snijders repliceert, dat hij met zijn voorstel
alleen wil doen uitkomen, dat de raad van oordeel is dat
de toestand van de brandweer hier onvoldoende is, het
overlatende aan de hoofden" der brandweer in wier
kennis en ondervinding spreker volkomen vertrouwen
stelt om middelen ter verbetering aan te geven. Mo
gelijk ware door een of ander te gemoet te komen aan
het bezwaar van gebrek aan water,- hij weet dit niet,
maar wil juist daarom aan het bestuur der brandweer
het aangeven van middelen overlaten. Dat de brand
weer niet in voldoenden staat verkeert heeft de onge
lukkige laatste brand zijns inziens bewezen Hij herbaalt
dus zijn voorstel, om van burgemeester en wethouders
een plan ter verbetering te verzoeken.
Dit voorstel, naar eiscb ondersteund zijnde, wordt in
stemming gebracht, doch met 10 tegen 6 stemmen ver
worpen. Yóor stemden de heeren Sifflé, Fokker, Dron-
kers, van Eekelen, Mathon en Snijders.
noofdstnk VI blijft alzoo onveranderd, ten bedrage
van ƒ2080.
Hoofdstuk VII wordt mede onveranderd goedgekeurd
tot een bedrag van 7893.171.
Hoofdstuk VIII.Afd. 2 art. 1: subsidie van bet
burgerlijk armbestuur ƒ11,000.
Op voorstel der iinancieele commissie, iu haar rapport
over de begrooting gedaan, is besloten dit artikel uit te
trekken voor memorie en het bedrag naar het hoofd
stuk onvoorziene uitgaven over te brengen.
Afd. 3 art. 1: pensioen aan 6 gemeente-ambtenaren en
bedieuden ƒ2150.
Ten gevolge van het onlangs aan drie agenten van
politie toegekend pensioen is dit artikel veranderd in
pensioen aan 9 gemeente-ambtenaren en bedienden
2901.
Afd. 3 art. 2: wachtgeld aan twee gemeente-ambte
ren 505.
De heer van Eekelen zegt dat, zoo hij goed is ingelicht,
hetgeen uit de notulen kan blijken reeds den
30"-'» October 1867 door den raad, op voorstel van wijlen
den heer Magielse, met 11 tegen 4 stemmen besloten is om
burgemeester en wethouders uitte noodigen tot het doen
van een voorstel om het wachtgeld van den heer L. F.
Krijger in pensioen te verauderen, en het eventueel
mindere bedrag te compenseeren door de meerdere zeker,
beid. Hij vraagt alsnu te mogen weten, waarom burge
meester en wethouders aan dat besluit van den raad
geen gevolg hebben gegeven.
De voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wet.
houders bezwaar hebben gemaakt om het den heer
Krijger als wachtgeld toegekende bedrag te verminderen.
De heer van Eekelen merkt op, dat straks door den
voorzitter gezegd is dat in de vergaderingen van burge
meester en wethouders onderscheid wordt gemaakt tus-
schen een door leden van den raad uitgesproken wensch
en een door den raad genomen besluit. Hier hadden
burgemeester en wethouders te doen met een besl uit
eu daarbij komt zijns inziens geen bijzondere zienswijze
te pas. In afwachting stelt hij voor, den post op de be
grooting voor memorie uit te trekken.
De heer Snouck Hurgronje meent, dat na het door
don heer Magielse gedane voorstel, de heer Krijger te
Middelburg is geweest en naar aanleiding van het toen
met dien heer gesprokene door burgemeester en wethou
ders in het volgende jaar aan de flnancieele commissie
een en ander is medegedeeld, waarna men heeft goedge
vonden om de zaak op de oude wijs te laten voortgaan;
wellicht, zegt spreker, weet de lieer Fokker, die zich
het wachtgeld van den heer Krijger steeds zoo bijzon
der beeft aangetrokkeu, meer bijzonderheden hieromtrent
mede te deelen.
De heer Fokker antwoordt dat hij zich niets van een
genomen besluit iu bedoelden geest berinneren kan.
De heer van Diggelen verklaart dat heui niets van een
besluit in dien zin voorstaat, maar beroept zich op de
notulen, teneiude dit uitgemaakt te zien.
De notulen waren inmiddels door den voorzitter ont
boden. Daaruit blijkt dat in 18G7 besloten is om burge
meester en wethouders tot het doen van een voorstel
betreflende de verandering van het wachtgeld in pen
sioen uit te noodigen. [Zie het verslag in het nommer
der courant van 3 November 1867.]
De beer van Eekelen herhaalt zijn voorstel, om den
post thans voor m e m o r i e uit te trekken.
De voorzitter zegt dat men gebonden is aan een vroe
ger besluit, waarbij den heer Krijger wachtgeld is toe
gekend.
De heer van Eekelen ontkent zulks, op grond dat het
vorleenen van wachtgelden of traktementen ingevolge
de gemeentewet eene zaak is niet van privaatrecht
of contract, maar van publiek recht, en jaarlijks opnieuw
voor een jaar wordt vastgesteld.
De heer Lantsheer vraagt, of er niet meer ten aanzien
van deze zaak is gebeurd Hij kan zich toch niet voor
stellen dat burgemeester en wethouders geen voorstel
zoudeu gedaan hebben na daartoe bij besluit van den
raad te zijn uitgenoodigd.
De heer Snouck Hurgronje weet zeker dat deze zaak
door burgemeester eu wethouders behandeld is, doch
meent dat wellicht verzuimd is aan den raad mededeeling
van het resultaat dier bespreking te doen.
De heer Verbrugge zegt dat hij wel het meest ge
streden heeft tegen het wachtgeld van den heer Krijger,
maar daarbij altijd het onderspit heeft moeten delven.
Maar als de heer van Eekelen voorstelt, het wa ch t-
geld te veranderen in pensioen, zou hij het bedrag
van dat pensioen wel eerst willen kennenwant als dat
bedrag hetzelfde is als dat van het wachtgeld, dan
helpt het voor de gemeente niets.
De heer van Eekelen merkt op, dat hij niet heeft
voorgesteld om het wachtgeld in pensioen te verande
ren. en nog veel minder het bedrag daarvan heeft
willen bepalen; maar alleen om den post voor memo
rie uit te trekken, teneinde burgemeester en wethou
ders alsnog een voorstel zouden kunneu doen, gelijk in
1867 door den heer Magielse werd verlangd.
De heer Snijders verklaart zich voor het voorstel van
den heer van Eekelen, omdat hij verleden jaar burge
meester en wethouders reeds opmerkzaam heef t gemaakt
dat naar zijne meening( voor den heer Krijger geschikte
betrekkingen zijn open geweest. "Wordt nu het gedane
voorstel aangenomen, dan bestaat alsnog gelegenheid
om dien heer, die nog in de kracht des levens is, in
eenige betrekking te plaatsen.
Het voorstel van den heer van Eekelen wordt in stem
ming gebracht en aangenomen met 9 tegen 7 stem
men. Tegen stemden de heeren Lantsheer, van Visvliet,
Snouck Hurgronje, Lambrechtsen van Ritthem, van
Diggelen, Rekker en de voorzitter.
Afd. 4 art. 1assurantie-penningen wegens verwaar-
borging van de gemeente-eigendommen tegen brand
schade 520.
Overeenkomstig het voorstel der flnancieele commis
sie wordt besloten, aan burgemeester en wethouders op
te dragen na afloop van den tegenwoordigen polis met
de Assurance générale te Brussel, de verzekering van
gemeente-eigendommen partieel bij verschillende maat
schappijen te doen, uithoofde van het gevaarlijke om
alles bij éene maatschappij te verzekeren.
Afd. 4 art. 22onkosten der alhier gestationeerde
maréchausseé 100.
Dit artikel vervalt, uithoofde van het vertrek der
maréchausseé; maar daarentegen wordt een ander arti
kel op de begrooting gebracht: schadeloosstelling voor
huur van tijdelijk buiten de kazerne gehuisveste ouder
officieren en manschappen van het garnizoen, ƒ300.
Het totaal van hoofdstuk VIII wordt, tengevolge van
de verschillende genomen besluiten, vau 72,401.72^
verminderd tot 32,002.721.
Het totaal der uitgaven bedraagt (met uitzonde-