öuitmlanö. deelen. Dit tegemoet ziende, zijn gedeputeerde staten vooralsnog buiten staat een eindverslag in deze zaak te doen, en stellen zij aan de provinciale staten voor, hen te dien aanzien voor diligent te houden. Bij circulaire in het Provinciaal blad van Zeeland n°. 135 heeft de commissaris des konings in deze pro vincie, naar aanleiding van een door den minister van binnenlandsche zaken aan hem gericht schrijven, aan de burgemeesters der gemeenten medegedeeld: dat de in voer in dit rijk van buitenslands van gekalkt haar, zoo mede van gewasschen of zoogenaamde blootwol en ge droogde huiden, niet bedoeld is in het koninklijk be sluit van den 20cn September (Staatsblad no. 163), en dat deze voorwerpen mitsdien vrijelijk kunnen worden in- en doorgevoerd. Benoemingen en besluiten. scuutterij. Op zijn verzoek eervol ontslag verleend aan I. F. Hennequin, als le luitenant-adjudant bij het 4e bataljon der rustende schutterij in Zeeland. Kerknieuws. Tot predikant bij de Nederduitsche hervormde ge meente te Sluis is beroepen de heer H. P. de Klerck, te Garderen. De heer D. Niessen W. J.z., predikant bij de Nederduitsche hervormde gemeente te Nieuwe Touge, heeft voor het beroep naar Zaamslag bedankt. Marine en leger. De officier van gezondheid 3e klasse G. Franken wordt met den llc» November a. geplaatst op Zr. M». wacht schip te Hellevoetsluis, en tevens belast met de waar neming van den pharmaceutischen dienst in de mari tieme ziekeninrichting aldaar. Gemengde berichten. Z. M. de koning, die verleden Zaterdag te Arn hem is gekomen, heeft eergisteren een bezoek aan Does- burgh gebracht, waarna hij bij baron van Heeckeren op Bingerden heeft gedineerd. Gisteren morgen is Z. M. naar Pannerden gereden en heeft, van daar teruggekeerd, deelgenomen aan het diné hem door de provinciale staten aangeboden. De Engelsche mail, die tot dusver over Galais en Marseille verzouden werd, gaat thans over Keulen en de Brennerpas naar Brindisi. Donderdag zou de eerste ver zending plaats hebben, bestaande uit 20 kisten met 1000 pond brieven, en Vrijdag de hoofdverzending van 92 kisten met 4600 pond brieven. Daartoe zijn door het postwezen van den Noord-Duitschen bond met dat van de Zuid-Duitsche staten de noodige maatregelen geno men, zoodat de Engelsch-Indische post van Verviersnaar Verona in overloopende wagens zoo noodig met extra treinen, vervoerd wordt over Keulen, Darmstadt, Bruch- sal, Ulm, Munchen en den Brenner. De politie te Muncben is op het spoor gekomen van een geheimzinnigen diefstal. Een spoorwegwachter die bij verscheidene juweliers diamanten en andere edel gesteenten trachtte te verkoopen, is in het bezit gevon den van een menigte dier voorwerpen, tot een waarde van 1,000,000 gulden, die hij zegt aan drie reizigers ontnomen te hebben. De gesteenten waren in een ijzeren casette gesloten, dat het fabriekmerk„Hafiner Frères" droeg. De politie tracht thans de voorlaatste eigenaars van het gestolene om zeer begrijpelijke redenen op te sporen, daar de diamanten, volgens oordeel van deskun digen, zeer oud en vermoedelijk uit een Oostersch dia deem of dergelijk sieraad afkomstig zijn. Eergisteren is te Scheveningen aangekomen een haringschuit van den reeder P. Krul, stuurman A. L. Dijk huizen, die eerst acht dagen geleden was afgevaren. Der bemanning is het volgende overkomen. Een Fransche visscher heeft zich niet ontzien in volle zee 22 stuks haringnetten van hare vleet te kappen en aan boord te nemen. Van haar wedervaren kennis gegeven hebbende aan den Nederlandschen consul den heer Preston te Yar mouth, begaf deze zich terstond met onze visschers naar eene naburige haven (Holstein alwaar zich een 150tal Fransche visschers bevonden, teneinde een onderzoek naar het ontvreemde vischsvant in te stellen. Dat onder zoek werd echter niet alleen niet toegelaten, maar den consul werd zulks zelfs feitelijk belet, door hem bij de borst te grijpen, enz. Toen sommigen zelfs messen te voorschijn haalden/ heeft men 't geraden geoordeeld zich met de vlucht uit de voeten te maken. Ondertusschen had gemelde stuurman Dijkhuizen voor zijn wedervaren met den Franschen visscher niet minder dan tien schipbreukelingen, waaronder de vrouw van den ka pitein, gered uit eene boot, waarin zij op zee drijvende waren. Die ongelukkigen hadden behoord tot een Ep- gelsch barkschip, dat van Constantinopel kwam en met eene lading koren, suiker en thee naar Huil wa9 bestemd. Zij waren verplicht geweest hun schip te ver laten. Welk een verschil tusschen het gedrag van de Fransche zeelieden en onze Scheveningsche visschers! Dagblv. 's Grav.) De Engelsche Economist verklaart in zijn laatste nommer er zich over te verheugen, dat in de best onder richte kringen van Londen wordt verzekerd en geloofd dat de opgaaf van het vermogen van Napoleon III, die het in zijn vorig nommer heeft medegedeeld, onjuist is. net blad voegt er bij dat de aard der vermelde fondsen en aandeelen een ernstiger beschuldiging zou bevatten, dan de bevestiging dat de ex-keizer eenig bijzonder ver mogen had verzameld, waardoor hij binnen zekere gren zen zeer verstandig zou hebben gehandeld. De Econo mist meent dat de uit Parijs gedane opgaven niet zullen worden bevestigd omdat Napoleon, althans wat zijn bijzondere zaken in Londen aangaat, eer arm dan rijk is, terwijl de opgegeven staat slechts eene rekening van 1866 zou zijn, die men als valsch kan beschouwen. Tliermometerstaud. 25 Oct. 'sav. 11 u. 48 gr. 26 's mor. 7 u.48 gr. 'smidd. 1 n. 49 gr. 's av 6 u. 48 gr. Staten-generaal, tweede kamer. Zitting van Dinsdag 25 October. Behandeling der Indische begrootiug. Ingekomenadressen, waaronder een houdende protest tegen de bevoegdheid van de staten-generaal tot het toe staan ot weigeren van gelden voor den oorlog; vervol gens een adres van m«\ H. Goeman Borgesius, advocaat te Arnhem, om voor de betrekking van commies-griffier bij de kamer in aanmerking te komen en eindelijk twee wetsontwerpen betreffende de grensregeling tusschen een paar gemeenten en tot regeling der ontvangsten en uitgaven van het burgerlijk pensioenfonds. De beraadslaging over de Indische begrooting wordt hervat. De heer Moens beklaagt zich dat het inlandsch onderwijs voortdurend zoo verwaarloosd wordt; de toe zeggingen van den minister hebben nog hoegenaamd geene uitwerking gehad. Do gouverneur-generaal heeft niets gedaan. Hij zal waarschijnlijk eene motie voordra gen om de handeling van het Indisch bestuur openlijk af te keuren. De heer van Blou vraagt inlichtingen omtrent het lot der districtsscholen in de Preanger na de organisatie in die regentschappen. De minister van koloniën deelt mede dat vele plannen onderhanden zijn omtrent de verbetering van het onder wijs aan de inlanders, maar die plannen zijn afkomstig van het Indisch bestuur men kan dus van geen werke-3 loosheid beschuldigen. Hier dient echter tijd gevonden te worden om beslissingen, na onderzoek, te nemen. De minister zegt verder dat van regenten veel te wach ten is van het inlandsch onderwijs, en het niet ontbreken zal aan middelen om daarin te voorzien. Het gouverne ment werkt in die richting. Wat wil men nog meer Na verklaring van den heer Moens dat hij nu zijne afkeurende motie niet zal voordragen, bespreekt de heer van Lijnden de subsidiën aan zendeliDgen te verleenen. De minister is van oordeel dat uit de onvoorziene uitgaven eventueel tegemoetkoming aan zendelingen kan worden verleend. Over den geneeskundigen dienst en het ijkwezen, heeft eene korte woordenwisseling plaats. De minister deelt eenige omstandigheden mede waaruit blijkt dat aan verbetering van beide zaken wordt ge werkt. Thans is aan de orde de afdeeling openbare werken. De heer Fransen van de Putte verdedigt zijn amende ment tot splitsing van sommige posten; waarbij hij de noodzakelijkheid doet uitkomen om betere controle op de uitgaven op openbare werken uit te oefenen. De heer Nierstrasz verdedigt zijn sub-amendement, strekkende om de gesplitste posten te verminderen, met werken die hem voorloopig onnoodig en althans te hoog geraamd voorkomen. De heer Stieljes is het eens met het amendement—van de Putte, maar hij is tegen dat van den heer Nierstrasz, omdat zijne ondervinding geleerd heeft, dat men van hier niet kan beoordeelen of een werk al dan niet te hoog is begroot. De heer Hasselman waarschuwt tegen de groote weelde in de openbare werken. Hij is tegen het uitvoeren daarvan door de regecring; de bevolking is gewoon om als een bewijs van onderdanigheid de werken uit eigen beweging voor de hoofden te verrichten. Dit behoort ook tot het prestige van de hoofden. De minister meent dat het amendement van den heer van de Putte ordeloos is; men zal er niet verder mede komen. Hij acht bovendien splitsing eene belemmering voor de administratie. De heer Storm zegt dat juist die belemmering in het ongecontroleerd maken van groote werken noodig is. Na repliek wordt eerst het subamendement van den heer Nierstrasz, tot vermindering van sommige posten voor openbare werken met f 106,500, aangenomen met 39 tegen 28 stemmen. Het amendement van den heer van de Putte wordt daarop aangenomen met 66 stemmen tegen 1 stem (die van den heer Moens). Bij dc afdeeling telegraphie wenscht de heer van Goltstein de uitgetrokken som voornamelijk te zien be steden voor de verbetering van den internationalen tele graafdienst. Na inlichtingen van den minister trekt hij zijn daar omtrent voorgesteld amendement in. Over de spoorwegen op Java voeren de heeren Stieltjes en 's Jacob het woord. Eerstgenoemde meent dat het aanleggen van spoorwegen door subsidie van rijkswege moet gesteund worden. De heer 's Jacob acht, na de laatst opgedane ondervinding, het onmogelijk om kapi taal voor particuliere ondernemingen te verkrijgen. De minister zegt op eene daartoe strekkende vraag, dat nog geene vaste plannen omtrent de spoorwegen bestaan. Over oorlog en marine geven de heeren Stieltjes en de Casembroot enkele bedenkingen in overweging. De heer Nierstrasz acht den bouw in Indië van groote schepen verkeerd. De minister stemt dit toe, voortaan zullen alleen kleinere stoomschepen worden aangebouwd. Hoofdstuk II der Indische begrooting (uitgaven in Indië) wordt daarop aangenomen met 38 tegen 28 stemmen. Tegen stemden de heeren Begram, Heemskerk Az., de Brauw, van Hardenbroek, Ileydenryck, van Loon, van Keenen, Hoffman,.- Kien, Hasselman, de Casembroot, Boret, van Lynden, van Sypesteyn, van Voorthuysen, Vader, Nierstrasz, Haffmans, de Willebois, Verbeyen, Insinger, van Goltstein, 's Jacob, van Eek, van Kuyk, van Wassenaer, Storm en van Nispen. Afwezig was de heer van Naamen. De beraadslaging over hoofdstuk I (uitgaven in Neder land) worden aangevangen. De heer van Lijnden vraagt inlichtingen omtrent het zonder pensioen ontslag verleenen aan den raadsheer van Angelbeek. Verschillende sprekers vragen het woord. De heer Viruly stelt voor eene avondzitting te houden. Dat voorstel wordt aangenomen met 34 tegen 29 stem men. Algemeen overzicht. Het officieus orgaan van den heer von Bismarck, de Norddeutsche allgemeine Zeitung bevestigt zijnerzijds op indirecte wijze de bemiddelende optreding der groote mogendheden in denFransch-Duitschen oorlog. Genoemd dagblad bevat een artikel, waarin Duitschland gerustge steld wordt ten aanzien van de vrees voor concessiën van de zijde der regeering te Berlijn, en wordt ge zegd dat koning "Wilhelm en zijne raadslieden hunne eischen in overeenstemming zullen brengen met de door Duitschland gebrachte offers en het vergoten bloed. Dit betoog schijnt eenigszins de vrees te verraden dat in de omgeving des konings stemmen zullen opgaan om op het sluiten van den vrede aan te dringen, volgens de voorwaarden, welke door de mo gendheden mochten worden aangegeven. Vau eene an dere zijde vinden wij overigens het bericht vermeld dat vooral de kroonprins van Pruisen op het eindigen van den veldtocht tegen Frankrijk zou aandringen. Wat nu de eigenlijke onderhandelingen zelf betreft, schijnen er ook gedachten wisselingen plaats te hebben indien men le Journal de Bruxelles gelooven mag tusschen Wilhelmshöhe en Versailles, waarbij het herstel van het pauselijk wereldlijk gezag een punt van overwe ging en onderhandeling zou uitmaken. Overigens blijven verschillende geruchten spreken van een overdracht van het groothertogdom Luxemburg aan Duitschland, als een deel der compensatie voor de eventueele intrekking van den eisch tot inlijving van den Elzas en Lotharingen. Volgens l'Indépendance beige is Brussel van de Bonapartistische intriges zooal niet het centrum, dan toch een van de middelpunten der beweging. Genoemd

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2