MIDDELBl KGSCHE
COURANT.
1870.
Woensdag
26 October.
i\°- 254.
Middelburg 25 October.
In de zitting der tweede kamer van heden werd, bij de
verdere behandeling der Indische begrooting, het amen
dement van den heer Fransen van de Putte, strekkende
om den post voor burgerlijke openbare werken in vier
verschillende posten te splitsen, gezamenlijk tot hetzelfde
bedrag als de minister aanvraagt, aangenomen.
Het sub-amendement van den heer Nierstrasz om dezen
post te verminderen met 106,500 en alzoo te brengen
op 910,200 wordt eveneens aangenomen.
Hoofdstuk II der Indische begrooting wordt aangeno
men met 38 tegen 28 stemmen.
De kamer beslnit hare werkzaamheden in eene avond-
zitting voort te zetten.
De wet van 19 Juli 1870; Staatsblad n<>.119, houdende
vaststelling der voorwaarden, waarop aan calamiteuze
polders in de provincie Zeeland tegemoetkoming uit
's rijks schatkist kan worden verleend, bepaalt in art. 1
dat de polder in Zeeland die door de kosten van zeewe
ring en oeververdediging te zwaar is beiast, op zijn
verzoek, volgens regelen bij provinciaal reglement vast
te stellen, onder goedkeuring van den koning, calamiteus
kan worden verklaard.
Om uitvoering aan dit artikel te kunnen geven is door
gedeputeerde staten een ontwerp-reglement op de cala
miteuze waterschappen bij de provinciale staten inge
diend. Als redenen die gedeputeerde staten hebben
bewogen om in het reglement te spreken over waterschap
pen in plaats van over polders, vermelden zij in de
memorie van toelichting, die bij het ontwerp-reglement
is gevoegd, dat zij daartoe zijn besloten „teneinde
misverstand te voorkomen, hetwelk al licht zou ont
staan, ten opzichte van die inrichtingen, welke uit
verschillende polders zijn samengesteld; volgens het
spraakgebruik toch in vele deelen van Zeeland, verstaat
men door „polder" slechts éen afzonderlijke indijking en
bezigt men het woord „watering", wanneer men de
vereeniging van verschilleude indijkingen onder éen
bestuur bedoelt."
Naar de bedoeling van gedeputeerde staten moet het
woord „waterschap" de geheele inrichting die onder éen
bestuur is geplaatst omvatten, om het even of zij uit éen
of meer indijkingen bestaat; terwijl, waar van een „polder"
mocht worden gesproken, men te denken heeft aan éen
afzonderlijke indijking. De benaming „waterschap" is
hun te wenschelijker voorgekomen omdat die benaming
ook voorkomt in de wet van 12 Juli 1855, Staatsblad
n°. 102, en de omschrijving die door de staatscommissie
in art. 1 van haar wetsontwerp was voorgesteld, niet in
de wet zelve is opgenomen.
Hoewel het door de provinciale staten te maken regle
ment strikt genomen slechts behoefde te dienen om ge
volg te geven aan artt. 1, 8,11 en 15 van de bovenge
noemde wet op de calamiteuze polders, terwijl voor het
beheer en bestuur der polderbesturen het bestaande
reglement op de administratie der polders in Zeeland zou
gelden, hebben echter gedeputeerde staten gemeend, nu
de staten toch geroepen worden om bepalingen voor de
calamiteuze polders vast te stellen, liever een volledig
reglement op de geheele inrichting dier polders te
moeten ontwerpen, welk beginsel de regeering ook had
voorgestaan toen het oorspronkelijk ontwerp-reglement
voor het waterschap van de "Wielingen haar werd voor
gelegd, terwijl eindelijk deze meening nog verdedigd wordt
door de onvolledige en verouderde bepalingen van het
reglement voor de administratie der polders van Zeeland.
In de eerste plaats trekken de aandacht de beginselen
die betreffende de calamiteus-verklaring door gedepu
teerde staten worden voorgesteld en die men aldus kan
resumeerende calamiteus-verklaring moet door de ver
tegenwoordigers van het waterschap aan de provinciale
staten worden aangevraagd, onder overlegging van alle
stukken, die noodig zijn om den inwendigen toestand
van bet waterschap te beoordeelen en die in art. 3 zijn
omschreven
Gedeputeerde staten stellen daarna een onderzoek in
naar den in- en uitwendigen toestand van het waterschap
en doen vervolgens een voorstel aan de provinciale
staten, die tot de calamiteus-verklaring kunnen overgaan
als zij de overtuiging hebben gekregen dat het water
schap, na eene indijking van dertig jaren, niet door
verwaarloozing, nalatigheid of slecht beheer in den
ongunstigen geldelijken toestand is geraakt, die tot het
verzoek aanleiding geeft;
Wanneer de koning de calamiteus-verklaring goed
keurt, begint deze te werken op den dag dat het bestuur
over het calamiteus waterschap optreedt.
Het beheer cn bestuur over de waterscbappeu zal,
volgens het ontwerp, in overeenstemming met art. 11
der wet op de calamiteuze polders door twee colleges
worden uitgeoefend, n. 1. door een dijkraad, voor zoo
veel betreft de zeewering en oeververdediging en alles
wat daarmede in rechtstreeksch verband staat, en een
polderbestuur aan wiens zorg alle werken en belangen
zullen worden toevertrouwd, die niet kunnen geacht
worden tot de zeewering en oeververdediging te belmo
ren, en zulks onder toezicht en medewerking vau inge
landen of hoofdingelanden. De waterkeerende werken
van twee of meer calamiteuze polders die onmiddellijk
aan elkander grenzen zullen door éen dijkraad worden
beheerd, doch de inwendige belangen blijven aan ver
schillende polderbesturen opgedragen. Teneinde alle
verwarring te voorkomen zijn de werkzaamheden van
dijkraad en polderbestuur in het ontwerp-reglement
nauwkeurig omschreven.
Naarmate de inhoudsgrootte van het waterschap 2000
hektaren of meer za'l bedragen, zal de dijkraad bestaan
uit een voorzitter en drie leden of een voorzitter en zes
leden, waarvan de voorzitter rechtstreeks, deleden voor
twee derden uit eene voordracht van drie personen dooi
den koning zullen worden benoemd. liet polderbestuur
zal uit een voorzitter en twee leden of uit een voorzitter
en vier leden bestaan, die allen uit eene voordracht van
drie personen door den koning zullen worden gekozen.
Beide besturen worden bijgestaan door een secretaris,
tevens ontvanger, waarvan die voor het polderbestuur ook
secretaris der vergadering van ingelanden is.
De bepalingen in het ontwerp voorgesteld omtrent de
hoofdingelanden en hunne vergaderingen, en de ver-
eischten voor het lidmaatschap van den dijkraad en het
polderbestuur komen allen in beginsel overeen met die
welke voor het dagelijksch bestuur, de commissaris en
de algemeene vergadering in het reglement op het be
stuur van den polder Walcheren, door de provinciale sta
ten zijn aangenomen.
Bij ieder waterschap zal een voldoend aantal water
bouwkundige ambtenaren en beambten geplaatst worden,
die evenals de voorzitters, de leden van den dijkraad en
het polderbestuur en de secretarissen-ontvangers een
vaste bezoldiging genieten en wier aantal en werkkring
wordt bepaald door gedeputeerde staten, als zij in dienst
zijn van den dijkraad en door de vergadering van inge
landen, onder goedkeuring van gedeputeerde staten,
voorzooverre zij in dienst zijn van het polderbestuur.
Het gezamenlijk bedrag van het jaarlij ksch dijkgeschot,
dat, overeenkomstig de artt. 4 en 7 der wet op de cala
miteuze polders, zal moeten worden geheven, zal door
den dijkraad worden vastgesteld en daarvan door hem
een kohier worden opgemaakt, dat door gedeputeerde
staten invorderbaar moet worden verklaard. Tot grond
slagvoorde berekening van het. dijkgeschot zal de kadas
trale grootte binnendijks en de onzuivere opbrengst van de
gronden van het waterschap, na aftrek der grondbelasting,
worden aaugenomen. Onder die onzuivere opbrengst wil
men verstaau, de gemiddelde pachtwaarde die aan de
gronden kan worden toegekend en die men wil vaststel
len bij schatting, door drie deskundigen te benoemen:
een door de vergadering van ingelanden, een door gede
puteerde staten en een door den kantonrechter van het
kanton waarin het waterschap ligt. Deze schatting geldt
gedurende tien jaren tot grondslag van den aanslag.
Het dijkgeschot voor de polders wordt door het pol
derbestuur vastgesteld, overeenkomstig de regeling door
de vergadering van ingelanden of hoofdingelanden be
paald, en geheel afgescheiden van het dijkgeschot dat in
de kas van den dijkraad wordt gestort.
Van de bijdragen die overeenkomstig art. 6 der wet op
de calamiteuze polders door de aangrenzende waterschap
pen moeten worden betaald wordt door den dijkraad een
kohier opgemaakt en door gedeputeerde staten invorder
baar gesteld.
Wanneer door een waterschap het bewijs kan worden
geleverd, dat de kosten van zeewering en oeververdedi
ging voor het calamiteuze dijkvak of van het gedeelte
dat daarvan tot het waterschap behoort gedurende de
laatste vijf jaren niet meer hebben bedragen dan de gel
den, die volgens de artt. 3 en 4 der wet op de calamiteuze
polders zijn opgebracht, kan in eene vergadering van
ingelanden of hoofdingelanden het beslnit worden ge
nomen om eene vrijverklaring te verzoeken. Op dit ver
zoek, dat met overlegging der redenen waarom het wordt
gedaan en onder toezending vaneen overzicht over den
financiëelen toestaud van het waterschap gedurende de
laatste vijf jaren aan gedeputeerde staten wordt gezon
den, wordt door de provinciale staten eene beslissing ge
nomen die aan 'a konings goedkeuring wordt onderwor
pen. Gedeputeerde staten stellen eerst een onderzoek in
omtrent de ontvangsten en uitgaven van het waterschap
en hooren den betrokken dijkraad
Met den dag waarop de vrijverklaring in werking
treedt, keert de zeewering en oeververdediging van het
waterschap ouder het beheer van het polderbestuur te
rug, doch wordt het waterschap nog gedurende tien
jaren overeenkomstig de bepalingen van het ontwerp-
reglement beheerd en bestuurd. Het beheer en bestuur
heeft gedurende dien tijd wel plaats overeenkomstig de
bepalingen voor de calamiteuze wetenschappen, maar
wordt uitgeoefend door de corporaties en personen, die
volgens de bepalingen op het polderbestuur daarmede
zijn belast.
Wanneer na tien jaren het waterschap niet opnieuw
calamiteus is verklaard, zullen voor zijn beheer en bestuur
na dieu tijd de bepalingen gelden die alsdan voor niet-
calamiteuze waterschappen in Zeeland van kracht zul
len zijn.
De voorgestelde bepalingen voor de vrijverklaring,
evenzeer als die voor de verantwoording der gelden en
het reservefonds, berusten geheel op art. 15 der wet op
de calamiteuze polders.
Behoudens de bepalingen der wet en van het voorge
stelde reglement hebben gedeputeerde staten het toezicht
op alles wat het beheer en bestuur der calimiteuze water
schappen betreft, doch kunnen de commissaris des ko
nings of belanghebbende besturen en personen bij den
koning in hoogcr beroep komen van de uitspraken en
besluiten der gedeputeerde staten.
verbetering.
Onder de gisteren medegedeelde namen van de cor-
respondeerende leden van den geneeskundigen raad in
Zeeland komt voor de heer R. J. Dirksen: dit moest zijn
P. J. Dirksen. Wij herstellen deze fout op verzoek.
Benoemiugeii en besluiten.
burgemeesters. Op verzoek eervol ontslag verleend
aan S. de Graag als burgemeester van Schoondijke.
posterijen. Benoemd tot directeur van het postkan
toor te Elburg, W. C. M. Snijders, thans directeur van
het postkantoor te Zwartsluis.
Gemengde berichten.
Eergisteren is een tjalkschip met steenkolen, ko
mende uit het Noord-Hollandsch kanaal, iu het IJ voor
Amsterdam gezonken. De schipper is gered, doch zijne
vrouw, zijn kind en zijn broeder zijn verdronken. In
den daarop gevolgden nacht is te Amsterdam op de
Prinsengracht bij de Leliesluis een met éen paard be
spannen vigilante in 't water gevallen. In het rijtuig
bevonden zich een bejaarde heer en dame met hunne
dochter, benevens twee jufvrouwen. De drie laatstge
noemden werden gered, doch de twee eerstgenoemde a
verloren bij dit ongeval het leven.