het financieel bezwaar voor de gemeente niet groot zal zijn. De heer van Visvliet zegt dat hij het onnoodig acht zijne bekende zienswijze over de gemaalbelasting ander maal uiteen te zetten. Hij stemt in met de door den heer Lantsheer gedane vraag: Wat kwaad kan het, om naar aanleiding van de ministerieele aanschrijving, vergunning tot heffing te vragen? Mocht men wat hij niet gelooft vóór Mei gereed zijn met de verordeningen op de nieuwe middelen welke men wil, dan behoeft men immers van de verkregen vergunning geen gebruik te maken. De heer Luteijn meent dat geen gegronde redenen kunnen bestaan om met de afschaffing te wachten. Het geldt een oude zaak, die sinds jaren aan de orde is. Wordt nu niet tot eene beslissing overgegaan, dan vreest hij dat er nooit iets van komt. Juist het volgende jaar is het meest geschikt om met de afschaffing te beginnen, omdat men dan aanvangt met een deel der oude inkomsten. De heer Lantsheer merkt nog op, dat men volgens den wensch van den heer-Luteijn de gemaalbelasting zou af schaffen zonder te weten welk cquivalént men op d en duur hebben zal, en steunende op een gedeeltelijke in komst over vier maanden, die men een volgend jaar zal missen. De heer SnouckHurgronje had, naar hij zegt, het voor nemen niet om zich in de discussie te mengen. Hij acht de gemaalbelasting goed en wenscht haar zoo lang moge lijk te behouden. Na het gesprokene door de heeren Lants. heer en van Visvliet moet hij echter verklaren vooral met bun gevoelen in te stemmen, dat het gevaarlijk is oude schoenen weg te werpen zonder van nieuwe verze kerd te zijn. En bovenal vestigt hij de aandacht er op, dat men niet, zooals gezegd is, de jaarlijks aan bet rijk te betalen f 20,000, buiten rekening moet laten omdat men die een volgend jaar nog niet betalen moet, maar dat men zijns inziens daarop wel degelijk letten moet en zich afvragen, hoe men die over drie of vier jaar vinden zal? De heer Sifflé releveert de laatste opmerking van den vorigen spreker, dat die f 20,000 over een jaar of drie zal moetep betaald worden. Hij wijst er op dat men vol gens het stelsel van dien spreker dan ook verzekerd zou moeten zijn, dat men de gemaalbelasting nog drie jaren zou mogen heffen, en die zekerheid heeft men stellig niet. De heer Snouck Hurgronje doet uitkomen dat hij alleen heeft willen zeggen, dat men niet alleen letten moet op het bedrag waarin voor 1871 zal moeten voorzien worden, maar ook op hetgeen over drie of vier jaar noodig zal zijn, wanneer dat bedrag met f 20,000 zal moeten ver meerderd worden. De voorzitter gelooft ook dat het een groot inconve nient zal zijn,als men de gemaalbelasting voor die enkele acht maanden niet heft, en stemt in met het aangevoerde door den heer van Visvliet, dat men van de verkregen vergunning tot heffing der belasting geen gebruik zou behoeven te maken, als men voor Mei gereed was met de verschillende verordeningen. De heer de Jonge weerlegt het bezwaar van den heer Sifflé, die het burgemeester en wethouders ten kwade heeft geduid dat zij de gemaalbelasting weder op de begrooting hebben voorgedragen. De meerderheid van het college vaa dagelijksch bestuur, zegt spreker, is vóór de gemaalbelasting, en waar dit het geval is spreekt het van zelf dat die belasting op de begrooting wordt voorgedragen. De heer Mathon voert nogmaals het woord. Hij zegt dat, als deze raad had uitgemaakt dat met 1 Januari 1872 geen quaestie van gemaalbelasting meer zou zijn en hij verzekerd was dat geen pogingen meer zouden aange wend worden om verder vergunning voor de heffing te krijgen, bij veel zou beamen van hetgeeu door den heer Lantsheer is aangevoerd en genoegen zou willen nemen met het vragen om vergunning tot heffing der belasting over de laatste acht maanden van 1871. Maar juist de vrees dat de verwachte groote bezwaren er toe mochten leiden, om die zijns inziens hatelijke belasting nog lan ger te doen voortduren, weerkondt hem thans van zijne stem daaraan te geven. Door het nu te nemen besluit om die belasting met. Mei 1871 af te schaffen, wil hij het bestuur noodzaken handen aan het werk te slaan, ten- eiude die belasting zoo goed mogelijk te vervangen. De voorzitter antwoordt dat, gesteld dat deze raad het besluit nam om met 1 Januari 1872 geen gemaal- belastiug meer te heffen, de raad later toch bevoegd zou zijn op zoodanig besluit terug te komen. Deze raad kan een lateren raad niet aan eenig besluit binden. De algemeene beschouwingen over de begrooting en de bespreking van de gemaalbelasting worden thans gesloten. De voorzitter brengt de vraag in stemmingof de aan vrage van vergunning tot heffing der gemaalbelasting voor de laatste acht maanden van het jaar 1871 al of niet zal geschieden? De stemmen staakten, daar 8 leden zich voor en8 leden zich tegen verklaarden. Vóór stemden de heeren Lantsheer, Snouck Hur gronje, Verbrugge, Lambrechtsen vnn Ritthem, van Vis vliet, Rekker, van Diggelen en de voorzitter. Tegen stemden de heeren Dronker3, Snijders, de Jonge, Luteijn, Mathon, Sifflé, Fokker en van Eekelen. Op voorstel an den heer Lantsheer wordt alsnu be sloten, de behandeling der gemeente-begrooting uit te stellen tot na de beslissing omtrent de gemaalbelasting. Aan de orde wordt gesteld de beraadslaging bij resum tie over het in de zitting van 21 September jl. door de heeren Lantsheer, Snouck Hurgronje en van Diggelen uitgbracht rechtskundig advies met betrekking tot de vraag: in hoever de eigenaren van perceelen, waarvan de uitloozing op eenig stads-water wordt belemmerd, recht hebben te vorderen dat daarin ten koste der ge meente worde voorzien? (Ziehet verslag in de courant van 23 September). De conclusie van bedoeld advies strekt, om te verkla ren dat de adressanten (eigenaren van huizen en erven op de Heerengracht, wijk M) geen recht hebben op de uitloozing hunner sekreeten op de stads-waterleidingen; doch wel gronden bestaan voor een gedeeltelijke tege moetkoming in overleg met adressanten, wanneer het geval zich zal voordoen. De heer Snijders verklaart dat hij gaarne zou zien dat de raad alszijn gevoelen-uitspralc dat geen recht bestaat; maar tevens zou hij verlangen dat, wat de gronden voor gedeeltelijke tegemoetkoming betreft, ieder afzonderlijk geval in den raad werd gebracht en aan het oordeel der leden onderworpen, omdat de zich voordoende gevallen zeer verschillend kunnen zijn. Volgens de heeren Lantsheer en Snouck Hurgronje is dit ook de bedoeling van het rapport. Hierna wordt de conclusie in omvraag gebracht en met algemeene stemmen aangenomen. Na deze beslissing merkt de heer Snouck Hurgronje op, dat thans ook een besluit kan worden genomen om trent een vóór geruimen tijd door burgemeester en wet houders gedaan voorstel betreffende de riolen. De voorzitter zegt dat dit in een volgende zitting aan de orde zal worden gesteld. De heer Luteijn vraagt, of bezwaar bestaat om thans een besluit te nemen omtrent het voorstel in het den 4en October jl. uitgebracht financieel rapport vervat, oin burgemeester en wethouders met de financieele com missie te machtigen om met de Maatschappij van ge- meente-crediet te Amsterdam onderhandelingen aan te knoopen tot het sluiten eener geldleening. Wordt daar toe besloten, dan verbindt men zich nog tot niets, maar is men in staat een aanvang te maken en gaat de tijd niet ongebruikt voorbij. De voorzitter antwoordt dat er leden zijn die hem ge vraagd hebben of deze zaak heden zou behandeld wor den en, op ontvangen ontkennend antwoord, verklaarden daarover verheugd te zijn, omdat zij nog niet genoeg op de hoogte waren. Mochten die leden nu de behandeling echter verlangen, dan heeft hij als voorzitter daar niet3 tegen. Daar het verlangen tot behandeling in deze zitting niet wordt te kennen gegeven, wordt zij tot een vol gende zitting aangehouden, en deze zitting gesloten. Gemeenteraad yan Goes. Woensdag werd eene vergadering gehouden welke door 10 leden werd bijgewoond. Daarna werd medegedeeld dat het onderhoud der ge meente-uurwerken gedurende de eerstvolgende acht jaren is aangenomen in openbare aanbesteding door J. A. Stokraans voor ƒ195 'sjaars. Vervolgens wordt mededeeling gedaan van de vol gende ingekomen stukken a. benoeming door den commissaris des konings in de provincie Zeeland van het college van zetters voor 1871, bestaande uit de heeren J. Dekker Lz., M. J. de Jongh, jonkheer J. L. H. Pornpe van Meerdervoort en G. J. Besseling. Hierbij wordt medegedeeld dat de be noemden hunne benoeming hebben aangenomen; b. Goedkeuring door gedeputeerde staten der raads besluiten tot verhooging der toelage aan de kweeke- linge A. A. Rijnberg; tot afstand van grond in erfpacht aan P. Ruitendijk c. s.; tot afstand van grond in erfpacht aan het armbestuur; tot het verleenen van subsidie ad f 2442.88 aan het gasthuis voor het jaar 1871 c. verslag van den landbouw in Nederland over 1868; d. Kennisgeving van den heer A. Mertens, dat hem door de Belgische regeering concessie is verleend tot aanleg van een spoorweg van Antwerpen naar den Moer- dijk; e. eener akte van borgtocht door den heer A. W. Lie- bert te Rotterdam, in de plaats van mr. J. J. van Deinse, voor den heer mr. J. L. H. Liebert, als boekhouder in de bank van leening. Al deze stukken worden voor de leden ter secretarie gedeponeerd. Vervolgens 1°. wordt tot lid der gezondheidscommis sie met algemeene steramen benoemd de heer P. J. F. Vermeule, iu de plaats van den heer dr. C. Wallig, als- zoodanig op deszelfs verzoek eervol ontslagen, waarvan aan den benoemde zal worden kennisgegeven. 2o Wordt besloten aan den heer J. H. Beekman, waar nemend-ontvanger der directe belastingen te Goes, voor onbepaalden tijd in gebruik af te staan het voormalig ijkkantoor tegen f 100 's jaars. 3°. en 4". worden achtereenvolgens goedgekeurd en vastgesteld het suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag, tot een bedrag van f 223.76 en van de belasting op de honden tot een bedrag van f 34, beiden voor 1870. 5°. Omtrent het voorstel tot reorganisatie der Fransche meisjesschool worden breedvoerige discussiën gevoerd, waarna het voorstel in omvraag gebracht zijnde, besloten wordt met 6 tegen 4 stemmen tot de oprichting eener school voor middelbaar onderwijs voor meisjes, mits daarvoor het gevraagde subsidie ad f 3000 vanwege het rijk worde verleend. De kosten van op en inrichting zijn begroot op f d 132, waaronder is begrepen het noodzakelijk ver- grooten der daaraan verbonden bewaarschool. 6°. De begrooting der gemeente voor 1871 in behan deling gebracht zijnde, wordt daaromtrent een rapport der financieele commissie gelezen. Niemand verlangt het woord te voeren over de strekking der geheele be grooting, waarop de verdere behandeling wordt uitge steld tot eene volgende vergadering. GEDEUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 6