3! pet. kregen ook en die der 5 pet. meer in nominaal kapitaal van de nieuwe schuld. Ook de sckuldeischers die met hunne pretentiën overgingen in de opzegbare schuld werden voor het volle verschuldigde erkend. De meeste verplichtingen tegenover de sehuldeischers zijn trouw nagekomen. Dc intrest werd geregeld betaald en de uitloting der kansbiljetten is op den bepaalden tijd afgeloopen, en geregeld jaarlijks tot den afloop dier uit loting minstens de verplichte 50,000 3 pet. obligation ingekocht. In het. jaar 1857 besloot de raad het bestaande amortisatiefonds op te heften en is sedert dien tijd het voortdurend blijven inkoopen van 50,000 niet meer volgehouden, maar was dit beduidend minder en het bedrag gedeeltelijk afhankelijk van den prijs waarvoor de obligatiën verkrijgbaar waren. De bepaling om bij de obligatiën rente-coupons af te geven, is niet nageleefd. De commissie meent dat, uit het vorenstaande afdoende blijkt: dat de tegenwoordige obligatiën op geen hoogere rente aanspraak geven dan de betaalde 4 pct. Voor zooveel bekend is, zijn dan ook nimmer vorderingen gedaan ommeer te verkrijgen en hebben de besteede prijzen zich ook ge heel naar die rente geregeld. Wenschelyk is het evenwel dat een middel gevonden werd om die oude schuld af te doen, op eene wijze dat de belangen der obligatiehouders en die der gemeente in billijkheid behartigd werden. De Maatschappij voor gemeente-crediet, enkele maanden geledeu te Amster dam opgericht, biedt daartoe de gelegenheid aan. Deze 1 inrichting is bereid, aan gemeenten kapitalen te ver strekken tegen eene anuuiteit van 5 pet. gedurende 68 jaren, zonder verdere provisie of kosten. De leenor betaalt dus gedurende 68 achtereenvolgende jaren 5 pet. 1 van het opgenomen kapitaal en met het einde van dien termijn is ook het kapitaal afbetaald. De aflossing is dus i n de 5 pet. begrepen. De Middelburgsche obligatiën, waarvan eenige maan den geleden een paar aanzienlijite partijen te Amsterdam publiek werden verkocht, brachten op p. m. 8.[ pet. Dit is zeker niet hoog, doch men vergete niet dat het in- ceurante en uiterst omslachtige stukken zijn zonder coupons, en dat de lage prijs van vele goede effecten daarop ook van invloed was. Het niet trouw nakomen der conditie om ook na 1857 voort te gaan met den in koop van 50,000 drukte ook den prijs, die anders zeker niet zoo laag zou zijn gedaald. Het krediet der stad en de billijkheid tegenover obligatiehouders vordert dat zoo doenlijk, .aanbiedingen worden gedaan tot aflossing, en dat die van dien aard zijn dat het zich laat verwachten dat de groote massa van obligatiehouders zich daarmede vereenigt. Biedt men nu als aflossing 10 pet. aan. dan is dit bij de laatst besteede prijzen zeer aanneembaar voor de houders. De gemeente betaalt tot dezen prijs (in het 1 pet. rente van de nominale waarde 1000) 5 pet. rente van het reëele bedrag. Meer kan de gemeente niet doen en kan in redelijkheid ook niet van haar worden verlangd. Leent zij nu bij genoemde Maatschappij bij annuiteit a 5 pet., dan heeft zij het voordeel dat in 5 pet. niet eene aflossing is begrepen. De intrekking der oude schuld, die echter geheel vrij willig dient te zijn, kan op die wijze dus plaats hebben zonder bezwaar voor de gemeentekas. Het restant rentelooze leening verwijding kaaimu ren dient dan meteen te worden afbetaald, er konden pogingen aangewend worden bij het rijk om het restant der schuld voor het havenkanaal (nog 10 a 11 jaarlijksche termijnen van ƒ2000) in eens met korting van rente voor vervroegden afleg af te doen, waartegen waar schijnlijk weinig bezwaar zal bestaan. Maar zegt de commissie er is meer noodig! Volgens overgelegden staat van den gemeente-bouw meester zal in de eerstvolgende jaren voorbuitengewone werken het volgende noodig zijn: a werken die door den aanleg van het kanaal door Walcheren onvermijdelijk zijn, f 162,886; b werken die voor de openbare gezond heid wenschelijk geacht worden, f 48,450; c. werken die binnen eenige jaren vernieuwing behoeven of noodzake lijk zijn, f 74,450 d werken die door den aanleg van het kanaal in verband met de kaden bijna noodzakelijk zul len zijn, f 87,000, samen alzoo f 372,7S6. Deze som is aanzienlijk. Eene rente van 5 pet. bedraagt toch ruim f 18,000. Toch kan dit, volgens de commissie, zonder opvoering der belastingen worden bestreden, hetgeen zij aantoont door een overzicht te geven van wat de financieele toestand van Middelburg gedurende de laat ste jaren was en thans is. Wat de toekomst geven zal valt met geen zekerheid te gissenof de veranderingen die noodzakelijk verder nog komen zullen in de ont vangsten en uitgaven, ten voor- of nadeele der gemeente kas zullen strekken, zal alleen de ondervinding kunnen beslissendoch is het waar, wat niemand zal tegenspreken, dat het onderhoud van deze gemeente vooral ook duur is, omdat Middelburg vroeger een veel aanzienlijker gemeente was, waarnaar veel nog is ingericht, dan bestaat er alle uitzicht dat de uitgaven niet in evenredigheid zullen klimmen wanneer het getal van belasting opbren gende inwoners toeneemt. Wil men weten wat jaarlijks noodig is, dan dient men eene splitsing te maken tusschen buitengewone en ge wone uitgaven en ontvangsten, al is het ook dat men daardoor iu moeilijkheden valt. Neemt men eenvoudig de totale cijfers van de laatste jaren, dan komt men tot geheel onjuiste resultaten, want hoogst aanzienlijke sommen zijn in de laatste jaren besteed aan werken van geheel buitengewonen aard. Gedeeltelijk zijn die gedekt door verkoop van eigendommen, doch voor ver reweg het grootste gedeelte zijn die betaald uit de ge wone inkomsten, dus door de tegenwoordige belasting schuldigen. Uit de extract-gemeenterekeningen van 1865 tot '69 bij het rapport overgelegd blijkt toch dat de totale ontvangsten onder aftrek der goede sloten, over de vijf jaren bedroegen f 1,248,306.931-, of ua aftrek, vau ƒ30,196.90 buitengewone ontvangsten,een gewone ontvang in vijfjaar van 1,218,110.03-!. De totale uit gaven bedroegen f 1,264,580.91, waaronder begrepen aan buitengewone uitgaven f 165,239.08, dus gewone uitgaaf in vijfjaar 1,099,341.83, alzoo een verschil in voordeel tusschen uitgaaf en ontvang van ƒ118,768.201. Hiervan moet echter afgetrokken worden het bedrag van het verbruikte goed slot der rekening van 1865, de te dekken kwade sloten van 1868 en 1869 en het nog te betalen saldo van afkoop van erfpachten, waarna overblijft ƒ101,348.19, in genoemde vijf jaar meer aan gewone ontvangsten ingekomen dan aan gewone uitga ven betaald, dus gemiddeld per jaar of p. m. f 20,000. Dat dit cijfer niet is verkregen door het opvoereu of verminderen van sommen blijkt uit de by het rapport gevoegde staten. Meent men dat de termijn der laatste vijf jaren een onjuisten grondslag aangeeft omdat in 1865 nog alle accijnsen werden geheven, in 1866 nog ten deele (buiten de gemaalbelasting) en in 1867 de personeele belasting niet voor het volle bedrag is ont vangen, en dat ook de uitgaven zijn gewijzigd, men neme dan op gelijke wijze de laatste twee jaren, die toch niet zoo heel veel van de eerstvolgende zullen verschillen. Men krijgt dan gewone ontvang f 486,362.391-, waaraf gewone uitgaaf ƒ414,298.58, rest 72,063.81.V, of ge middeld voor éen jaar plus minus 36,000. Hierbij is het goed slot van 1865 en het praelevement van 1867 reeds verrekend, doch moet nog worden afgetrokken de helft der kwade sloten van 1868 en 1869 en het nog te betalen saldo van afkoop van erfpachten, waarna over blijft 28,200 meer aan gewone ontvangsten gemiddeld per jaar in 1S68 en '69 dan aan gewone uitgaven besteed. Tot deze gunstige verhouding hebben de hooge opbrengst der gemaalbelasting en die der personeele belasting het hare bijgebracht. Worden nu de werken, op genoemden staat aangege ven en waaronder alle aanzienlijke uitgaven zijn begre pen die men in de eerste jaren kan voorzien, uitgevoerd en worden die betaald uit bij leeniug op te nemen gel den, dan blijft bij eenigszins gelijken toestand als de tegenwoordige gemiddeld over de laatste vijf jaren ƒ20,000 en over de laatste twee jaren 28,200 p. ra. vrij. Neemt men nu eens aan dat de geheele schuld in 1871 afbetaald en al de bedoelde werken uitgevoerd werden, dan zou het volgende noodig zijn. De rentegevende schuld bedroeg volgens memorie der begrooting van 1870 2,668,100, waarvan in 1870 is in gekocht plus minus 13,100, zoodat rest 2,655,000. Afgelost a 10 pet. is reëel noodig 265,500de be- groote werken bedragen ƒ372,500; afleg restant leening Bellingbrug 1,600: idem schuld aan het rijk voor het havenkanaal 20,538.62) tegen korting van rente a 5 pet. voor vervroegden afleg, stel 14,000, zoodat zou noodig zijn ƒ653,600. Deze som geleend a 5 pet. vordert tot betaling van intrest en afleg bij meei'genoemde Maatschappij 32,680. Daarentegen vervallen dan rente gevestigde schuld pet. van bovenstaande ƒ2,655,000, bedragende 13,275; jaar lijksche inkoop van schuld ƒ1300; vervallen afleg lee ning Concertzaal 400; idem Bellingbrug 400 en idem schuld rijk 2000, samen 17,375; dus meer te betalen 15,305, hetgeen zonder eenig bezwaar uit de vorenge noemde sommen (ƒ20,000 en 28,200) kan worden ge dekt. De aflossing der bestaande schulden en het uitvoeren der bedoelde werken kan dus, bij leening van het noo- dige, op de aangegeven wijze plaats hebben, zonder dat van de ingezetenen meer lasten worden gevorderd dan tegenwoordig. Na 68 jaar is de geheele schuld der gemeente afbetaald en vervalt dus dan ook de jaarlijksche post van ƒ32,000. Het zal, zegt de commissie, wel geen betoog behoeven dat er niets onbillijks in is dat ingezetenen van Middel burg de volgende reeks van jaren de lasten helpen dra gen (door het betalen van intrest) van de uitgaven waarvan zij ook het genot en voordeel zullen trekken, en dit nog te minder nu in de laatste jaren zoo enorm veel uit g ewon e inkomsten is betaald voor werken, die vooral later vruchten zullen geven. Verder in de toekomst te zion en bijvoorbeeld te gis sen: hoe twee jaren na de opening vau het nieuwe ka naal gedurende 25 jaren de bepaalde ƒ20,000 aan het rijk worden betaald? zou niet veel geven. Die tijd is toch nog 4 a, 5 jaren verwijderd. Nn kan daaromtrent evenwel reeds worden opgemerkt, dat op vorenstaande berekende overschotten van gewone inkomsten, na de verhooging die de uitgaven zouden ondergaan, nog vrij wat overblijft, en dat hoogst aanzienlijke besparingen zullen ontstaan op het onderhoud van het havenkanaal, kaai, kaaimuren en allerlei gemeentewerken die dan pas deugdzaam zullen zijn vernieuwd of hersteld, waartegen het verlies van havengelden van weinig beteekenis is. Aan het einde van den meer aangehaalden staat van werken worden nog genoemd: badplaats, zwemkom, ver nieuwing en verbetering scholen, uitbreiding straatver lichting en aanleg riolen bij eventueele bebouwing der loskade, zonder dat daarvoor sommen zijn uitgetrokken. Daarover kan dus moeilijk worden geoordeeld, doch mag dan ook niet vergeten worden dat er nog een beduidend overschot zal zijn op den gewonen post van onderhoud (hoofdstuk III) haven enz. van 1871 af totdat de eerste ƒ20,000 aan het rijk moet worden voldaan. En zijn riolen noodig voor nieuwe huizen, dan zullen daarvoor ook be woners zijn die de inkomsten helpen verhoogen. net gevoelen der commissie is alzoo, dat het wensche lijk is, om met de Maatschappij van gemeentecrediet eene leening aan te gaan, om uit het provenu aflossing der bestaaude schuld aan te bieden en verder daaruit de kosten van de noodige buitengewone werken te be strijden. De vraag is thans noghoe groot de som te stellen? De commissie acht het niet raadzaam de genoemde som van ruim650,000 geheel in eens op te nemen 1° omdat het onwaarschijnlijk is dat alle Middelburgsche obligatiën op eens ter intrekking zullen worden aange boden 2° omdat de bedoelde werken volstrekt niet op eens behoeven en kunnen uitgevoerd worden3° omdat men, de sommen vroeger opnemende dan die kunnen worden besteed, daarvan vroeger dan noodig is rente gaat betalen. Daarentegen is het raadzaam om van de thans be staande gelegenheid tot het verkrijgen van gelden op voor Middelburg zoo aannemelijke voorwaarden eenigs zins ruim gebruik te maken, bij het onzekere of bedoelde Maatschappij daartoe telken jare de gelegenheid zal aan bieden. Het niet direct noodige kan rentegevend worden gemaakt, en dan kan alleen verschil bestaan tusschen de te betalen en gemaakte rente. Teneinde tot een begin van uitvoering te geraken, stelt de commissie aan den gemeenteraad het volgende besluit voor „De gemeenteraad van Middelburg machtigt heer en. burgemeester en wethouders met de financieele commis sie, om met de Maatschappij van gemeente-crediet te Amsterdam onderhandelingen aan te knoopen over het sluiten eener leening van ƒ500,000, waarvan de bepaalde bestemming is: a een vrijwillige aflossing der stedelijke gevestigde schulden, op de wijze nader vast te stellen b bestrijding der kosten van buitengewone werken, nader te bepalen." Ten slotte merkt zij op, dat hoogst waarschijnlijk bij den tegenwoordigen bewogen toestand van Europa geen financieele contracten van eenigen omvang zullen kun nen gesloten worden (op aannemelijke voorwaarden). Zij wil echter den tegenwoordigen tijd zich ten nutte maken, ora op het geschikte oogenblik gereed te zijn tot sluiten der voorwaarden. De vrede zegt zij zal zich na korter of langer tijd herstellen, en evenzoo de geldmarkt. SNELPERSDRUKKERE! VAN I»E GEBROEDERS ABRAHAMS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 6