MIDDELMRGSCHE «JF COURANT.
N°- 228,
1870.
Maandag
SHmtenluitïr.
26 September.
PATENTEN.
De Burgemeester van Vlissingeni maakt bekend
dat bij hem is ontvangen en op heden aan den rijks
ontvanger gezonden, het executoir verklaarde kohier
wegens het patentrecht over het le kar taal 18 "i 9/71de
daarop voorkomende belastingschuldigen worden uitge-
noodigd, om hunne aanslagen op den bepaalden tijd aan
te zuiveren, ook om vervolging te voorkomen 5
eit herinnert
dat de bezwaarschriften binnen drie maanden na heden
behooren te worden ingediend.
En is hiervan afkondiging geschied waar
het behoort, den 9cn September 1870.
De Burgemeester voornoemd,
WINKELMAN.
De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen,
doen te weten
dat door den Raad diei\ gemeente in zijne vergadering
van den 26"" Augustus 1870, is vastgesteld de navol
gende wijziging in de
VERORDENING op de algemeene begraafplaats en
het begraven van lijken.
De Gemeenteraad van Vlissingen
in overweging genomen hebbende, dat in sommige
gevallen er gegronde redenen kunnen bestaan, om ook
eigene graven uit te geven op de gemeente-begraafplaats
op andere plaatsen dan op de vakken 1, 2 en 3
Gezien artikel 4 der verordening op de algemeene
begraafplaats en het begraven van lijken, vastgesteld bij
besluit van den Gemeenteraad van den 19cn Januari 1870 5
Besluit:
Aan artikel 4 der verordening op de algemeene
begraafplaats en het begraven van lijken wordt eeno
nieuwealinea toegevoegd, luidende aldus:
„In bijzondere gevallen, ter beoordeeling vau Burge
meester eu Wethouders, kunnen op de overige vakken
insgelijks eigene graven bekomen worden".
Aldus vastgesteld door den gemeenteraad van
Vlissingen, den 16c" Augustus 1870.
De Voorzitter,
WINKELMAN.
De Secretaris,
P. FORBES WEL8.
Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde Staten
van Zeeland, volgens hun bericht van den 2e" September
1870, n°. 2--273, in afschrift medegedeeld.
B no. 3459
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort, den 15en September 1870.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
WINKELMAN.
De Secretaris,
P. FORBES WELS.
Middelburg 24 September.
De minister van financiën heeft heden, bij de indie-
niug der staatsbegrooting bij de tweede kamer, volgeDS
gewoonte weder een uitvoerige beschouwing geleverd
omtrent den tegenwoordigen finaneieelen toestand des
rijks.
Hoofdzakelijk ten gevolge der buitengewone militaire
maatregelen welke door de omstandigheden vereischt
werden, is over 1870 een tekort ontstaan, dat op
9,885,798 wordt geschat en waarvoor een schuld van
acht millioen zal behooren gecreëerd te worden.
De begrooting voor 1871 is ingericht naar de behoefte
in gewone tijden. De uitgaven worden geraamd op
ƒ96,426,'423, en do inkomsten, met inbegrip der kolo
niale bijdrage van tien millioen, op ƒ86,764.193. Geen
batige sloten van vorige dienstjaren zijn daarbij opge
nomen kunnen worden, daar de beide laatste geen over
schotten hebben opgeleverd. De regeering is voornemens
tot dekking van dit tekort ecne leening van acht mil-
lioen ten behoeve van den aanleg der staatsspoorwegen
voor te stellen, en het overige te vinden uit de opbrengst
van belasting. De inkomstenbelasting zou waarschijnlijk
tot het bedrag van hoogstens een percent moeten wor
den geheven.
Aan de uitgifte van schatkistbiljetten wordt geacht
dit jaar geen behoefte te bestaan.
Het wetsontwerp omtrent de inkomsten-belasting ter
vervanging van het recht van patent, dat thans opnieuw
bij de tweede kamer is ingediend, is slechts op onderge
schikte punten gewijzigd. De bepalingen betreffende de
werking der wet in 1870 zijn er uitgevallen. In art. 1 is
een alinea bijgevoegd om in 1871 ter voorziening in het
gemis van het patentrecht, dooreen omslag, na de be
schrijving van het jaarlijksch zuiver inkomen, voor de
behoeften der schatkist te zorgen. Bij de wet op de mid
delen voor 1871 is voorgesteld die som op vier millioen
te bepalen. -
De wetsontwerpen betreffende de Indische begrooting,
het vuur-, ton- en bakengeld, en de herziening van de
kiestabel zijn allen onveranderd gebleven.
liet weder aan de tweede kamer ingediend wets
ontwerp, regelende het toezicht bij het oprichten van
fabrieken die gevaar enz. kunnen veroorzaken, is geble
ven zooals het laatstelijk in de vorige zitting was
gewijzigd.
Jl. Woensdag avond is in de Debating society „Vooruit
gang" te Amsterdam door den heer S. Katz Jz. eene
stelling verdedigd waarbij een afkeurend oordeel wordt
uitgesproken over 's konings individueel recht tot oor
logsverklaring. De in den loop van het debat eenigszins
gewijzigde en met mccrderhwi van steramen aangeno
men stelling luidt aldus Art. 56 van de grondwet is
een gevaar voor de vrije, vreedzame burger-maatschappij.
Ieder die eene poging aanwendt om dit overblijfsel van
middeleeuwsche feodaliteit, op grondwettige wijze, aan
den constitutioneelen koning te ontnemen, maakt zich
verdienstelijk jegens het Nederlandsche volk."
Benoemingen en besluiten.
burgemeesters. Benoemd tot burgemeester van St.-
Philipsland F. W. S. van Staedel.
posterijen. Op verzoek eervol ontslag verleend aan
J. Bent, uit zijne betrekking van directeur vau het post
kantoor te Harlingcn, behoudens aanspraak op pensioen.
Onderwijs.
In de gisteren, gehouden zitting van den gemeenteraad
van Goes heeft de voorzitter omtrent de reorganisatie
der Fransche meisjesschool medegedeeld, dat de minis
ter van binnenlaudsche zaken geneigd is een subsidie
van 3000 toe te staan yoor een hoogere burgerschool
voor meisjes. Een rapport met begrooting van kosten
voor de inrichting zou bij de raadsleden worden rond
gezonden.
Kerknieuws.
Bedankt voor het beroep tot predikant bij de Neder-
duitsche hervormde gemeente te Sluis, door den heer
P. C. van der Ilorst, predikant te Asch.
Rechtzaken.
De arrondisseraents-rechtbank alhier heeft eergisteren
de volgende vonnissen uitgesproken:
August Damman, oud 41 jaren, kleermaker, laatst
wonende te Veere, doch thans gedetineerd, was beklaagd
van een aantal diefstallen op verschillende tijdstippen te
hebben gepleegd uit de woningen en ten nadeele van
onderscheidene ingezetenen alhier, te weten
Uit het voorhuis der woning van A.L. Huijsdens een
jas, waarin zich een Berlijnsch zilveren tabaksdoos be
vond. De jas is niet opgespoord kunnen wordende
tabaksdoos werd in het bezit gevonden van den beklaagde,
die evenwel beweerde en volhield dat die doos welke
van geen bijzonder kenteeken was voorzien zijn
eigendom was.
Uit hetzelfde voorhuis een katoenen schort ten na-
deele van Johanna Huijsdens. Volgens den beklaagde
bevond die schort zich in een pakje dat hij van een pol
derwerker had gekocht.
Uit het voorhuis der woning van den heer H. J. Kirr-
wald een overjas, waarin zich een bruin lederen sigaren
koker bevond, alsmede een zijden parapluie. Deze voor
werpen zijn teruggevonden in de bank van leening,
waarin zij door den beklaagde, onder den door hem
opgegeven naam van August de Vriese, gebracht waren.
De beklaagde gaf voor den jas van een koopman buiten
de Vlissingsche poort gekocht te hebben, en ontkende
een valschen naam te hebben opgegeven.
Uit het voorhuis van N. Schroevers een stuk vloer
kleed zonder waarde; volgens den beklaagde had zich
dat bevonden in het door hem van een polderwerker
gekochte pakje.
Uit den winkel van de weduwe Weijnman een daar
hangenden jas. Een der dochters, zich boven op het
portaal bevindende, bemerkte op zekerenNnorgen eene
schaduw van een klein mansp'crsooti op den muur en
door het raam op de straat kijkende zag zij nog geen drie
huizen ver een man op pantoffels bedaard loopen met
een jas op den arm. Op bhar geroep kwam haar moeders
broeder naar voren, die dien man naliep uit de Kerk
straat door de St. Geertruidstraat over de Houtkaai tot
in de Heerestraat, waar hij hem aanhield. Die persoon
was de beklaagde, die, onder verschillende verontschul
diging n, dadelijk medegingom den jas terug te brengen.
Die verontschuldigingen waren tweeërlei. Hij zeide dat
een misverstand scheen plaats te hebben, daar hij van
een polderwerker last had gekregen om by de weduwe
Weijnman een zich daar van hem bevindenden jas te
halen, door hem nader aangeduid, en daar hij op zijn
herhaald geroep in den winkel geen gehoor kreng, had
hij dien jas, dien hij herkende als den hem aangeduiden,
zelf maar afgenomen. Eerst had hij echter gezegd dat
een polder werker op straat hem den jas op den arm had
gelegd, met verzoek van een kraag daarop te zetten.
Ook bood hij herhaaldelijk een rijksdaalder aan mejuf-
vrouw Weijnman en haar broeder aan, opdat deze geen
ruchtbaarheid zouden geven aan deze zaak, waaraan hij,
naar hij zeidewel geheel onschuldig wasmaar
waardoor hij toch „geaffronteerd" zou kunnen worden.
Deze aanbiedingen werden echter geweigerd, en de
beklaagde in bewaring gebonden totdat hij door de in
middels gehaalde politie werd medegenomen. Ilij bleef
zich ter terechtzitting onschuldig noemen, bewerende
dat, zoo hij schuldig ware, hij niet vrijwillig zou zijn
teruggekeerd naar de woning van mcjufvrouwWeijnman,
maar veeleer ontvlucht zou zijn. Hij hield vol den jas
van een polderwerker ontvangen te hebben tot het op-
zettten van een kraag en ontkende dat hij den naam van
de Vriese heeft opgegeven.
Uit de woning van Vendeville, te Veere, een rood
katoenen zakdoek. De beklaagde ontkende ook dit
feit: hij had dien zakdoek op de straat te Veere voor
25 cent van een jood met een hondeokarretje gekocht.
Uit den gang der woning van C. Molthuijzen alhier
een zwart katoenen parapluie. —De beklaagde beweerde
echter die parapluie gekocht te hebben.
En eindelijk uit het voorhuis der woning van den
slachter Koolwijk een blauw katoenen kiel, waaromtrent
de beklaagde evenzeer opgaf dat hij dien gekocht en
betaald had.
De beklaagde zeide ter terechtzitting dat hij, Franscli-
man zijnde, moeite had zich altijd goed verstaanbaar in het
Nederlandsch uit te drukken, en wijt daaraan dat som
mige personen hem verkeerd verstaan schijnen te heb
ben. Hij verzekerde hierbij „dat hij nog alle dagen de
taal bestudeert!" Ter terechtzitting was hij echter zeer
goed verstaanbaar.
Do rechtbank heeft hem vrijgesproken van den diefstal
van een Berlijnsch zilveren tabaksdoos ten nadeele van
A. L. Huijsdens, als zijnde die niet wettig en overtuigend
bewezen; doch» hem schuldig verklaard aan de overige
hem ten laste gelegde feiten, gequalificeerd als eenvou
dige diefstal, eu hem veroordeeld tot zes maanden cellu
laire gevargönisstraf, benevens inde kosten.