öuitcnlanïr. „Het onderwijs, aan welks verbetering alle vlijt wordt besteed, verspreidt in steeds wijderen kring zaden van beschaving en welvaart. „De toestand onzer geldmiddelen is niet ongunstig te noemen, wanneer men den invloed der tijdsomstandighe den op het loopend dienstjaar in aanmerking neemt. „De laatste tijdingen van de overzeesche bezittingen en koloniën worden u heden medegedeeld bij het door de grondwet voorgeschreven verslag. Ook daar is zeer veel gnnstigs niet te miskennen. De regeling der aangelegen heden, waarvoor met uwe medewerking in dit jaar de grondslagen zijn vastgesteld, wordt onverpoosd voort gezet. „Is er alzoo overvloedig stof tot prijzen, mijne heeren, niettemin eischt menig gewichtig onderwerp, het rijk in en buiten Europa betreffend, voorziening, üwe mede werking zal dan ook weder in ruime mate worden inge roepen. Reeds de omvangrijke wetsvoorstellen, in uwe vorige zitting onafgedaan gebleven, die u nader worden aangeboden, zullen gespannen aandacht vorderen. Het is mijn innige wensch, dat het grondwettig gemeen over leg rijke vruchten drage. „Schenke God op onzen arbeid zijn onmisbar en zegen „Ik verklaar de gewone vergadering det staten-gene- raal geopend." Algemeen overzicht. Verschillende vertegenwoordigers van bnitenlandsche mogendheden bij het Fransch gouvernement hebben Parijs verlaten en zich naar Tours begeven, hetgeen meer dan tijd werd, daar de Fransche hoofdstad geheel en al geïsoleerd wordt en de spoorweglijn naar Havre, bij Conflans ten noordwesten van Parijs, ook reeds is opgebroken. Overigens worden dagelijks nieuwe maat regelen genomen om de hoofdstad nog beter in staat van verdediging te brengen. Het gouvernement heeft thans bevel gegeven tot het aanleggen van een volledig barri- kadenstelsel. Intusschen blij ven er verschillende meer vredelievende geruchten in omloop, en schijnt het gouvernement der Fransche republiek werkelijk het voornemen te hebben om den minister van buitenlandsche zaken Jules Favre af te vaardigen naar het Duitsch hoofdkwartier om vre desvoorslagen te doen. Dit hoofdkwartier ontving dezer dagen een bezoek van den heer Delbruck, president der Noord-duitsche bondskanselarij, die van daar naar Mun- chen is gereisd. Men wil dat hij belast zou zijn met de behandeling van een door de Beiersche regeering gedaan voorstel tot reorganisatie van den Duitschen bond in vereeniging met de Zuid-Duitsche staten. Onze lezers zullen in dit nommer de, wegens plaatsge brek gisteren niet opgenomen, circulaire van den Fran- schen minister Jules Favre aan de diplomatieke agenten in den vreemde en de toespraak van den Engelschen mi nister Lowe, na den heer Gladstone het invloedrijkste lid van het ministerie te Londen, aantreffen. De^e toespraak, waarvan het eerste gedeelte het karakter van een col lege over volkenrecht bezit, zal gelijk wij reeds opmerk tenaan Frankrijk wel alle hoop ontnemen om Engeland ten zijnen gunste te zien optreden. De nieuwe circulaire van den minister Favre wordt, gelijk de telegraaf meldt, door de Parijs che en Londensche dagbladen zeer toe gejuicht. Omtrent de moeilijkheden, welke de tegen 2 October in Frankrijk uitgeschreven verkiezingen voor de Assemblee constituante opleveren, bevatten de Fransche dagbladen verschillende beschouwingen. Twintig of vijfentwintig departementen zullen zich in de onmogelijkheid bevinden om aan de stemming deel te nemen. Zelfs het Seine-depar- tementzal,buiten Parijs, slechts vooreen zeer gering deel zijn votum kunnen uitbrengen, terwijl de uit Parijs ver kozen leden zich, na de insluiting der hoofdstad, niet naar de vergadering zullen kunnen begeven. Le Temps zou het, onder deze omstandigheden en bij het verlangen van Duitschland om met een volkomen wettig gouvernement te onderhandelen, wenschelijk achten dat een korte wapenschorsing werd gesloten, gedurende welke de ver kiezingen konden plaats hebben. Le Temps beweert dat Duitschland dergelijk verzoek moeilijk zou kunnen weigeren Men zal zich herinneren dat wy onlangs een artikel van the Daily Telegraph mededeelden, volgens hetwelk de slechte organisatie der Fransche legers moet toege schreven worden aan een groote knoeierij, waarbij jaar lijks van de begrooting voor het departement van oorlog een aantal millioenen werden gebezigd voor andere uit gaven. De beruchte ex-prefect van politie Piëtri, thans particulier secretaris van den ex-keizer van Frankrijk, spreekt in een brief aan het Journal de Bruxelles deze bewering tegen. De gronden dier tegenspraak zijn echter zeer curieus. „Die bewering zegt de heer Piëtri getuigt óf van groote onwetendheid ten aanzien der wet ten welke in Frankrijk omtrent het financiewezen van den staat bestaan, óf wel van bijzondere kwade trouw. Malversatiën zijn in Frankrijk onmogelijk, want de comp tabiliteit der civiele ljjst is het voorwerp van een streng toezicht en die van den staat is onderworpen aan de strenge controle van wetgevend lichaam en rekenka mer." Waarlijk, het getuigt van de meest belachelijke onbeschaamdheid om te durven spreken van „strenge controle," welke onder het keizerrijk een gouvernement zonder de minste controle in veel belangrijker zaken zou zijn uitgeoefend op de rekeningen van het departe ment van oorlog, welko volgens the Daily Telegraph op reusachtige schaal werden vervalscht. Laatste berichten. Orleans. Uit Dourdan (3^ u. Z.O. Rambouillet) wordt bericht dat een Pruisisch legerkorps in de vlakte van Champton door Fransche troepen is teruggedreven en genoodzaakt om op Montlevy terug te trekken. Parijs. Bijna al de troepen zijn buiten Parijs om verschillende Pruisische legerkorpsen aan te tasten. Voortdurend wor den er kleine gevechten geleverd. In de richting van Choisy (2 u. Z. Parijs) zijn Prui sische troepen de Seine overgetrokken. Het leger van den kroonprins van Pruisen is naar Fontainebleau opgerukt. Berlijn. De Norddeutsche Zeitung, een officieus regeeringsor- gaan, bevat een artikel waarin gezegd wordt dat Pruisen met elk gouvernement in Frankrijk wil onderhandelen, hetwelk de gestelde vredesvoorwaarden aanneemt en voldoende waarborgen van stabiliteit oplevert tot nakoming der vredesovereenkomst. Londen. De Berlijnsche correspondent van the Times verzekert dat de Pruisische regeering, door Napoleon nog als kei zer van Frankrijk te beschouwen, slechts den wensch te kennen geeft om met elk Fransch gouvernement te onderhandelen hetwelk hare vredesvoorslagen wil aanne men. De ambassadeur der Vereenigde staten te Londen, Motley, heeft naar Washington getelegrapheerd dat het bericht als zou Pruisen Napoleon III op den troon willen herstellen of slechts met een regentschap willen onder handelen, geheel en al onjuist is. Twee ministerieele beschouwingen. Wij laten hier den hoofdinhoud der circulaire van den heer Jules Favre en de toespraak van den Engelschen minister Lowe, waarvan in ons overzicht gesproken werd, volgen. De minister schrijft zijn circulaire naar aanleiding van het vervroegen der verkiezingen voor de Assemblée constituante. „Het besluit om zoo spoedig mogelijk deze bijeen te doen komen kenschetst geheel onze politiek. Bij het aanvaarden der gevaarlijke taak, welke ons de val van het keizerlijk gouvernement oplegde, heeft ons slechts een enkele gedachte bezield, namelijk de verde diging van ons grondgebied, de redding onzer nationale eer, de teruggave aan de natie van het van haar emanee rend gezag, hetwelk alleen zij kan uitoefenen. Wij zouden gewild hebben dat onmiddellijk deze belangrijke daad had kunnen plaats hebben, maar een eerste nood zakelijkheid was om den vijand het hoofd te kunnen bieden. Wij matigen ons niet aan om van Pruisen een daad van belangeloosheid te vragen. Wij houden reken schap met de gevoelens, welke bij die.mogendheid de grootte der geleden verliezen en de natuurlijke exaltatie der overwinning hebben doen ontstaaD. Het bestaan dier gevoelens verklaart de heftige t.^al der dagbladpers, welke wij geenszins willen verwarren met de door de Pruisische staatslieden gekoesterde denkbeelden. Deze laatste zullen aarzelen om een afschuwelijken oorlog voort te zetten, waarin reeds meer dan twee honderd duizend menschen zijn omgekomen. En indien men aan Frankrijk onaannemelijke vredesvoorwaarden wi'de op leggen, zou men de verantwoordelijkheid van de voort zetting des oorlogs op zich laden. Men werpt ons tegen dat ons gouvernement geen regelmatige bevoegdheid ter vertegenwoordiging des lands bezit. Wij erkennen dat op loyale wijze, en daarop roepen wij onmiddellijk eene vrij gekozen Assemblée constituante bijeen. Wij kennen ons zeiven geen ander voorrecht toe dan dat van geheel ons hart en al ons bloed aan ons vaderland te wijden en ons aan zijne souvereine uitspraak te onder werpen. „Het is dan ook niet onze autoriteit van een enkelen dag, het is het onsterfelijk Frankrijk hetwelk voor Prui- sen'saangezicht zich verheft; het vrije, edele en van de lijk wade des keizerrijks verlost Frankrijk, bereidomzich op te offeren voor het recht en de vrijheid, alle veroveringspo litiek en gewelddadig propaganda verwerpende, en geen andere eerzucht bezittende dan die om meester te blijven over zich zelf, zijne moreele en materieele krachten te ontwikkelen, op broederlijke wijze met zijne naburen samen te werken tot ontwikkeling der beschaving. Dat Frankrijk is het, teruggegeven aan zijn vrijheid van han delen, hetwelk vraagt dat de oorlog onmiddellijk zal eindigen, maar duizend maal liever nieuwe rampen bo ven oneer zou verkiezen. „Te vergeefs trachten zij, welke van die vreeselijke oorlogsrarap de verpletterende verantwoordelijkheid dra gen, daaraan te ontsnappen, door valschelijk voor te ge ven dat zij aan den wensch des lands hebben toegegeven. Deze lasterlijke aantijging moge in den vreemde nog eenig geloof vinden, maar bij ons is er niemand die haar niet als een uiting der meest stuitende kwade trouw verwerpt. De verkiezingen van 1869 hebben tot wacht woord gehad: vrede, vrijheid. Het volksbesluit zelf nam dat programma aan. Nu is het waar dat de meerderheid van het wetgevend lichaam de oorlogzuchtige verklaring van den heer de Gramont toejuichte, maar eenige weken vroeger had zij evenzeer de vredelievende verklaringen van den heer Emile Ollivier met geestdrift begroet. De meerderheid, welke van het persoonlijk gezag het uit vloeisel was, achtte zich verplicht om dat steeds leidzaam te volgen en in vertrouwen daarop hare stem uit te bren gen. Doch er is geen eerlijk man in Europa die beweren kan dat Frankrijk, in vrijheid geraadpleegd, den oorlog tegen Pruisen zou hebben gevoerd. Ik leid daaruit af dat wij het niet zijn die verantwoordelijk kunnen gesteld worden. Wij hebben slechts de fout begaan, en wij boe ten daarvoor zeer zwaar, van een gouvernement te dul den, hetwelk ons te gronde deed gaan. „Thans erkennen wij onze verplichting om, binnen de grenzen der rechtvaardigheid, het door dat gouverne ment aangerichte kwaad te herstellen. Maar indien do mogendheid, waarmede dat gouvernement ons op zoo ernstige wijze in botsing heeft gebracht, uit de rampen welke ons troffen aanleiding neemt om ons te onder drukken, dan zullen wij haar een wanhopigen tegenstand bieden, en dan zal het blijken dat het de natie is, regel matig door eene in vrijheid gekozen vergadering verte genwoordigd, welke die mogendheid wil vernietigen. „Waardequaestiezoo gesteld wordt, zal elk zijn plicht doen. De oorlogskans is ons zeer ongunstig geweest, doch zy kan onverwachts keeren. Onze krachtsinspan ning zal dat gevolg hebben. Ook begint Europa zich moeren meer ons sympathie te betoonen. „Ernstig, vertrouwend op de toekomst, gereed om elk offer tc brengen, daalt de gewapende natie af in het strijdperk, zonder den blik achterwaarts te werpen, maar alleen met dezen eenvoudigen en grootschen plicht voor oogen: de verdediging harer haardsteden en onafhanke lijkheid. „Ik verzoek u, mijnheer, om deze waarheden te ont wikkelen aan den minister der regeering, waarbij gij geaccrediteerd zyt. Hij zal de belangrijkheid daarvan inzien en zich alzoo een juist denkbeeld maken van de gevoelens, welke ons bezielen." De Engelsche minister Lowe heeft op een banket, waartoe hij was uitgenoodigd, het volgende omtrent den thans gevoerden oorlog gezegd. „Er zijn drie soorten van optredingen in gevallen als deze: de arbitrage, de mediatie en de interventie. „De arbitrage bestaat als iemand, daartoe uitgenoodigd, de taak aanvaardt om ten aanzien van eeu verschil tus- schen twee partijen uitspraak te doenarbitrage is ons door geen der beide oorlogvoerende natiën gevraagd. „Interventie vangt aan zoodra een neutrale mogendheid zich uitspreekt ten gunste van een der twee oorlogvoe rende partijen. Ik geef u wel de verzekering dat wij vol - strekt geen lust hebben om te intervenieeren. „Mediatie eindelijk bestaat indien gij raadgevingen en waarschuwingen richt tot de vijandelijk tegenover elkan der staande natiën, zonder te wachten totdat men zich tot u heeft gewend, en deze tracht te overreden om redelijk te zijn, naar uwe woorden te luisteren en zich verder van vijandelijkheden te onthouden. Ook moet men daarbij niet vergeten dat zoo lang het zwaard niet getrokken is en de vijandelijkheden nog niet zijn aangevangen, niets meer past aan een groote mogendheid gelijk Engeland, dan zoo veel mogelijk mediatie uit te oefenen, al zij het ook met de kans van niet te worden aangehoord.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2