ter geen geld voor de reis was, pleegde de zoon van
den veroordeelde een diefstal, eveneens met verzwarende
omstandigheden, om zijn moeder het reisgeld te verschaf
fen. Met voorbeelden trachtte de minister ook aan te
toonen, dat rechterlijke dwalingen soms een onschuldige
op het schavot kunnen brengen. Verder zette hij opnieuw
uiteen welke gronden tot dit voorstel geleid hebben, en
bestreed hij de tegenstanders met de in de andere kamer
reeds gebezigde argumenten. Na repliek van verschil
lende sprekers, die hun gevoelen handhaafden, werd het
wetsontwerp in stemming gebracht en met 20 tegen 18
stemmen aangenomen.
Vóór stemden de heeren: Cost Jordens, van Beeck
Vollenhoven, Joost van Vollenhoven, Geertsema, Hein,
van Zwinderen, Viruly, van Bylandt, Tonckens, Smit,
van Eysinga, Duymaer van Twist, Verschoor, Fransen
van de Putte, Rahusen, Stork, Schot, Nobel, Huydecoper
van Maarsseveen en de Dieu Fontein Verschuur van
Heilo.
Tegen stemden de heeren: Hengst, van Alva van
Pallandt, Sassen, Blankenheim, Cremers, Michiels van
Kessenich, van Nispen van Pannerden, van Rhemen van
Remenshuizen, Messchert van Vollenhoven, Beerenbroek,
de Vos van Steenwijk, Hartsen, van der Lek de Clercq,
van Sasse van Ysselt, Schimmelpennink van der Oije, de
Villers de Pité, van Meeuwen en de voorzitter.
öuitenlanïi.
Algemeen overzicht.
Sedert de morgenpost van gisteren hebben wij geen
enkel Parijsch dagblad ontvangen, waaruit blijken kan
dat de spoorweg-communicatie van Parijs met het noor
den langs de gewone lijnen tijdelijk geheel en al verbro
ken is. De telegraaf werkt nog en meldt ons dat aller-
wege in den omtrek van Parijs spoorwegbruggen worden
vernield en bosschen worden verbrand. Wat overigens
de laatste regeeringsmaatregelen van het gouvernement
der republiek betreft, deze bepalen zich tot de opheffing
van den onder het keizerrijk bestaande 11 staatsraad en
tot het reeds medegedeeld decreet, houdende bevel om
de rustende nationale garde te organiseeren in alle ge
meenten van Frankrijk.
Het gerucht dat koning Wilhelm van Pruisen werke
lijk eene restauratie van den ex-keizer van Frankrijk in
ernstige overweging zou nemen wordt thans zelfs door het
dagblad van St.-Petersburg besproken. Het hecht aan dit
gerucht echter daarom geen waarde, omdat Duitschland
zich door zulk eene houding in de binnenlandsche aange
legenheden van Frankrijk zou mengen, terwijl dit ook
tot geen duurzamen vrede zou kunnen leiden. Een vredes-
tractaat zegt het dagblad van St.-Petersburg is
slechts mogelijk tusschen de gezamenlijke Duitsche
vorsten en eene Assemblée constituante in Frankrijk,
nadat vredespreliminairen zijn vastgesteld met het voor-
loopig bewind te Parijs, krachtens welke de Duitsche
troepen de thans door hen ingenomen positiën behouden.
De dreigende taal der officieuse en officieele regee-
ringsorganen in Duitschland doet echter, voor het oogen-
blik, aan elke wapenschorsing tot onderhandeling over
een vredestractaat geheel en al wanhopen.
Dezer dagen meldde de telegraaf uit Brussel de aan
komst aldaar van een buitengewoon Fransch gevolmach
tigde, den heer Tachard, die, belast met eene diploma
tieke zending naar het Belgisch gouvernement, onmid- 1
dellijk door den minister d'Anethan was ontvangen.
Volgens gerucht zou de heer Tachard belast zijn om
koning Leopold van België te verzoeken persoonlijk bij
koningin Victoria te willen aandringen op eene Engel-
sche interventie ten gunste van Frankrijk. Dit gerucht
is trouwens niet waarschijnlijk, daar men te Parijs zeer
wel weet hoe weinig invloed koningin Victoria op de
besluiten van den ministerraad uitoefent en wil uit
oefenen.
Indien men mocht aannemen dat de telegraaf gisteren
den hoofdinhoud van een werkelijk door koning Victor
Emmanuel aan paus Pius IX gerichten brief overge
bracht had hetgeen ons geheel en al ongelooflijk voor
komt dan werd er zeker sedert lang geen wonder-
lyker brief van de handteekening eens konings voorzien
dan bedoelde. Koning Victor Emmanuel zou dan aan
paus Pius, tot rechtvaardiging der bezetting van het
Romeinsch territoir door Italiaansche troepen, hebben
gezegd: Duid het mij nietten kwadeindien ik mijne
troepen niet naar uw grondgebied had gezonden, dan
had de Italiaansche natie mij weggejaagd en de repu
bliek geproclameerd! Ik kon dus niet anders handelen!
Het zou eene zoo onbewimpelde erkenning van machte
loosheid wezen, als men sedert lang uit den mond van
een vorst vernam. Overigens zou men het schrijven of
onderteekenen van dergehjken ongelooflijken brief als
een voor koning Victor Emmanuel vrij treurig antece
dent moeten beschouwen in zijn toekomstige verhouding
tot de Italiaansche natie.
Laatste berichten.
Parijs.
Volgens officieel bericht zijn Pruisische verkennings
detachementen te Creteil geweest. Ook te Corbeil (5 u.
Z.Z.O. Parijs) hebben zich Pruisische uhlanen vertoond.
De vijandelijke voorhoede van een Pruisisch leger
korps schijnt Neuilly-sur-Marne te zijn binnengerukt.
Een aanzienlijke troepenmacht heeft gisteren avond
Parijs verlaten om tegen de Pruisische troepen op te
rukken. Men verwachtte dat zij reeds heden met den
vijand in gevecht zou zijn geweest.
Parijs.
Volgens berichten uit Mctz heeft de maarschalk Ba.
zaine nog geen gebrek aan leeftocht.
Berlijn.
Het vernielen der bruggen en andere werken in de
omstreken van Parijs vertraagt den marsch van het
Pruisische leger niet.
Brussel.
Heden is alhier een trein met tachtig gekwetste Fran-
sche en Pruisische militairen aangekomen.
Iet oordeel Tan een Duitscher over de
volkswapening in Frankrijk.
Over de volkswapening in Frankrijk zegt Hans Wa-
chenhusen het volgende
„Vrijwilligers, mobiele garde, levée en masse als ik al
die oorlogzuchtige uitdrukkingen, die dreigende maat
regelen verneem, waarmede de Franschen zich over hun
geheele nederlaag, over de vernietiging van hun trotsch
leger troosten, dan maak ik mij ongerust over ons zeiven
die midden in het vijandelijk land staan. Achter ons
nog twee vestingen, die met Fransche soldaten gevuld
zijn; met het vaderland slechts door een linie van zwak
bezette stapelplaatsen verbonden; rondom ons eene be
volking wier nationaliteitsgevoel ten hoogste is gekrenkt,
die ons haat als de pest en ons telkens aan 't verstand
brengt, dat slechts een algemeene opstand noodig is om
ons te verdelgen.
„Maar de zaken hebben niet zooveel om het lijfde
dagelyksche gebeurtenissen bewijzen het voldoende.
„Wat is er van de mobiele garde geworden, en welk
nadeel heeft zij ons berokkend? .Slechts eenige uhlanen
behoefden zich aan den ingang van een dorp te vertoo-
nen, waarin eenige honderden mobiele'garden stonden, of
zij kozen allen het hazenpad. Een onkel Duitsch piket
was voldoende om de vrijwilligers over heggen en sloo-
ten te doen verdwijneu. Niettegenstaande dat alles geeft
het volk de hoop en de verwachting niet op. Men ont
kent het, dat het Fransch leger op alle punten geslagen
is, dat een geheel leger zich op genade of ongenade heeft
overgegeven. Men behoeft slechts de Parijsche bladen te
lezen, om overtuigd te worden dat de Pruisen overal aan
het slechtste eind hebben getrokken; dat hun leger voor
de eene helft door de chassepots en voor de andere helft
door ziekte, honger en dorst is vernietigd.
„Dat staat alle dagen in die couranten gedrukt en zelfs
in en om Sedan, waar de bevolking het Fransch leger
ontwapend, als gevangenen, door Beiersche soldaten ge
leid, zag voorbijtrekken, zelfs daar geloofden de men-
schen niet aan wat ze met eigen oogen zageD, maar berie
pen zich op de geloofwaardigheid der Parijsche
couranten.
„Niemand heeft beter gelegenheid gehad zich
van den toestand der dorpen in de Fransche departe
menten te overtuigen,dan ik, die ze in alle richtingen door
kruiste, om nu bij de eene, dan bij de andere legerafdee-
ling te zijn. De organisatie der mobiele garde heeft
plaats gehad, daarvan heb ik mij kunnen verzekeren,
want in een aantal dorpen werden, bij de huiszoeking,
geweren en munitie gevonden.
„De heeren vrijwilligers en mobiele garden bestaan, zijn
georganiseerd en gewapend. Zij dragen hun kielen met
den band van Het roode kruis om den arm en vormen de
bezetting der dorpen. Nadert de vijand, dan trekken zij
de kiel uit en verbergen hunne geweren; trekt hij verder
dan worden kiel en geweren weer te voorschijn gebracht
komen dan onze achterblijvers door het dorp, die als her
stelden hun regiment weer opzoeken, dan worden zij door
die heldhaftige vrijwilligers en mobielen aangevallen
en vermoord.
„Hoe dikwijls ben ik des avonds in dorpen aangekomen
waarin, behalve eenige verwonden of vermoeiden, geen
Pruisische bezetting lag. Wij waren niets op ons gemak,
te midden van al die donkere gezichten en wraakzuchtige
blikken der inwoners, die bij troepen op de dorpsstraat
stonden en het niet de moeite waard vonden, om plaats
voor ons te maken; maar de paarden waren vermoeid en
er bleef ons niets over dan een kwartier te zoeken.
„En wat voor kwartier dan nog; de huizen en hutten
waren grootendeels verlaten; van de meesten waren
deuren en vensters ingeslagende kamers waren verwoest
Men kon geen licht krijgen, noch iets ter verkwikking.
Gebroken flesschen, borden en koppen, verscheurde klee
deren en bedden, matrassen en linnengoed bedekten
den grond. In den haard lag de koude asch; in de tuinen
was geen aardappel meer te vindende stallen ledig,
de hooibergen weggeruimd alles een treurig beeld
van verwoesting.
„En toch was er nog altijd een dak te vinden en een
bos stroo om een leger van te maken. De mannen moes
ten de koffiezak, het spek en het uitgedroogde brood te
voorschijn brengen. Spoedig vlamde weder een vuur op,
dat de dorpbewoners als de vleermuizen aanlokte en hen
nieuwsgierig het hoofd door de gebroken vensters deed
steken.
„Men sliep met éen oog, met den revolver in de hand,
want de deur was weggeslagen; de nachtwind joeg door
de vensters. Vroolijk werd dan het morgenlicht begroet,
om het ongastvrije oord den rug te kunnen toedraaien
en zich des avonds weer op een andere plaats neder te
vleien.
„Dikwijls ook vond ik, bij het zoeken naar het beste
der ellendige kwartieren, in de donkere vertrekken le
vende wezens. Op het „werda?" luidde het antwoord
„wij zijn van dit of dat regiment, dat wij opzoeken."
Die ongelukkigen lagen daar, zonder een dronk water,
want de bronnen waren verstopt of afgesnedenzij lagen
daar zonder verpleging en vervolgden den volgenden
morgen hun vermoeienden marsch met een nuchtere
maag.
„Bij zulke gelegenheden hebben, ik weet het zeker, de
mobiele garden en de vrijwilligers menigen overval, me
nige heldendaad verricht, waarvoor zich geen wreker
heeft opgedaan, daar de verstomde mond van den ver-
slagene ze niet kon aanklagen. Zoo iets is meermalen in
de groote bosschen en langs de straatwegen gebeurd,
waar ik menig vermoeid soldaat zag nederliggen.
„En een zoodanigen oorlog in het groot zijn de Fran
schen voornemens tegen ons te voeren. Wij zullen uit
gehongerd worden, zoo luidt de bedreiging der Fransche
bladen, en hoe moet dat geschieden? Men denkeaan het
volgende verhongeringsproces, dat ik in het hoofdartikel
van een veel gelezen Parijsch dagblad vind. Het begint
op eene wijze dat men zou denken een blad voor slagers
en veehandelaars voor zich te hebben, maar intusschen
deelt het ook het kinderlijk-duivelsch vernietigingsplan
tegen het Pruisische leger mede.
„Viermaal honderdduizend schapen, zoo begint dit
artikel, 45,000 ossen, 4000 melkkoeien, 3000 kilogram
men boter, 2,500,000 zout, 300,000,000 dozijn eieren,
enz., enz. (dan volgen al de kazen, flesschen met drank
enz.). Eenige millioenen kogels, bommen en granaten
zijn reeds naar Parijs vervoerd en dagelijks komen
nieuwe en ontzaglijke transportenhet een volgt het
andere, en reeds zijn 300,000 ossen,in Parijs. De kanon
nen zijn ontelbaar en ieder doodt minstens bij elk schot
van 10 tot 40 vijanden. Stellen wij gemiddeld slechts
20 op iederen kogel, dan vallen door duizend schoten
20,000 Pruisen, en als op die wijze ieder kanon dagelijks
zijn plicht doet dan kunnen wij spoedig rustig feest
vieren. Intusschen rust Parijs zich voortdurend toe en
worden uit de provinciën koren, vee en alle mogelijke
levensmiddelen naar Parijs gevoerd, zoodat de vijanden
in de dorpen en op de velden niets meer zullen vinden;
zij zullen in eene woestijn komen, waarin zij door de
schoten der vrijwilligers voortdurend verontrust zullen
worden en nergens veilig zullen zijn. Een leger dat
honger heeft is reeds half overwonnen. En als alles
voor de Pruisen weg is en zij niets meer vinden dan het
zand op de wegen en de boomstammen der lanen, wat
zullen zij dan beginnen? Ha! zij sidderen reeds bij de
gedachte aan deze ellendehet bloed stolt hun in de
aderen. Wij kunnen rustig zijn! Parijs kan leven!"
„Als ik dezen onzin lees gevoel ik slechts medelijden
Maar wat wij niet buiten Parijs vinden, dat zullen wij
daar binnen vinden. De tafel is dus te Parijs reeds voor
ons gedekt. Wij hebben het zwart op wit, dat er geen
gebrek zal zijn en onze voorposten zullen zich door
eenige welgerichte granaten onzer artillerie, waartegen
Napoleon verklaarde niet te kunnen strijden, zich te
Parijs den weg naar een flink ontbijt kunnen banen.
„Daarover dus geen vrees. De weinige dagmarschen,
die ons nog van Parijs scheiden, zullen spoedig zijn afge
legd. Slechts het politieke programma is mij nog niet
duidelijk. De zichtbare vijand is voor ons verdwenen.
Wij zullen te Parijs met de „absynth-kozakken" te doen
krijgen, dat wil zeggen met die groote straatvechters die