OÜRANT.
Zaterdag
AAjVBESTEDIIVG.
©imirnlititb.
1870.
17 September.
N°- 221.
Op Zaturdag 24 September 1870, des voormiddags ten
10 ure, zal, onder nadere goedkeuring, door den commis
saris des koniogs in de provincie Zeeland, of, bij zijne
afwezigheid, door een der leden van gedeputeerde
staten, en in bijzijn van den hoofdingenieur van den
waterstaat in het 11de district, aan het gebouw van het
provinciaal bestuur te Middelburg, wordeu aanbesteed:
liet bouwen eener suatiesluis aan (le
Wielingen, ten behoeve van liet uit-
watcringskanaal in liet voormalig 4de
district van Zeeland.
Deze aanbesteding zal geschieden bij enkele inschrij
ving, volgens 434 der algemeene voorschriften.
Het bestek ligt ter lezing aan het gebouw van het
ministerie van binnenlandsche zaken, aan dat van het
provinciaal bestuur van Zeeland, te Middelburg, en is
voorts op franco aanvrage, tegen betaling der kosten, to
hekomen bij den boekbandelaar M. Nijhoff, Raamstraat
n°. 49 te 's Gravenhage, en door zijne tusschenkoinsfc in
de voornaamste gemeenten des rijks.
Zaturdag en Dingsdag vóór de besteding wordt de
noodige aanwijzing op do plaats gedaan,* voorts zijn
nadere inlichtingen te bekomen bij den hoofdingenieur
te Middelburg en bij den ingenieur van Hooff te Sluis,
's Gravenbage, 26 Augustus 1870.
Voor den minister,
De Secretaris-Generaal,
IIUBRECHT.
Middelburg 16 September.
De gisteren vermelde aanneming door de eerste
kamer der staten-generaal van bet wetsontwerp tot af
schaffing der doodstraf heeft dan eindelijk tot op zekere
hoogte een einde gemaakt aan den schier eindeloozen
parlementairen en extra-parlementairen strijd over dat
onderwerp. Die aanneming is wel met de kleinst moge
lijke meerderheid door de eerste kamer geschied, maar
dit kan niet al te zeer verwondering wekken op een
gebied, waar zooveel verschillende en met beginselen
op een geheel ander terrein samenhangende elementen
van tegenstand samenwerkten.
En zoo zal derhalve binnen weinige dagen ook rech
tens de doodstraf uit ons wetboek vau strafrecht ver
dwijnen, welke toch reeds vroeger feitelijk door de hou
ding van het uitvoerend gezag gelijk reeds van vele
zijden werd opgemerkt schier als niet meer bestaande
werd geacht. Thans zal dan ook tevens niet langer het
zeker door de overgrooto meerderheid ten zeerste afge
keurd systeem, om stelselmatig gratie te verleenen,
behoeven te worden gehandhaafd, een systeem, waar
omtrent toch terecht werd beweerd dat het denkbeeld
van gratie de verklaring, welke een bijzonder
geval aan een algemeen wettelijk voorschrift ont
trekt daarbij te zeer werd uitgebreid.
Met het oog op dien feitelijken toestand is de bewe
ring niet onjuist dat thans niet de beboette is erkend
om de bestaande doodstraf af te schaffen, maar de behoefte
is ontkend om de afgeschafte doodstraf weder in te
voeren en voortaan de schavotten weder op te richten.
In zekeren zin dan ook maar treden wij derhalve nu
een tijdvak in, hetwelk door een deel der tegenstanders
van de doodstraf afschaffing met de vrees wordt te ge-
moet gezien, welke een deel der tegenstanders van het
geeselen en radbraken bij de afschaffing dezer straffen
bezielde. Zou echter, waar die vrees der laatsteu zoo teu
eenenraale ongegrond bleek, ook niet de voor de dood
straf-afschaffing gekoesterde vrees in de toekomst onge
rechtvaardigd blijken? Evenals ten tijde van het
régime der martelstraffen, in vroegeren en lateren tijd,
aan de voorstanders der afschaffing laffe philantropie en
revolutionaire theoriën werden verweten en de voor
zichtigheid tegen de toepassing daarvan protesteerde,
omdat men zich zonder die straffen geen rechtszekerheid
of veiligheid meende te kunneen verzekeren; evenals
echter persoon en eigendom zonder die middelen zeer
goed beschermd konden worden en thans het geslacht van
de verdedigers dier lijfstraffen bijna is uitgestorven, zoo
zal het waarschijnlijk ook gaau in de toekomst wat de
doodstraf betreft.
Een waarbqrgvoor deze vreesachtigen is trouwens
de welke Nederland reeds zoolang met de
feitelijke afschaffing der doodstraf heeft genomen, waar
door vooral op het doodstvafgebied deze belangrijke
quaestie werd beslist: dat het voortbestaan dier straf
voor ons land, ons volk en onzen tijd niet meer noodza
kelijk moét geacht worden.
En zoo was de wettige regeling van dien feitelijken
toestand eene behoefte geworden, waarin thans is voor
zien.
Z. M. de konijtf& is gisterea ia den Haag teruggekeerd.
De commissie tot het examineeren van varenslieden
alhier heeft aan den heer W. Ouwehand, geboren te
Muiden, na afgelegd examen een diploma als eersten
stuurman voor de groote vaart uitgereikt.
Kerknieuws.
Voor het beroep tot predikant bij de Nederduitsche
hervormde gemeente te Nieuw- en Sint-Joosland heeft
de heer N. de Jonge, candidaat bij het provinciaal
kerkbestuur van Overijsel, bedankt.
Bedankt voor het beroep tot predikant bij de
Nederduitsche hervormde gemeente te Oostkapelle door
den heer P. Bartstra, predikant te Gaast en Terwoude.
Marine en leger.
Volgens eem bij het departement van marine ont
vangen bericht is Zr. Ms. schroefstoomschip Marnix,
onder bevel van den kapitein-luitenant ter zee W. EnsJie,
den 31"» Juli jl. uit Japan ter reede van Batavia aange
komen.
De luitenants ter zee 2e klasse J. P. Lubbe Bakker
en W. G. van Nes, en de adelborst le klasse G. Moolen-
burgh, laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost-
Indië en van daar den 7«n dezer in Nederland t erugge-
keerd, worden met dien datum op nonactiviteit gesteld.
liet Utrechtsch dagblad deelt met zekerheid mede, dat
het kamp bij deBildt a. Maandag zal worden opgebroken.
De bataljons van het 6e regiment keeren dan naarhunne
garnizoenen terug. Een deel der troepen zou achterblij
ven, om voor de opruiming van 't kamp zorg te dragen.
Naar men zegt zullen de forten van de Utrechtsche
linie Dinsdag ontruimd worden.
Gemengde berichten.
Napoleon III wordt tegenwoordig, naar het schijnt,
door het noodlot vervolgd. Den ÏO" September brak in
het hoofdgebouw vau het slot Wilhelmshóhe, waar de
ex-keizer zich tegenwoordig bevindt, brand uit, die ech
ter door spoedig aangebrachte hulp gebluscht werd. De
brand was ontstaan in eeu keukeu, die in langen tijd
niet gebruikt was, en als de brand des nachts was uitge
broken zou de schade groot zijn geweest. Meu vertelde
dat Napoleon ziek was, doch des avonds verscheen hij
weder in de gezelschapszaal. De gouverneur van
Kassei wijst de personen aan die iederen dag met Napo
leon eten.
Te Zutfen heeft een korporaal der huzaren, die
door een zijne superieuren was berispt, zich met een
revolver doodgeschoten.
In de Dinsdag te 's-Gravenhage gehouden vergade
ring van het koninklijk instituut van ingenieurs werd
o. a. door den heer A. Huet mondeling en met teekening
het door hem, in vereeniging met den heer Morre, ont
worpen plan voor een paleis der natie toegelicht. Het
bleek daarbij dat dc uitvoering er van op 11- millioen
gulden, behalve het decoratief, wordt geschat.
Uit Nieuwediep wordt gemeld dat eergisteren, ten
gevolge van het stormachtige weder, bij Egmond eeu
Engelseho brik met steenkolen is vergaan. De equipage
zou daarbij zijn omgekomen .Men verneemt dat het de
Harmony is, die geregeld steenkolen te Nieuwediep aan
brengt. Ook bij Calandsoog zou eeu Engelsche schoo
ner gestrand zijn.
De verbittering tegen de Eranschen is, na het ge
beurde te Laon, in Duitschland zeer toegenomen, en van
verschillende zijden wordt er op aangedrongen naar Pa
rijs ie trekken om duur den vrede voor te schrijven.
Uit Brunswijk worden aan den bondskanselier
adressen gericht, met verzoek om bij eventuëele vredes
onderhandelingen aan de Brunswijker schuldvorderingen
te willen denken, en er voor te willen zorgen, dat de
schuld verbintenissen van vroeger tijd thans door Frank
rijk wordeu afgelost. In Hanover worden gelijke adressen
opgesteld.
Tliermometerstaiid.
15 Sept. 's av. 1L u. 52 gr.
16 'smorg. 7 u. 52 gr. 'smidd. 1 u. 63 gr. 'sav. 6 u.60 gr.
Staten-generaal.
eerste kamer.
Zitting van Donderdag 15 September. Aanneming der
wet tot afschaQing van de doodstraf.
De beraadslagiug wordt hervat over het voorstel tot
afschaffing der doodstraf.
De minister van j ustitie was aan het woord, maar voori.f
wordt het wetsontwerp nog verdedigd door de heeren
Huydecoper van Maarseveen en Schot. De heer Huyde-
coper meent dat de voornaamste bezwaren, die vroeger
tegen de afschaffing bestaan hebben, uit den weg zij n
geruimd. Op den vorm van het wetsontwerp zijn wel
eenige aanmerkingen te maken, maar dit belet spreker
niet daaraan, om het beginsel dat er aan ten grondslag
ligt, zijne stem te geven.
De heer Schot stelt vooral op den voorgrond dat inen
door toepassing vau de doodstraf de gelegenheid niet
mag ontnemen aan boosdooners om zich te bekeeren.
De minister vanjnstitie.meenf, naai betgeen reeds over
deze quaestie is geschreven en gesproken in de laatste
jaren, zich nu te kunnen bepalen tot beantwoording van
de speciale bedenkingen door verschillende sprekers
geopperd. In de eerste plaats werpt hij de beschuldiging
van zich af, dat het hem te doen zou geweest zijn zich
door dit voorstel een naam te verwervenzucht naar
roem of naam is het niet geweest, maar een gevoel van
plichtbesef, dat hem tot dit wetsvoorstel heeft geleid.
De minister constateert dat twee punten vaststaan, na
melijk dat de toestand waarin Nederland verkeert met
betrekking tot de toepassing der doodstraf abnormaal is,
en dus verwerpelijk moet geacht worden, terwijl in de
tweede plaats degenen, die voorstanders zelfs van die
straf zijn, haar niet meer willen bedreigd zien voor een
aantal gevallen. De eenige rationeele weg is dus afschaf
fing in het algemeen. Het verleenen van gratie is in de
laatste tien jaren regel geworden; zoo men deze regee
ring verwijt dat zij te dikwerf geadviseerd heeft aan den
koning om van dat recht gebruik te maken, mag men niet
uit het oog verliezeu dat zelfs eeu vorig minister, die
tegen de afschaffing der doodstraf was, in zeer critieke
gevallen tot gratieëeren heeft geadviseerd.
Wanneer men, bij verwerping dezer wet, onderstelt dat
er weder een minister in het vervolg zal gevonden wor
den, die tot afwijzing van het verzoek om gratie zou
adviseeren, dan zal men moeten toegeven dat er, door do
doodstraf opnieuw toe te passen, een groote onrecht
vaardigheid gepleegd wordt met het oog op de in de
laatste tien jaren gegratiecerden. De verantwoordélijk-
heid voor die onbillijkheid zal dan komen voor rekening
van hen die deze wet verwerpen. Wat de afschaffings
theorie betreft, de minister hecht daar al zeer weinig
waarde aan. De aangehaalde voorbeelden bewijzen niets,
want daartegenover kunnen anderen gesteld worden,
die aautoonen dat executie a hoegeuaamd geen nieuwe
misdrijven beletten of voorkomeu. Onder anderen wijst
de minister op het voorgevallene met een in Noordbra
bant, wegens diefstal met veizwarende omstandighedeu,
ter dood veroordeeld persoon. Deze schreef twee dagen
vóór de executie aan zijne vrouw, om met hare dochter
hem het laatst vaarwel te komen zeggen; daar er ech-