berekend ad 2.50 de hektoliter. De uitgetrokken som is bet bedrag dier belasting in 18G9. Over 1870/7J geschiedt de heffing volgens verordening van den 29*Q Maart 1866, goedgekeurd hij koninklijk besluit van den 25' i April daaraanvolgende, na dien telken jare voor een jaar verlengd en laatstelijk bij koninklijk besluit van den 5 Decem ber 1869, voor gelijk tijdvak, alzoo tot den SO1-'" April 1871. Trekt men van deze opbrengst af het bedrag der hij uitvoer te restitueereu gelden, verantwoord onder 5 van de 4c afdeeling van hoofdstuk VIII der uitgaven, ad 4392.22%, dan ia het zuivere bedrag dezer belasting 47354.78%. Voor 1870 is zuiver geraamd 46660.90, naar de opbrengst in 1S68. 6) In dezen post is alleen begrepen de opbrengst van het haven-, kaai-dok- en hinnengraclitgeld, geheven krachtens raadsbesluit van as Mei.'a December 1856, 15 Jnli 1857. De ra ming is volgens de opbrengst in 1869, te weten: Geraamd yoor 1870, volgens opbrengst ia 1868. f 1321.16 havengeld1215.24 65 80 kaaigeld 8.76 317.02% dok- en binnengrachtgeld. 253.90 1703.98%"" 1477.90" 7) De heffing dezer gelden geschiedt volgens de verordening van den 24 Dec. 1869 en 27 April 1870, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 31 Mei 1870. Daar bij deze verordening zooveel mogelijk de grondslagen zijn behouden van de tot dusver ge volgde tarievenmag men onderstellendat de opbrengst van het begrafenisrecht gelijk aan dat van vorige jaren zal zijn. Hetgeeu evenwei tot dusver ais loon betaald werd aan de grafdelvers, zal ook nn aan de gemeente moeten verantwoord worden, welke be dienden daarentegen van gemeentewege bezoldigd worden. Over 1869 is aan begrafenisrecht ontvangen f 899.85. Rekent men »u bierbij bet loon, vroeger uitgekeerd aan de grafdelvers, en than9 onder dat recht begrepen, en betgeen de eigenaren van graven zullen bijdragen tot vergoeding van de kosten van on derhoud dier graven, dan mag daarvoor te zamen minstens 1500 geraamd worden. 8) Onder deze ontvangsten is begrepen: a. schadeloosstelling door het polderbestuur van Walcheren, voor suatie door de ves ten 700; b. uitkeering door twaalf gemeentebesturen als toe- laag aan den concierge in het kantonnaal huis van bewaring alhier f 27.57; c. uitkeering door het gemeentebestuur van Ar- ncmuiden, van de helft in het 6/So jaar aflossing van het ren teloos voorschot in de wegsverbetering op den zaagmoleudijk 93.50; d. vergoeding voor het genot der graskanten langs de zijkanten der wegen 30, zijnde te zamen 851.07. 9) Evenals op de begrooting voor 1870 heeft men ook nu de som, die met de opbrengst van het overgebleven gedeelte kapitaal 2% pet. nationale werkelijke schuld gevorderd zal wor den, om te voorzien in de gedurende dit jaar, overeenkomstig het raadsbesluit van 2 October 1867, te verrichten werkzaam heden voor de wijziging van het rioolstelsel, als leening voorge dragen. 10) Van het kapitaal der gemeente, ingeschreven op bet grootboek der 2% pet. nationale werkelijke schuld, groot f 62400, is bij suppletoire begrooting voor 1870 voorgedragen f 57000 te verkoopen, om te voorzien in de kosten van het nieuw aan te leggen rioolstelsel. Het daarvan overschietende ad 5400 wordt tot gelijk doel voor 1871 ten verkoop voorge dragen. 11) Tengevolge van het overlijden van den heer V. van Lissa heeft eene wijziging plaats gehad in het personeel der gemeente-heel meesters en is de betrekking van adsistent-heelkundige, op eene jaarwedde van ƒ100, voorloopig onvervuld gebleven. Deze post is alzoo met dit bedrag verminderd en splitst zich ais voigt3 gemeente- geneesheeren 1 ad 700, 2 ad ƒ500:3 gemeente-heelmeesters lad ƒ500, 2 ad/230; 2 vroedvrouwen, tevens lavementzetsters, ad ƒ100, samen ƒ9900. 12) Deze post is 100 hooger dan ten vorigen jare, vermits bij raadsbesluit vau 15 December 1869 is bepaald, dat, in plaats van een opzichter ad ƒ700, en een werkbaas bij de gemeente-fabricage ad ƒ600, er twee opzichters zullen zijn, elk op een jaarwedde van 700. Zoolang bet tegenwoordige havenkanaal nog bevaren en van gemeentewege gedeeltelijk uitgebaggerd wordt, kan de opzichter over dat kanaal nog niet gemist worden. 13) Deze eu de vorige post zullen, zoodra het kanaal door Wal cheren voor de vaart is opengesteld, ecDe wijziging ondergaan, doch vermoedelijk zal dit nog niet in 1870 plaats hebben. 14) De jaarwedde van de leeraars, onderwijzers enz. zijn tot gelijk bedrag voorgedragen als op degemeentebegrooting voor 1S70. Alleen is het personeel op de school B voor gewoon en meer uitgebreid la"cr onderwys vermeerderd met een hulponderwijzeres in de vrouwelijke handwerken ad 100, terwijl op de gymnastiekschool, inplaats vaneen hulponderwijzer ad ƒ300, eene onderwijzeres adƒ400 's jaars werkzaam zijn zal. De jaarwedden hebben dus eene verhooging ondergaan van 200, de percentsgewijze belooning is 144.47 hooger geraamd, alzoo ƒ344.67 meer, dan voor 1870 is uitgetrokken. 15) In afwachting vau het door den gemeeuteraad te nemen besluit op het aauhaugig voorstel van den burgemeester, nopens eene in het personeel der politie-beambtcn te hrengcu wijziging, is hier dezelfde som voorgedragen als voor 1870, te weten voor: een hoofdagent 700; zeven agenten van politie, ieder ad 425, 2975 vier bui tengewone agenten, speciaal belast met het toezicht over de wande lingen ƒ300, samen 3975. 16) Bij de vaststelling der nieuwe verordeningen op de gemeente begraafplaats, tengevolge van de wet van 10 April 1869 (Staatsblad no. 65), is bepaald dat aldaar zullen werkzaam zijn een opzichter adƒ 500 en twee grafdelvers, ieder ad 400. Daarentegen is verval len het colleeteloon voor den ambtenaar, tot dasver belast met de inning der begrafenisrechten. 17) Deze som is 275 hooger dan ten vorigen jare. Uit de ad ƒ230 beschikbaar gestelde gelden kan slechts 30 jaarlijks afgezou- derd worden voor aankoop van nieuwe meubelende f200 zijn be- poodigd voor het gewoon jaarlijks terugkeerende onderhoud. De gordijnen in de raadzaal en op de gemeente-secretarie, benevens liet vloerkleed en karpet op de burgemeesterskamer moeten met 1871 noodzakelijk vernieuwd worden. Daartoe strekt de voorgedragen verhooging. 18) De totale som van dit artikel heeft, in vergelijking met de voor 1870 uitgetrokken en onvermijdelijk bevonden uitgaven, eene ver- mindering van 8650 ondergaan, tengevolge van de overname van een groot gedeelte der haven door het rijk, waardoor dit niet meer van gemeentewege behoeft te worden uitgebaggerd, terwijl ook de bekramming der leidijkenover dat gedeelte is vervallen. De gemeente moet evenwel in het belang der scheepvaart nog voorzien in het overgebleven, niet overgenomen gedeelte, totdat de vaart door het nieuwe kanaal zal plaats hebben. De post ouder letter b voor haven- eu kanaalwerken bedraagt ƒ9255 minder dan gewoonlijk vroeger voorgedrageu werd. Reeds bij de memorie van toelichting voor de gewijzigde begrooting over 1870 is vermeld waarvoor deze som hoofdzakelijk moet gebezigd worden. Het verschil van ƒ9255 minder op dit onderdeel en slechts van ƒ8650 op het totaal van het geheel artikel, vindt zijn oorsprong in de verbooging welke de post onder letter e heeft ondergaan daar het zand voor de bestrating tot dusver uit de haven gebaggerd werd en dus op den post havenwerken werd verantwoord, is thans een afzonderlijke post voor het aanschaffen van zand moeten wor den uitgetrokken, welke onder letter e behoort te worden verant woord. Ook de post van voerloonen heeft blijkens een vij fjarig over zicht eenige verhooging moeten ondergaan. Overigens hebben de onderdeden a,c en eene kleine wijziging ondergaan, naarmate zich daarvoor de behoefte heeft doen gevoelen. Onder letter is een nieuwe post uitgetrokken voor kosten van onderhoud van de eigen graven op de gemeentebegraaf plaats, voor zooveel dit door de eigenaren, tegen de daarvoor vastgestelde vijfjarige vergoeding, aan de gemeente is overge laten. Wanneer alle eigenaren zich daartoe bereid verklaren, kan de bijdrage 400 a f 500 bedragen. Dit verdeeld over vijf jaren, maakt gemiddeld 100 's jaari, op welke som dat on derhoud bij deze begrooting wordt geraamd, in afwachting van hetgeen de ondervinding deswege leeren zal. Ter toelichting dient overigens, dat de werken, voor zoover zij althans van eenigen omvang en vatbaar zijn voor een publieke aanbesteding ca daarvoor een behoorlijk bestek kan worden opgemaakt, publiek worden aanbesteed. Het gewoon, dagelijks terugkeerende werk, daarvoor geheel ongeschikt, geschiedt onder eigen beheer. Het daartoe benoodigd personeel bestaat uit 4 timmerlieden3 metselaars, 4 opper lieden, 2 smeden, 1 schilder en 1 jongen, voor wie op dit arti kel 4355 aan daggelden is beschikbaar gesteld. Voor buitengewone daggelden, ingeval meer personeel noodig is, alsmede voor dag- en nachtwachten bij hooge vloeden, onwe- der enz., mitsgaders voor slecploonen en dergelijke uitgaven, moet men 1200 reserveeren. Het bedrag der benoodigde materialen, bij onderbandsche aanbesteding te leveren, wordt geraamd op 2270. 19) De herstelling van het raadhuis zal zich ook dit jaar nog bepalen tot het achtergedeelte in den Helm. 20) Naar den tcgenwoordigen prijs zal men voor de uitge trokken som kunnen aankoopen 45000 stuks straatkeien en 1000 stuks straatklinkers. Dit aantal zal minstens gevorderd worden om niet geuoodzaakt te zijn, bij het verleggen van de hij het aanbestedings-contract bepaalde hoeveelheid Q meters, geheel versletene en ongeschikte keien op nieuw te gebruiken. 21) De Seis-buitenbrug verkeert in zoodanigen slechten toestand, dat aan geene herstelling valt te denkeu; zij is reeds sedert geruimen tijd op verschillende wijzen gestut moeten worden. Voor de voorgedragen som zal kunnen gelegd worden een nieuwe brug met houten dekking, ijzeren leggers en ge metselde landhoofden, op dezelfde plaats en van gelijke hoogte als de tegenwoordige. 22) Het voorgedragen riool strekt tot verbetering van de afwatering van de Korte Sint Pieterstraat, waardoor aan de herhaaldelijk sedert jaren geuite klachten zal worden tegemoet gekomen. 23) De kaaimuur aan den Kousteenschen dijk v<5or den stoom- oliemolen vordert noodzakelijk vernieuwing. Bij de onzekerheid echter waar, in verhand met den toegangsweg naar het station van den spoorweg, een nieuwe brug zal moeten aangelegd worden, is het niet raadzaam daartoe vooralsnog over te gaan en wordt, evenals ten vorigen jare ten opzichte der beschoeiing daarneven gelegen, een tijdelijke herstelling voorgesteld. 24) Met de voorgedragen som zal voortgegaan worden met de vernieuwing der kaaimuren in de zoogenaamde zoutegracht, over zoodanige uitgestrektheid als die som bij aanbesteding zal blijken toe te laten. 25) Volgens overeenkomst van den 22«n Juni 1869 zal den len Mei 1871 aan den eigenaar en den pachter van het stuk grond, met woonhuis en schuur, liggende aan den ouden Vecr- schen weg, kadastraal bekend sectie P, no. 439 en door de gemeente oudershands aangekocht, ten behoeve der in aanleg zijnde rioolwerken, moeten worden uitbetaald 1200, voor onteigening van dat terrein en 5S37-50 als voren, voor de daarop staande gebouwen en schadeloosstelling aan den pachter. Voor de overige rioolwerken is 10000 geraamd. Hiermede zal worden bekostigd: de vereeuiging van bet reeds gemaakt riool langs de Smallekade, tot den kaaimuur bij de Dwarskade, de aanleg van drie spuisluisjes: aan de St. Janstraat, den Dam en de Punt, de afsluiting van bet achterliggend riool aan de Punt en de vereeniging van bet riool aan den buiten-vestoever met dat aan de Punt. 26) Bij raadsbesluit van den 12en November 1869 is door de gemceute aangekocht het huis en erf gelegen op den Wal, kadastraal hekend sectie B, no. 1303, het eigendom van het departement der Maatschappij tot nut van 't algemeen, tot dusver daarvan gehuurd voor schoolgebouw en ouderwijzerswo- ning. De koopsom bedroeg 2601, te voldoen binnen 7 jaren, (uiterlijk voor 1 November 1876), onder verplichting voor de gemeente tot die aflossing aan de verkoopers jaarlijks een in trest van 5 pet. der koopsom uit te keeren, vervallende den laatsten October van elk jaar. Daartoe strekt de hier, evenals op de suppletoire gemeente-begrooting voor 1870 voorgedragen som. 27) Tengevolge van de wijzigingen welke de wet tot regeling van het armbestuur beeft ondergaan door de wet van 1 Juni 1870 (Staatsblad no. 85), zal het een punt van ernstige overweging uitmaken, of, en zoo ja welke veranderingen de inrichting van het armbestuur in deze gemeente, in verband daarmede, zal moeten ondergaan. Daarvoor is reeds in overleg getreden met het burgerlijk armbestuur en bet bestuur over de godshuizen. Zoolang deswege evenwel, ook door den gemeenteraad, nog geen j besluit is genomenbeeft men gemeend bier te moeten uittrek ken het cijfer op de begrooting van 1870, vastgesteld ad f 35250, I vermeerderd met hetgeen de verpleging der hier gevestigde, tot dusver elders domicilie van onderstand hebbende beboeftigen geraamd wordt meer te zullen bedragen, dan betgeen deze ge meente wederkeerig verschuldigd was voor alhier ouderstands- domicilie hebbende armen, die elders verblijf hielden. In deze afdeeling vindt men niet meer bet ad 4000 in uitgaaf ge bracht voorschot aan gezegd armbestuur voor verplegingskosten van elders armlastigen, tot dusver ook in ontvang verantwoord onder hoofdstuk IV en vervallen door de wijziging der armen wet, evenmin als de voor 1870 ad 1267 geraamde som voor verplegingskosten in de koloniën van weldadigheid, welke mede, volgens bovenbedoelde wet, thans ten laste van het rijk komen. 28) Deze post is verhoogd met 1000, tengevolge van het bij raadsbesluit van den 22«» Juni 1870 aan den heer A. van der Pluijmals commissaris van politie verleend pensioen. 29) Het eindcijfer is ƒ100 hooger dan ten vorigen jare, nood zakelijk doordien de administratie is aangeslagen in de patent belasting, en de personeele belasting thans voor het geheele gebouw gevorderd wordt en niet meer, gelijk vroeger, alleen voor de woning van den concierge. 80) Bij raadsbesluit van den 22en Juni jl.is aan de rege lingscommissie van het in 1870 alhier te houden Xllde Neder- landsch taal- en letterkundig congres eene toelage toegekend van hoogstens ƒ800. Door de tijdsomstandigheden is evenwel dit congres moeten uitgesteld worden tot een volgend jaar, ter wijl voor de bereids gemaakte oukosten aan die commissie op afrekening dier toelage 200 is uitbetaald. Het resteerende wordt thans voorgedragen voor het dienstjaar 3871, voor het geval alsdan dit congres hier mocht plaats hebben. Bij de heden gehouden herstemming voor de verkie zing van twee leden voor den Middelburgschen gemeen teraad hebben 389 kiezers hunne biljetten ingeleverd, zijnde 6 minder dan bij de eerste stemming op 30 Augus tas jl. Nadat men reeds eenigen tijd verlangend naar zulk een maatregel heeft uitgezien, doet het ons genoegente kun nen mededeelen dat thans werkelijk bij de regeering het plan bestaat om de miliciens van twee lichtingen binnen kort huiswaarts te doen keeren. Naar men ons meldt zou het ministerie overtuigd zijn dat het met betrekking tot onze veiligheid niet meer noodig is zulk een groot getal manschappen onder de wapenen te houden, en het daarom onverantwoordelijk vinden den tegenwoordigen toestand onveranderd te doen voortduren. Niet alleen is deze zeer bezwarend voor 's rijks financiën, maar ook in andere opzichten nadee- lig. In het bijzonder gedurende de laatste dagen hebben de kampeerende troepen van het afwisselende weder veel te lijden gehad, en dit vooral moet dringen om niet meer manschappen dan volstrekt noodzakelijk is aan ongun stige invloeden blootgesteld te laten. Den 6e° October a. zal te 's Gravenbage, ten behoeve der staatsspoorwegen worden aanbesteed het maken en leveren van ijzeren ponten op het kanaal door Wal cheren. De gemeenteraad van Rilland heeft tot wethouder en ambtenaar van den burgerlijken stand benoemd den heer J. J. van Gorsel, in plaats van den heer P. Bruijn- zeel, die niet verder in aanmerking wilde komen. Bij ministerieele beschikking van 9 dezer is aan J. M. W. Lammers te Zevenbergen, en D. P. Beausar, te Oudenbosch, tot wederopzegging, vergunning verleend voor een stoomsleepdienst in de provinciën Noord- Brabant, Gelderland, Zuid-IJolland, Noord-Holland, Zee land en Utrecht. In de Staats-courant van heden is opgenomen het programma voor de opening van de vergadering der sta- ten-generaal te 's-Gravenhage, op Maandag 19 Septem ber a. De September-aflevering van de Gids bevat een arti kel van den heer mr.R.G Philipson'over de staatsregeling van den Noord Duitschen bond. De inleiding van het stuk maakt den lezer bekend met de reden die den schrijver tot het opstellen er van heeft bewogen: n. 1. de vrees vau de kleine staten en ook van Nederland in de laatste jaren voor het verlies hunner onafhankelijk heid door de veroveringszucht der grootere. De rust waarin de kleine staten sedert 1815 verkeerden werd verstoord door de Duitsch-Deensche quaestie over Sleeswijk-Holstein. De vrees nam na de nederlagen van Nachoden Sadowa toe en steeg ten top toen de Fransche minister de la Valette, na den vrede van Praag, in eene circulaire aan de diplomatieke agenten met betrekking tot de kleine staten schreef: Une puissance irresistible Jaut il

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 3