Het zou daartoe thans niet geroepen wezen indien men naar onze stem had geluisterd. Wij hebben, met kracht en ten prijs zelfs van onze populariteit, de politiek van den vrede verdedigd. Wij zullen daarbij met een meer en meer innige overtuiging blijven volharden. Ons hart breekt bij het schouwspel dier menschenslachtingen, waarin de bloem der beide natiën vernietigd wordt terwijl men deze, met een weinig gezonden zin en veel vrij- heid, voor die verschrikkelijke rampen had kunnen, bewaren. „Wij kunnen geen woorden vinden om onze be wondering te uiten voor ons heldhaftig leger, opgeof ferd door de ongeschiktheid van het opperbevel en toch grooter door zijne nederlagen dan het door de schitte rendste overwinningen had kunnen wezen. Want ondanks het bewustzijn der fouten waardoor het in de grootste gevaren werd gebracht, heeft het zich zelf opgeofferd, bewonderenswaardig in het aangezicht van een gewis- sen dood, en de eer van Frankrijk daardoor zuiverende van de daarop door zijn gouvernement geworpen smet ten. Eere zij haar daarvoor! De natie betuigt aan het leger haar sympathie. Het keizerlijk gezag heeft beide tegenover elkander willen stellen. Ongeluk en plicht vereenigen beide thans in plechtige omarming. Die ver- eeniging, bezegeld door de vaderlandsliefde en de vrij heid, maakt ons onoverwinnelijk. „Op alles voorbereid zien wij onzen toestand met kalmte in. Dien toestand schets ik in weinige woorden en geef hem ter beoordeeling aan mijn vaderland en aan Europa. Wij hebben openlijk den oorlog afgekeurd en,onzen eerbied uitende voor het recht der volken, ver langd dat men Duitschland meester zou laten om zijne aangelegenheden te regelen. Wij wilden dat de vrijheid ter zelfder tijd onze gemeenschappelijke band en ons gemeenschappelijk schild zou uitmakenwij waren overtuigd dat die moreele krachten voor altijd het behoud van den vrede zouden verzekeren. Maar als waarborg verlangden wij een wapen voor elk burger, een burger lijke organisatie en verkozen officieren. Dan zouden wij onverwinnelijk blijven op onzen vaderlandschen bodem. Het keizerlijk gouvernement, hetwelk reeds zoolang zijne eigene belangen van die des lands had afgescheiden, verwierp deze politiek. Wij willen haar nu weder tot de onze maken in de hoop dat Frankrijk, door de ondervin ding geleerd, wijs genoeg zal zijn om haar in toepassing te brengen. „De koning van Pruisen heeft van zijne zijde verklaard dat hij geen oorlog voerde tegen Frankrijk, maar tegen de keizerlijke dynastie. Die dynastie is gevallen. Het vrije Frankrijk is opgestaan. Wil nu' de koniug van Pruisen een onheiligen strijd voortzetten, welke aan hem minstens even noodlottig zal wezen als aan ons? Wil hij aan de wereld der negentiende eeuw het wreede schouwspel geven van twee natiën, welke elkander vernietigen en die in strijd met alle humaniteit, redelijk heid en verstand puinhoopen op puinhoopen en lijken op lijken stapelen. Het sta hem vrij; dat hij dan de verant woordelijkheid daarvan voor de wereld en de geschiedenis op zich neme. Wordt het eene uitdaging, welnu wij nemen haar aan. Wij zullen geen duim breed van onzen vaderlandschen grond, noch een steen onzer vestingen afstaan. Een schandelijke vrede zou binnen korten termijn tot een vernietigingsoorlog leiden. Wij willen slechts onderhandelen om een duurzamen vrede tot stand te brengen. Daarbij is ons belang dat van geheel Europa en wij hebben redeDen om te vertrouwen dat de quaestie, alzoo van alle dynastieke overwegingen ontdaan zich in de kanselarijen zal voordoen. Maar al stonden wij alleen, wij zullen volharden. Wij bezitten een vastberaden leger, welvoorziene fortificatiën, goed gebouwde vesting wallen, maar vooral de borst van drie honderd duizend strijders, vastbesloten om tot den laatsten man stand te houden. Wanneer zij daar in vrome stemming kransen gaan leggen aan den voet van het monument van Straats burg, dan gehoorzamen zij niet slechts aan een gevoel van bewondering, maar dan ontleenen zij daaraan hun heldhaftig wachtwoord. Zij zulleD zich hunne broeders uit den Elzas waardig betoonen en evenals zij weten te sterven. „Na de forten, de wallen; na de wallen, de barrikaden. Parijs kan het drie maanden lang uithouden en overwin nen; mocht het vallen, dan zou Frankrijk aan zijne roep stem beantwoorden en het wreken; geheel Frankrijk zou den strjjd voortzetten en de aanvallers zouden daarbij ten onder gaan. „Ziedaar, mijnheer, wat Europa wel moet weten. Wij hebben bet bestuur met geen andere bedoelingen aan vaard en wij zullen het geen minuut langer behouden indien wij de bevolking van Parijs en geheel Frankrijk niet bereid vinden om onze gevoelens te deelen. „Ik resumeer deze met een enkel woord. Voor God, die ons hoort; voor het nageslacht, dat ons zal beoordee- len, betuigen wij dat wij den vrede willen. Maar indien men een heilloozen oorlog tegen ons wil voortzetten, dien wij zelf hebben, afgekeurd, dan zullen wij onzen plicht tot het einde vervullen, en ik heb het vast ver trouwen dat onze zaak, die van het recht en van de rechtvaardigheid, eindigen zal met te zegevieren. „In dezen zin verzoek ik u den toestand te willen toe lichten aan den heer minister van het hof, waarbij gij geaccrediteerd zijt en in wiens banden gij afschrift zult laten van dit stuk. „Ontvang, mijnheer, de betuiging mijner hoogachting „De minister van buitenlandsche zaken, „Jules Favre." Straatsburg. Uit Scbiltigheim, in de nabijheid van Straatsburg, wordt van den 3en dezer het volgende geschreven „Gisteren is de zeer belangrijke ontdekking gedaan, dat Straatsburg door een onderaarsche telegraaf in ver binding stond met Metz. De verbinding is thans verbro ken en heden is iemand gevat, die aan die telegraaf ge werkt had. Men verzekert dat de kommandant van Straatsburg langs dien weg allerlei valscbe berichten over do zege der Fransche wapenen heeft ontvangen. Volgens mededeelingen van personen die gisteren nog nit de vesting zijn gelaten, waren de inwoners echter algemeen overtuigd van de nederlaag van het Fransche leger, hoewel zij nog niets wisten van de laatste veld slagen op de Belgische grenzen. De bevolking moet ge heel ter nedergeslagen en moedeloos zijn en alle hoop hebben opgegeven. Haar toestand is dan ook verschrik kelijk. Niet dan met groot levensgevaar kan men over de straten gaan; de levensmiddelen worden dagelijks minder, duizenden hebben bijna niets meer; velen heb ben ook door de verschillende branden al hunne bezittin gen verloren van groenten, aardappelen enz. is volstrekt geen sprake meer, rund- en varkensvleesch is alleen voor ontzettend hoogen prijs nog te verkrijgen, en zelfs zeer gegoede personen zijn blijde als ze nu en dan wat paar- denvleesch kunnen bekomen. „De gouverneur en de prefect hebben hunne bureaux in de kelders der prefectuur. De bevolking is zeer ver bitterd tegen den gouverneur, te meer omdat hij zijne eigene familie bijtijds in veiligheid heeft gebracht en nu althans overtuigd moest zijn, dat er geen hoop op ontzet meer is. Zijn hardnekkige verdediging wordt toegeschreven aan het sneuvelen van zijn zoon in een gevecht tegen de Pruisen. „Op dit oogenblik zwijgt het geschut geheel; er is een uur wapenschorsing, teneinde in de stad de dooden te kunnen begraven. De plantentuin wordt voor kerkhof gebruikt en rijk en arm worden, zonder ondeischeid, in lange rijen begraven. Heden morgen bad een voorposten gevecht plaats, doch van weinig beteekenis. Gisteren avond, toen de officieren van het 24« regiment landweer rustig hij elkander zaten, vloog een bom in de kamer,en giDg zoo kort langs het hoofd van den betaalmeester heen, dat zijn hals gebrand werd; de officieren stoven de deur uit, de betaalmeester sprong het venster uit en de bom barstte zonder verder eenige schade aan te richten. De tweede paralel rondom de vesting is heden gereed gekomen. De rivier de UI is te Erstein door een kanaal afgegraven en zal dus niet veel water meer voor de grach ten der vesting leveren. Meer in de nabijheid der vesting worden, tot gelijk doel, nog meer afleidingen gemaakt. „Hier in Schiltigheim is, behalve het tot hospitaal in- gerichtte klooster en enkele kleine huizen, bijna geen gebouw ongedeerd. Verscheidene arme gezinnen leven hier en in andere plaatsen rondom de stad sedert weken van de milddadigheid der soldaten. „Zooeven vernam ik dat gisteren avond 15 karren met inwoners de stad hebben verlaten en dat heden nog 30 gezinnen zullen volgen. Ik had gelegenheid een der personen te spreken, die uit de stad waren gekomen. Hij vertelde mij, dat verschillende der grootste straten geheel waren uitgebrand en dat verscheidene bekende gebouwen waren vernield, alshet protestantsche gym nasium, de nieuwe kerk, de prefectuur, het stadhuis, het paleis van justitie, een deel van het hospitaal, en som mige gedeelten der citadel. Het Munsterplein is bedekt met steenklompen, verbroken beelden en verkoolde over blijfsels van allerlei aard; van alle huizen in de onmid dellijke nabijheid van den Munster is nog maar éen onge deerd gebleven: het hooge, oude, bouwvallige huis, dat men gewoonlijk naast den Munster ziet afgebeeld. De Munster zelf is, helaas! erg beschadigd. Het orgel, het wereldberoemde astronomische uurwerk, het hoogaltaar, alles is verwoest. De toren heeft ook veel geleden. „De tijdingen omtrent de laatste gevechten en de ge beurtenissen te Parijs zijn hier met groote blijdschap 1 vernomen. Men wenscht elkander geluk en hoopt dat de oorlog nu spoedig geëindigd zal zijn. Het bombardement der stad is intusschen weder aangevangen en wordt met kracht voortgezet." Uit Rome. Een correspondent van een Fransch blad schrijft van den 30en Augustus het volgende uit Rome: „Op den 25e" Augustus in den namiddag heeft de paus zich volgens gewoonte naar de kerk van den heiligen Lo- dewijk van Frankrijk begeven, om den patroon der kerk te aanbidden. De geestelijken der kerk en de markies de Banneville waren aanwezig om zijne heiligheid te ontvangen. Het trok de aandacht, dat de gezant langen tijd zachtjes met den paus sprak. Hij had een ontmoe digd voorkomenzijn gelaat stond droevig. Pius IX, naar hem luisterende, vouwde de handen samen, en sloeg zijne blikken ten hemel, evenals of hij aan een sterfbed stond. De ontmoeting van den paus met den afgezant maakte een diepen indruk op de aanwezigen ener liepen de treurigste geruchten over den toestand van Frankrijk. „Men was hier zeer verbaasd over de aankomst van het Fransche fregat l'Oréuoque te Civita-Vecchia en over de geheime zending, die de dagbladen het toeschre ven. Tegelijkertijd kwam ook met een eveneens ge heime zending het Engelsche fregat la Défence aan. De kommandant van dit fregat, de heer Salomon Nowel, werd door den paus in een bijzonder gehoor ontvangen. Men onderstelt dat aan boord van zijn schip hutten waren om zijne heiligheid in te ontvangen. Dit gerucht kwam mij zeer onwaarschijnlijk voor, daar bet zeer zon derling zou zijn indien Engeland den paus drong om naar Malta te vluchten, terwijl hij aan iedereen verze kert, dat hij te Rome veilig is en dat de Italianen nooit in de eeuwige stad zullen binnenkomen. „De houding van het Italiaansche gouvernement is tot op dit oogenblik voor iedereen een raadsel. De soldaten staan met het geweer in den arm op de Romeinsche grenzen en lijden er Tantalus-plagen. Geregeld loopt drie of vier maal in iedere week het gerucht, dat zij de grenzen zullen overtrekken en telkens ondervindt het leger dezelfde teleurstelling als de inwoners van Rome. Intusschen komen voortdurend nieuwe troepen naar Temi, Narni, Magliano en Orte. „Al de reizigers, die van daar komen, verzekeren dat er reeds meer dan 100,000 man aan de grenzen staan. Lange treinen artillerie, bagagewagens en ambulances ziet men op alle wegen. Het is het uittrekken tot een schoonea en goeden strijd en het zou kinderachtig zijn te onderstellen dat deze belangrijke krachtsontwik keling tegen de Garribaldianen zou zijn gericht, die, wat men ook moge zeggen, geen teeken van leven geven, en er volstrekt niet aan denken de poging van Mentana te vernieuwen. „Eindelijk liep hier nog het gerucht, dat het Itali- aansch ministerie besloten was tot een coup d'etat, en dat het leger het gebied van den paus zou binnentreden, naar Rome gaan, haar tot hoofdstad van Italië uitroepen, en als eenmaal de Romeinsche quaestie alzoo plotseling was opgelost, naar Frankrijk zou trekken om de Pruisen te helpen verjagen. Dit alles komt mij evenwel als zeer raadselachtig voor. „Deze tijdingen hebben hier echter een groote bewe ging veroorzaakt. Onze anders zoo stille en verlatene stad bood gisteren avond het schouwspel van een bui tengewone opgewondenheid aan. De liberale partij neemt, naar men zegt, maatregelen om de quaestie door een groote demonstratie, die de Italianen zou noodzaken haar bij te staan, op te lossen. Ik geloot dat deze demon stratie nog in deze week zal plaats hebben. De pauselijke politie zit als op heete kolenin hare koortsachtige aandoening drukt haar gezag zwaar op iedereen. „Eergisteren en gisteren heeft men eene menigte per sonen uitde aanzienlijkste kringen gearresteerd. De poli tie beweert een groote samenzwering te hebben ontdekt, die het Italiaansche leger wil binnenroepen. Er worden veel bekende personen genoemd, waarvan sommige zouden gevat zijn en andere door de vlucht ontkomen. Daar er nog een groote verwarring heerscht in de berichten omtrent deze samenzwering zal ik die namen niet opnoemen, teneinde niemand valschelijk te be schuldigen. „De oproeping onder de wapenen in Frankrijk van alle mannen van 25 tot 35 jaar zal aan het pauselijk leger een vijtigtal zouaven ontnemen en de ontbinding van het legioen van Antibes, dat toch eigenlijk maar een groote last voor de pauselijke regeering was, voltooien. „Aau de gendarmerie en de artillerie worden Rem- mingtongeweren in de plaats van achterlaadgeweren uitgereikt."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 3