De minister van binnenlandsche zaken heeft evenzeer krachtig „deze onwaardige beschuldigingen" afgekeurd. Hij verklaarde zich overtuigd dat er voor alle Franschen slechts éen godsdienst bestond: de godsdienst der vaderlandsliefde. De gevolmachtigde minister van Nederland bij het Fransche hof heeft een brief openbaar gemaakt, waarin de bewering van den correspondent van the Times in Luremburg wordt tegengesproken als zou hij hebben te kennen gegeven gelijk wij dezer dagen vermeld den dat zijn gouvernement een kleine schending van het Londensch tractaat zou hebben willen veroorloven en de Franschen zou hebben willen toestaan om het Luxemburgsch grondgebeid door te trekken. Deze tegenspraak was trouwens ten deele overbodig. Wat ter wereld zou het Nederlandsch gouvernement immers te maken hebben met het doortrekken van het groothertogdom Luxemburg door Fransche troepen De Nederlandsche diplomatieke agenten hebben waaylijk door de Luxemburgsche quaestie een maar te goede les ontvangen om zich niet meer te bemoeien met zaken, waarmede zij niets te maken hebben. De Belgische regeering heeft aan alle stationschefs zeer streng bevel gegeven om geen enkelen Franschen of Duitschen gekwetste op te nemen, van waar hij komen mocht of waarheen hij zich mocht begeven. Dergelijk vervoer zou in strijd zijn met België's neutraliteit. De Belgisch ministerieele circulaire kan tevens tot ant woord strekken op de vraag van sommige Nederlanders, waarom geen Duitsche of Fransche gekwetsten in Neder land worden verpleegd. TELE&RAMMEN na het afdrukken van bet vorig nommer ontvangen. Parijs. Men is hier begonnen om in het belang der verdedi ging verschillende huizen in de nabijheid der vesting werken af te breken. Brussel De spoorwegdienst op Parijs is voor reizigers ge schorst. De conducteurs op de spoorweglijn naar Mau- beuge beweren dat er Dinsdag tusschen Montmédy en Sedan gevochten is. Maandag ochtend is bij Audun een klein gevecht geleverd. Laatste berichten. Berlijn. (Officieel legerbericht). Gisteren heeft bij Varennes, tusschen Grand-Pré en Verdun, een gevecht plaats ge- bad, waarin de Pruisische troepen, de voorhoede van het twaatde legerkorps, eene overwinningbehaalden. De Pruisische troepen hebben de spoorweg-rails bij Thionville opgebroken. Volgens gerucht is gisteren een door afdeelingen turco's bezet dorp tusschen Vouziers en Attigny stor menderhand door de Pruisische troepen bemachtigd. Twee eskadrons Fransche huzaren zijn gisteren door de Pruisische troepen krijgsgevangen gemaakt. Alhier is het gerucht in omloop dat een gedeelte van Bazaine's Jeger gisteren verslagen is geworden door de Pruisen en dat heden een nieuwe slag is aangevangen. Keizer Napoleon, die zich van Sedan naar Mont médy wilde begeven, heeft dit voornemen, tengevolge vau de positie der Pruisische troepen, niet kunnen ten uitvoer brengen en is bij Armigny naar Sedan moeten terugkeeren. Brussel. Uit Carignan wordt gemeld dat gisteren morgen te twaalf uur een veldslag tusschen de Fransche en Pruisi sche troepen is aangevangen, welke te vier uur des mid dags nog voortduurde. De Fransche troepen, op marsch naar Mouzon, waren door de Pruisen aangevallen. Brussel. De overwinning gisteren door de voorhoede van het twaalfde Duitscke legerkorps behaald, had plaats te Nouart. Arlon. Een deel van het leger van Mac-Mahon is tus - sclien Carignan en Mouzoii door de Pruisen ver slagen en op de vlucht gej'aagd. ïïit Londen. Aan de Kölnische Zeitung wordt uit Londen ge schreven „Het is zeer raadzaam de menigvuldige geruchten die omtrentEngelsche voorstellen tot bemiddeling in omloop zijn, niet onvoorwaardelijk geloof te scheuken. Wel is waar ontbreekt het niet aan den wil tot bemiddeling, maar het Engelsche kabinet maakt zich volstrekt'geen droombeelden over den staat van zaken en weet zeer goed dat zijn voorstellen tot bemiddeling noch in bet Fransche, noch in het Duitsche leger gunstig zouden worden ontvangen. Het is bepaald onjuist dat Granville ergens bepaalde vredesvoorstellen gedaan heeft, en even onjuist is het dat de Engelsche premier zou gezegd heb ben: „wij moeten zorg dragen dat de overwinnaar niet te sterk wordt." Den 10n Augustus, toen de zege der Duitsche wapenen nog bij lange na niet zoo zeker was als thans, heeft hij in het lagerhuis gezegd: „dat het tegen het belang dergroote mogendheden zou zijn, indien een van hen een al te groote. vermeerdering van macht zou krijgen." Hoewel dit eene uitdrukking is die ieder staatsman, ook graaf vonBismarck, zou onderteekenen, zoo volgt daaruit nog niet dat de vergrooting van Duitsch- land met den Elzas en Lotharingen een „al te groote vermeerdering van macht" zou zijn. Een zoodanige ge volgtrekking is evenmin gerechtvaardigd als het ver haal dat Engeland een verbond met Rusland heeft gesloten om zich tegen iedere vergrooting van Frankrijk ten koste van Duitschland te verzetten. Een dergelijke overeenkomst is niet gesloten en zal ook nooit gesloten worden. Men heeft nog geen enkele verbintenis aange gaan, dan alleen die de aard der omstandigheden vorderde: dat de onzijdige mogendheden, afzonderlijk en gezamenlijk, het mogelijke zullen doen om ter ge legener tijd bemiddelend en verzoenend tussehen- beide te treden. Hoe kan het ook anders, zoolang de Fransche regeering indien van haar nog sprake kan zijn de gezanten der groote mogendheden in Parijs even zoo goed als de kamer en het Fransche volk de vezekering voorliegt, dat Frankrijk thans over grooter krachten kon beschikken dan in het begin dezer maand, dat zich beslissende zaken voorbereiden, dat de vernietiging van het Duitsche leger zeker is, en dat in het midden van September geen Duitsch soldaat zich meer op Fransch gebied zal bevinden. Dat zyn verzeke ringen die lord Granville hier en lord Lyons te Parijs nog voor een paar dagen van de Fransche diplomaten vernamen. Daar men die heeren toch moeilijk in het ge zicht kan zeggen dat zij weder belogen zijn of zelf liegen, blijft voor de bemiddelingszucht der diplomatie geen andere keus over dan den gang der gebeurtenissen af te wachten. Waarom er echter zoo onbeschaamd en verachtelijk gelogen wordt is een raadsel, waarmede wij hier onze hoofden vermoeien. De leugens zijn afschuwe lijk en worden door de meerderheid van het wetgevend lichaam voor goede munt aangenomen. Evenmin als daaraan twijfel kan bestaan, even zeker is het dat de werkelijke stand van zaken in Parijs bekend moet zijn, door de telegrammen die door de agentuur Havas van hier naar Parijs worden gezonden. En al worden aan het publiek en de meeste dagbladen de belangrijkste tijdingen onthouden, aan de omgeving van Palikao zullen zij wei bekend zijn. Men kau het dus niet anders ver klaren dan dat de heeren, die aan het hoofd der regeering en van de kamer staan bet bedrog mot opzet willen vol houden, tot Parijs met eigen oogen zal zien, dat redding onmogelijk is, waarna voor den keizer slechts zal over blijven een demoedigen vrede te sluiten. Daarom, en daarom alleen, verheft zich nog geen enkele stem om de afzetting van den keizer te vorderen en daarom wordt de linkerzijde overschreeuwd, als zij die in het debat op den voorgrond wil brengen. Verschillende partijbladen noe men het vaderlandsliefde dat zij den keizer en de dynas tie geen achting waardig rekenen, doch in waarheid verbergt zich daarachter het verlangen om hem ter zijde te stellen, alvorens hij dooreen vernederenden vrede zich zelf voor altijd terzijde heeft gesteld. Hij heeft den krijg aangevangen, hij moet hem ook eindigen wie ook op zijn standpunt stond, hij zou even goed verloren zijn als hij. Openlijk wordt deze gedachte nog niet uitgespro ken, maar het doel is echter duidelijk, en zonder dat zou onverklaarbaar zijn, dat de kamer de leugens van Palikao altijd maar opnieuw zwijgend en somtijds met bijval aanneemt. Het tooneelspel nadert echter spoedig zijn einde. Hier is liet reeds lang uitgespeeld. Zelfs the Post en the Herald, die anders alles wat uit Parijs kwam geloovig aannamen, gclooven niet meer aan de verzekering van eene vereeniging van Mac-Makon en Bazaine, aan de roemvolle ontzetting van het bij Metz ingesloten leger en aan den geestdrift voor den oorlog in Frankrijk. Ook van de verdediging der Fransche hoofd stad verwacht men hier slechts een oogenblikkelijk gevolg. Het is een zeepbel, die uit elkander zal spatten.'" Brieven uit België. Brussels Augustus. De afgeloopen week is waarlijk van parlementair belang geweest. Voor de eerste maal hebben wij, nadat de rollen verwisseld zijn, in de kamer van vertegenwoor digers een zeer ernstige politieke discussie bijgewoond» De telegraaf heeft er u reeds een weergalm van over gebracht. Zonder in een nauwkeurige analyse te willen treden van een debat, dat ten slotte op dit oogenblik toch maar van ondergeschikt belang is, moet ik u op een merkwaardig feit wijzen, n.l. dat het uit deze discussie gebleken is, dat, wanneer de conservatieve en clericalo partij al in getal de meerderheid heeft, zij wat talent, welsprekendheid en parlementaire behendigheid betreft, toch altijd de minste blijft. Dit is voor de toekomst niet zonder belang. Ik ben overtuigd, dat wanneer eenmaal de vrede hersteld is, het tegenwoordig ministerie zich niet zonder moeite staande zal houden. Aan de regee ring gekomen door het toedoen der doctrinairen, door zekere matheid der publieke opinie die het herhaal delijk vragen om hervormingen, die toch altijd stel selmatig geweigerd werden, moede was maar vooral door de beloften van hervormingen, die zij zoo mild uitstrooidekomt de clericalè partij reeds nu aan hare plechtige beloften te kort. Al de ministers de den bergen van beloften. Sommige, zooals de heer Jacobs, waren de beschermers van het leger, anderen, zooals de heer Cornesse, minister van justitie, wilden een hervor ming van het kiesstelsel in den ruimsten zin, en wat is er van al die beloften geworden? Zij zijn met den wind weggedreven. De gewezen liberale ministers, het doctrinaire drietal Frère, Bara, Pirmez, hadden van toen af vrij spel. Het was vooral merkwaardig om te zien met welk een wraak zuchtige zelfvoldoening de heer Frère Orban zijn opvolger in het departement van financiën, den heer Jacobs, op de pijnbank liet zitten, hoe hij hem zijne vroegere redevoeringen voor de voeten wieip, hem bloot legde en aantoonde dat bij een ijverzuchtig rede naar, een clericaal, niets meer of minder was. En denkt ge dat het meerendeel der ministers getracht heeft de hen toegeworpen steenen in den doctrinairen tuin te doen terugvallen? Zij hebben het aan anderen overgelaten. De heer d'Anethan, het hoofd van het kabinet, heeft zich met deze woorden „gij vergist u wanneer gij denkt dat er een hooge en lage rechterzijde bestaat," tevreden ge steld. De catholieken ziju éen, en hunne stem zal u daar van bewijzen geven. Waarlijk met uitzondering van den heer Coomans, die den moed heeft zich zelf te blijven, volgen al de clericalen den weg van de levenmakers in het wetgevend lichaam. Maar het stemmen is niet vol doende in een vergadering, waar de tribune vrij is. Het is waar, dat de afgevaardigden der rechterzijde bijna een voorbeeld namen aan het wetgevend lichaam, dat een oorverdoovend geweld gebruikt tegen de sprekers der linkerzijde, waarmede bet zich niet kan vereenigen. Maar met mannen als de heer Frère Orban missen deze middelen hun doel. Hij maakt zich verstaanbaar wanneer hij wil, zoo groot is de invloed van zijn woord, wanneer hij tegen zijn tegenstanders uitvaart. Vraagt het aan den heer A. Nothomb? Hij heeft hem het hoofd willen bieden, hij werd met éen woord verslagen, en hij had het ver diend. Zeker was het niet zeer naïf om te denken dat een officierskruisje groot genoeg was om de vlek te be dekken, die het deelgenootschap aan de knoeierijen van den heer Langrand op hem geworpen heeft, maar belee- digingen toe te werpen als de rechtbank u den volgenden dag failliet verklaart, dat is onbeschaamdheid op naïeve- teit gegrift. De radicale partij in de kamer verzamelt zich en wacht af. Zij moet zich gewennen aan de planken van het wetgevend tooneel, waarop nieuwelingen licht kunnen uitglijden en die aan menig talentvol man de Lampen/ie- her op het lijf jaagt. Evenwel zijn er eenige, die zich niet in den strijd der doctrinairen zullen mengen, maar trachten populair te worden en zelfstandig te blijven. Een der afgevaardig den uit Brusselj de advocaat Dénecin, zal dadelijk bij de opening van de volgende zitting een voorstel doen tot herziening der grondwet. Ik betnerk, dat ik u geen woord over den oorlog ge sproken heb. Gij zult moeten bekennen, dat dit een tour de force is. Het is tegenwoordig onmogelijk vijf minuten mot iemand om te gaan zonder over den oorlog te spreken. Helaasmen kent er het einde nog niet van

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 3