MIDDEIBUMSCHE COURANT
BIJVOEGSEL
VAN UK
van Woensdag 17 Augustus 1870. No. 194.
Van het oorlogstooneel.
In de stad Colmar, die geheel van bezetting ontbloot
was,heelt zicheene compagnie vrijwilligers gevormd, die
den dienst in de stad zullen waarnemen, ondersteund door
eene compagnie pompiers. De vrijwilligers dragen een
rooden en groenen armband, welke kleuren die van het
wapen der stad zijn. Deze laatste is verdeeld in verschil
lende divisies en vijf kwartieren, voor de regeling der
wachtposten. Iedere post bestaat uit 5 tot 10 man, die tus-
schen 8 uur 's avonds en 5 uur 's morgens patrouilles
maken, en hun eigen bevelhebber benoemen. Iedere
patrouille wordt vergezeld door een agent van politie.
De generaal Palikao heeft geheele regimenten
artillerie, dragonders en linietroepen naar het oosten
en noorden gezonden. De 70,000 man die hij verzekerde
dat binnen drie dagen gereed zouden zijn, zullen naar
de verdedigingslinie worden gezonden.
De keizerin, die moeilijke gebeurtenissen voorzag,
heeft eene beschrijving van de kroonjuweelen doen ma
ken, opdat men haar niet zou kunnen beschuldigen dat
zij die als haar bijzonder eigendom zou hebben beschouwd»
iets waarvan de koningin van Spanje beschuldigd is.
Het schijnt, dat Oostenrijk, zich naar de zijde van
den sterkste wendende, troepen uit Silezië terugtrekt,
waardoor Pruisen, dat nu de grens alddaar niet behoeft
bezet te houden, over 50,000 man meer zou kunnen be
schikken.
Yoor de vestingwerken van Parijs zijn in een paar
dagen 12,000 aardwerkers aangenomen om alles in staat
van verdediging te brengen. Over enkele dagen ver
wacht men dat alles geheel in orde zal zijn, daar reeds
aanmerkelijke vorderingen zijn gemaakt.
De beide personen, die voor een paar dagen op de
„Place de la concorde" gevangen genomen zijn als Prui
sische spionnen,zijn gebleken een koopman uitParijsen
een uit de provinciën te zijn, die de zitting van het wet
gevend lichaam wilden bijwonen. Hunne gevangenneming
was het gevolg van eene beschuldiging van een ambte
naar der telegraphie bij het ministerie van binnenland-
sche zaken. Zij zijn thans in vrijheid gesteld.
De Amerikaansche Bonaparte, Jerdme Napoleon,
kleinzoon van Jeröme Napoleon en mevrouw Patterson
Bonaparte, heelt New-York verlaten om zich naar het
Fransche leger aan den Rijn te begeven. Hij heeft zijne
opleiding voor den militairen dienst te West-Point
ontvangen en heeft een deel uitgemaakt van het leger
der Vereenigde staten. Als Fransch soldaat heelt hij zich
in de oorlogen in de Krim en Italië onderscheiden.
Het Journal officiel beweert zeker te weten dat de
Beiersehe troepen,die thans nevens de Pruisische strijden,
nog met het oude percussiegeweer gewapend zijn. Zij
zijn de eenige die het naaldgeweer nog niet hebben.
Yan Fransche zijde wordt erkend, dat Luxemburg
met volkomen onpartijdigheid en welwillendheid de
wetten der neutraliteit handhaaft. Het grootste gedeelte
van de heelkundigen in het groothertogdom wijden
hunne zorgen aan de Fransche of Pruisische gewonden.
Een groot aantal gewonden zijn in het hospitaal of in
bijzondere huizen te Luxemburg opgenomen.
De Pruisische regeering heelt bekend gemaakt
welke goederen zij als oorlogscontrabande beschouwt,
te weten: wapenen, kruit, salpeter, zwavel, lood, potasch,
soda, haver, paarden, stroo, steenkolen, cokes, koren,
meel, groenten, vee, enz. Men zou volgens een Fransch
blad, eenvoudiger kunnen zeggen: de vier rijken der
natuur.
Naar verzekerd wordt hebben de Amerikaansche
generaal Philip Sheridan en de majoor Forsyth eindelijk
vergunning gekregen, de eerste om het Pruisische en de
tweede om het Fransche leger gedurende den oorlog te
volgen.
Het grootste gedeelte der door de Duitschers
gevangen genomen Franschen wordt naar Gaudens,
Spandau of Berlijn gezonden. Zij hebben vrijheid om
aan hunne betrekkingen te schrijven, onder voorbehoud
van hunne brieven te doen lezen door de militaire over
heid van hunne verblijfplaats.
De generaal Steinmetz heeft, vóór hij met zijn korps
ten strijde trok, de volgende legerorder uitgevaardigd
„Soldaten! Binnen weinige dagen zult gij tegenover den
vijand staan. Met Gods hulp zult gij uwen ouden roem
handhaven, voor uwe vaandels nieuwe lauweren verove
ren, bij die van het jaar 1366,toen ik de eer had u aan
te voeren, en met trots zal het vaderland op zijn zonen
staren. Toont dat gij tot een leger behoort, dat de be
schaving dezer eeuw huldigt, door beschaafde en vrien
delijke handelingen, matigheid, en eerbied voor eens
anders eigendom bij vriend of vijand. Een ieder uwer
handhave de eer en de roem van het vaderland."
Het bezetten van Nancy, de oude hoofdstad van Lo
tharingen, door de Pruisen, geschiedde door een onderoffi
cier en een zestal manschappen, die eenigen tijd later
gevolgd werden door een detachement cavalerie, hetwelk
de spoorwegrails een eind weegs door de burgerij liet
opbrekèn en alle telegrafische gemeenschapsmiddelen
vernielde. Het inbezitnemen van dergelijke open plaat
sen geschiedt dikwijls door de eene of andere vijandelijke
patrouille, welke spoedig daarna weder vertrekt. Zoo
verhaalt een der plaatselijke dagbladeD dier streek de
komst der Pruisen te Frouard, die deze plaats ook in
bezit wilden nemen. Ongeveer te twaalf uur wandelde
de stationschef bij het station op en neder, in afwachting
van een trein met troepen, toen men hem kwam melden
dat de Pruisen op de brug waren. Op hetzelfde oogen-
blik galloppeerden vijf Pruisische uhlanen, onder bevel
van een officier, het stationsterrein binnen en begaven
zich onmiddellijk naar de telegraaf om de draden af te
snijden. In de wachtkamer bevond zich een achterblij
ver van het laatst doorgemarcheerd korps infanterie.
Op het gezicht van de Fransche uniform wierpen zich
een paar der Pruisische cavaleristen op hem, met pisto
len in de hand. De soldaat, die ongewapend was, ver
klaarde zich over te geven, maar eensklaps zien de
Pruisen door een glazen binnendeur nog vier of vijf
eveneens ongewapende achtergebleven soldaten. Nu
begonnen zij rechts en links hunne pistolen af te schie
ten, zoodat de spoorwegbeambten allen zoo spoedig
mogelijk een veilige wijkplaats zochten voor de kogels.
In een bij het station gelegen herbergje bevonden
zich echter twee turco's en een zouaaf, allen met hunne
chassepots gewapend. Op het geluid der pistoolschoten
kwamen zij naar buiten en nu lagen spoedig twee Prui
sen doodelijk getroffen op den grond, terwijl de Pruisische
officier door een geweerkogel gewond werd. Op ditoogen
blik kwam tevens de verwacht wordende trein met
troepen aan. De daarin gezeten officieren en soldaten
sprongen uit de rijtuigen nog voordat de trein stil hield.
De Pruisische ruiters hadden echter reeds een goed
heenkomen gezocht en passeerden de rivier weder.
Dergelijke voorvallen hebben bij het voortrukken van
een leger in een vijandelijk land dikwijls plaats. Zulke
bezoeken van patrouilles aan open plaatsen, waar juist
het laatste detachement is afgemacheerd en welke dus
tijdelijk van troepen ontbloot zijn, houden de bevolking
in onrust en strekken dikwijls om verrassingen voor te
bereiden. Overigens moet tengevolge van zulke overal
rondzwervende alarmeerpatrouilles een vijandelijk leger
korps soms geruimen tijd en op afmattende wijze onder
de wapenen blijven.
Reeds vroeger is gemeld dat de correspondent van
le Temps gevangen genomen was. Niet onbelangrijk is
het volgende door hem medegedeeld relaas zijner weder
waardigheden. Hij is er vrij wat gelukkiger afgekomen
dan onderscheidene zijner collega's. De heer Jezierki,
de correspondent van 1' Opinion nationale, van wien hij
in dezen brief nog melding maakt, is toch later op het
oorlogstooneel gedood. De verslaggever van den Figaro,
de heer Chabrillat, werd bevrijd na reeds drie bajonnet-
steken te hebben bekomen en de heer About isnogaltijd
vermist.
Mets, Vrijdag 5 Augustus.
Einde goed, alles goed-, maar indien mijn depêche van
gisteren uit Boulay, gelijk ik hoop, u eindelijk het staken
mijner correspondentie verklaard heeft, zoo zult gij dezen
brief niet noodig hebben om u de aandoening voor te
stellen, die zich sedert drie dagen van mij meester ge
maakt heeft. Ik zal morgen of zoo aanstonds op de zaak
van Saarbrück terugkomen, waarover ik, niet een ver
haal reeds door anderen gedaan, maar mijne eigene
inzichten en bijzondere indrukken heb te geven. Maar
laat ik beginnen met hetgeen het meeste haast heeft-
Het was Dinsdag, de dag van bovengenoemde gebeurte
nis, ongeveer drie uren. Ik had juist, zooals de heer Jezierki
van de Opinion nationale reeds verhaald heeft, een laag
kalk en kogelsdie op den rechteroever van de Saar
geworpen waren, ontweken en mij blijkbaar gericht naar
de troepen van den generaal Frossard, die op dat oogen-
blik zeer goed konden gezien worden. Ik bevond m$
juist achter deze groep, en een kogel is minstens 2 meters
van mij in den grond gedrongen.
Verscheidene officieren hadden mij verzocht bij hen
te komen soupeeren, maar ik had daarvoor bedankt, om
dat ik naar Stiring wilde terugkeeren, waar mijn klein
pakje linnengoed gebleven was, en ik den avond wilde
gebruiken om u te schrijven.
Eerst toen ik den linkeroever van de Saar beneden
onze stelling zoo rustig zag; toen ik de Pruisen van de
voorstad St. Jean, gelegen op den rechteroever, zoo hard
zij konden achter de huizen en de hellingen van den weg
die op een afstand van 2 kilometers in de bosschen uit
loopt, zag vluchten, kwam het denkbeeld bij mij op dat
mijne correspondentie veel belangrijker zou zijn, indien
iic eerst de stad had bezocht, en ik besloot dus daarheen
te gaan. Twee a driehonderd soldaten liepen reeds zoo
vlug zij konden den weg af en door de tuinen die
er heen leiden. Het geweer hing over hunne schouders
en na al de verbalen omtrent mijnen en hinderlagen,
was dit een groote onvoorzichtigheid. De generaal
Frossard wantrouwde zelf, zooals men zeide, een gebouw
waaruit de witte vlag met het roode kruis der ambulan
cen hing, en dat overigens niets anders was dan een
gesticht of school, hetgeen men kon opmaken uit de
gevelinscriptie: „Eert den ouderdom." Wat mij aanging,
ik daalde gerust af met den stok in de hand, en geen
ander wapen dan een revolver hebbende. Zoo kwam ik
er aan. Bij den eersten oogopslag scheen de stad feest te
vieren; zonneschijn, een talrijke bevolking in de groote
straat, waaruit nagenoeg geheel Saarbrück bestaat.
Geen versperde wegen, noch ondermijnde huizen zoo
als men beweerd hadeenige luiken gesloten, wel is waar,
en eenige sombere gelaatstrekken die niets goeds voor
spelden maar over 't algemeen lachte men. De soldaten
hielden hun reputatie van galanterie bij de schoone
sexe staande en hunne scherts werd niet slecht opgeno
men. Ik naderde met vertrouwen, wandelde door eenige
zijstraten en over het kerkplein, en ging eindelijk een
half openstaand koffiehuis binnen. Er was niemand dan
de koffiehuishouder die er niet zeer tevreden uitzag;
ik vroeg toch een „bock" en ging met mijn rug naar
de deur zitten. Toen ik een kwartier later naar huis ging
was niemand der onzen meer op straat. Alleen twee
roode pantalons vertoonden zich voor een huis, en
op dit oogenblik hoorde men twee kanonschoten aan
het einde van de groote straat, waar de brug van de
Saar ligt. Gij kunt begrijpen hoe spoedig ieder die op
straat was, verdween. Ik stond juist voor een winkel,
waar ik zoo even twee aardige gezichtjes gezien bad,
liep er binnen, en bijna op hetzelfde oogenblik zag ik
Pruisen, ten getale van 10, met den karabijn in de vuist
aankomen, zich van twee soldaten meester maken, die
ik zonder op mijn eigen toestand te letten had willen
helpen, vervolgens de huizen doorzoeken, daar men hun
waarschijnlijk de tegenwoordigheid van een anderen
vreemdeling in de stad gemeld had. Ik moest mijn zin-
nej bij elkander houden. De bewoners van den winkel
toonden mij niets dan welwillendheid, daar ik hun mijn
betrekking gemeld had;maar mij daar te verbergen zou
voor hen gevaarlijk, ja onmogelijk zijn geweest. Ik bleef
dus bij hen en rookte mijn sigaar in afwachting van het
geen gebeuren zou. Driemaal gingen de soldaten, die
het huis overweldigd hadden,voorbij zonder mij te zien;
maar niets gaat boven het oog des meesterseen luitenant
van de landwehr, hun aanvoerder, komt van achter
binnen, den revolver in de hand, ziet mij, pakt my
bij mijn kraag, doet mij in drift eenige vragen,
en voordat ik een syllabe had geuit, legt hij op mij
aan en sleurt mij zóo mede. Welk een oogenblikVrees
gevoelde ik ingeenendeele, maar de schande van de hate
lijke wijze, waarop die lieden mij behandelden en waar
tegen ik weerloos was, staat mij nog voor den geest. Zon
der hoed, beroofd van mijn dubbelen lederen zak, dien ik
zoodra de schoten vielen dadelijk bad weggeworpen,
om mij beter onder de menigte te kunnen begeven,
beroofd van mijn revolver, waarvan ik daarenboven geen
gebruik had kunnen maken, zag ik mij alles, tot mijn
stok toe ontnemen en bij den kraag medegesleept, altijd
met den revolver op mijn borst gericht, soldaten achter
mij waarvan een mij een stomp met den kolf gaf, werd
ik gedragen, meer dan ik liep, naar de brug.
Daar ging het in een draf overheen; want onze kogels
bestreken die plaats ten volle. Men laat mij den hoek
van een huis omslaan. Twee wagens met stroo stonden
gereed. De twee soldaten lagen in den eenen en de re
volver wees mij den anderen wagen aan, waar ik dan
ook in stijg. De aanmerkingen die ik opnieuw wil
maken worden ontvangen met bedreigingen, die in woed©