25 officieren. Sommige compagniën hebben alle officieren verloren en moesten door onderofficieren worden aange voerd, daar ook de vaandrigs gesneuveld waren. „Talloos zijn de leden van Het roode kruis, die wij overal aantroffen, waaronder vele lieden die wakker en werkzaam overal hulp verleenden, maar ik vrees dat zich achter bet leger weder een zoo schandelijke troep zal verzamelen als in 1866 in Bohemen. Een groot nadeel berokkent ook de marketenterij, waarbij zich een hoop gespuis aansluit, die vriend noch vijand spaart als er lijken te berooven zijn." Mededeelingen van Eransche gevangenen. Een paar correspondenten van Fransche dagbladen hebben daarin een verhaal medegedeeld van hunne ge vangenneming door de Pruisen, na den slag van Woerth, waaraan wij de volgende bijzonderheden ontleenen: „Woerth was geheel door de Pruisen omsingeld; het regende kogels in de stad; „„O! die schurken, riep de eigenaar van het huis, waarin wij ons bevonden, zij schieten op de inwoners!"" De kogels vlogen door de ramen, stuitten op den muur en ricocheteerden tegen den zolder. „„Zij gaan iedereen doodschieten"" zeide de huisbaas. „„In Godsnaam"" was mijn antwoord. „Weldra stoof een troep Pruisische soldaten het huis binnen, wierp zich op ons en de bewoners, en drongen ons naar de straat met de bajonet op de borst. De kogels floten ons om de oor en. „„Ich bin Redactor of Zeitung von Frankreich,"" riep mijn collega, terwijl ik poogde te verzekeren, dat wij geen soldaten wareu. Het geschreeuw der soldaten onderdrukte echter onze stem en er werd geen acht op geslagen. Eindelijk kwam er een officier. Wij werden onderzocht en alles ontnomengeld, papieren, tabak, daarop aaneengekoppeld, twee aan twee, en toen klonk het „„for wertz!"" Ik vroeg wat men met ons wilde. „„For wertz, for wertzklonk het steeds. Zij die met ons gevangen genomen waren meenden dat wij buiten het leger weiden gevoerd om te worden dood geschoten. Buiten het slagveld gekomen kwamen wij bij een groep officieren, waaronder een hoofdofficier, wiens borst met ridderorden was bedekt, die tegen onze solda ten riep: „„For wertz!"" Zonder te weten of wij verstaan zouden worden, riepen wij „„wij zijn Fransche journa listen, gij zult ons toch niet laten doodschieten?"" De officier gaf een teeken om ons te doen naderen en vroeg ons eenige inlichtingen in het Duitsch. Op ons antwoord, werd zijn gelaat streng en zeide hij „„gij zijt beschul digd, van op de gewonden te hebben geschoten."" Ik antwoordde dat het een schandelijke leugen was en wij volstrekt geen wapenen hadden gehad. Hij gal daarop bevel ons van de boeien te bevrijden en ons terug te geven wat ons ontnomen was, en zeide dat wij naar Soultz, het hoofdkwartier van den kroonprins, gebracht zouden worden, aan wien hij kennis zou geven van het gebeurde. De officier, tot wien wij ons met zoo goeden uitslag had den gewend, vertrok toen met zijn staf. „„For wertz" schreeuwden onze soldaten en lieten niet na ons ruw vooruit te stooten. Op onze vraag wie de officier was, luidde het antwoord: „„de hertog van Co- burg." Wij twijlelden er niet aan of hij zou ons helpen. „Te Merchwiller ongeveer zeven kilometers van Woerth, werd in een kleine herberg een half uur halt gehouden. Ik was erg warm, want bij de gevangenneming had ik mijn hoed verloren en had in een brandende hitte bloothoofols van Woerth gemarcheerd, was geslingerd en gestooten. Ik vroeg een glas water, dat mij geheel verkwikte. Mijn collega had nog wat tabak en, na die in een stukje grof papier te hebben gewikkeld, rookten wij welgemoed deze afschuwelijke cigarette. „Het laatste eind werd zonder verdere bezwaren afge legd; maar zij vernieuwden zich toen wij te Soultz aan kwamen, door de moeite, die wij hadden om ons te doen verstaan door de soldaten en onderofficieren, die gehoord hadden waarvan wij beschuldigd waren, en daarom woedend op ons waren. Een officier zeide in het Fransch op een zeer beschaafden toou „„mijnheer, ik geef u mijn woord van eer, dat gij van avond zult worden opgehan gen."" „„Dank u wel, mijnheer,"" antwoordde ik. Wij bleven een oogenblik in de algemeene wachtkamer tot men bevelen had gehaald. De menigte van soldaten groeide steeds aan en werd telkens woester. Een officier, die dezelfde uniform droeg als de hertog van Coburg, trad op ons toe en zeide: „„mijne heeren, wat hebt gij te vreezen als gij onschuldig zijt. Er is hier eene recht bank!"" „„Wij vreezen niets, was het antwoord, indien wij maar niet behoeven te antwoorden dan aan hoofd officieren die Fransch verstaan."" Toen hij wilde ant woorden, klonk juist het bevel: „For wertz!" „Het was ongeveer acht urn toen wij in een kleinen kerker werden opgesloten. Spoedig bezocht ons een officier, die ons naar onze namen en betrekkingen kwam vragen en die ons de overtuiging schonk, dat de voor spelling omtrent onze terechtstelling dien avond wel niet zou worden vervuld. Wij moesten ons geld, papieren en andere voorwerpen wederom afgeven, maar ditmaal werd er een behoorlijk procesverbaal van opgemaakt. Wij kregen een kom water en een ijzeren bakje, benevens een stuk brood en een stuk walgelgk vleesch. De honger werd gestild en wij bereidden ons voor om den nacht door te brengen. Toen ik eenmaal gewoon was geworden aan den stap van den schildwacht en het geraas van den be waker, die elk kwartier door een luikje een blik in onze gevangenis wierp, sliep ik gerust in. Te zes uren werd ons door een meisje uit Soultz brood en koffie ge bracht. De soldaten verleenden haar toegangom den arm droeg zij den witten band met bet roode kruis,welke vereeniging in Pruisen talrijke aanhangers heeft. Ook kwam een koopman met hoeden en pettten, wij kochten onze benoodigdheden en betaalden met een bon op ons geld, die bij den gevangenbewaarder werd gede poneerd. „Tegen acht uren werd onze gevangenis geopend en trad een officier binnen, die naar de correspondenten van le Gaulois en le Figaro vroeg. Wij werden in eene kamer gebracht, waar men ons de beide bladen overhan digde, die onze laatste correspondentie's bevatte tot op het oogenlik van den slag bij Woerth. Dij luisterde wel willend naar onze verklaringen, sprak ze niet tegen en vroeg enkele ophelderingen over plaatsen in ouze correspondenties. Zonder eenig soldaat mede te nemen geleidde bij ons naar het kasteel van Soultz, waar wij wisten dat de kroonprins zijn hoofdkwartier had. Het voorhof was vol rijtuigen en in de voorzaal wemelde het van knechts in livrei. Wij werdeu in een groote, zeer schoone eetzaal gebracht, waar de staf van den prins het ontbijt gebruikte. De officier die aan tafel voorzat vroeg ons: „„gij hebt stellig een slechten nacht doorgebracht en zult behoefte aan een onbijt hebben. Wilt gij aan het onze deelnemen?"" Wij namen gaarne plaats op de aan geboden zetels. Bijna alle officieren spraken volmaakt goed Fransch. net gesprek duurde ongeveer een half uur. Zij spraken weinig over den slag, maar verzekerden dat onze troepen de hunnen krachtig hadden bestreden, en verklaarden dat zij belangrijke verliezen hadden ge leden. Zij deden ons opmerken, dat de maatregelen in het Fransche leger genomen omtrent de journalisten, oorzaak was, dat wij gedurende een dag waren blootge steld geweest aan het grootste gevaar van ons leven te verliezen. Ook gaven zij te kennen, dat de hertog van Coburg zijne belofte had gehouden. De prins had, zoo verhaalden zij ons, dien morgen den gewoudeu generaal Raoult reeds bezocht om te vernemen naar zijn toestand en of hij ook brieven voor zijne familie had te bezorgen. Toen wij vertrokken verzekerde ons een officier dat wij vrij waren doch in ons eigen belang vroeg hij ons woord van eer, dat we het gerechtshuis niet zouden verlaten voordat men gelegenheid had ous naar onzijdig grondge bied te brengen. „Wij kwamen langs een groep officieren, waarbij zich ook de kroonprins bevond. Een oogenblik daarna werden wij teruggeroepen. De prins verlangde ons te spreken. Ongeveer vijf en veertig jaren oud, groot en krachtig van gestalte en gekleed in een zeer eenvoudig uniform had de kroonprins van Pruisen volstrekt niet het uiterlijk van een soldaat. Zoowel in kleeding als in uitdrukking had hij een groote mate van burgerlijke goedaardigheid. Na ons de verzekering van onze invrijheidstelling te heb ben gegeven, sprak bij met ons over den oorlog, dien hij verfoeide, llij bewonderde den moed van ons leger eu wees op enkele feiten daarvan, die hij had opgemerkt, liet belangrijke gesprek,datongeweer 20 minuten duurde, eindigde met de mededeeling van den prins, dat hij in het einde van December te Parijs was geweest, waar hij den keizer had gezien, die hem en zijne vrouw steeds veel welwillendheid had getoond. „„Toen ik hem vaarwel ging zeggen, verhaalde de prins, verzekerde hij mij, dat hij eindelijk eeu minister had gevonden om een nieuw kabinet samen te stelleuhet was de heer Ollivier."" „lu onze gevangenis teruggekeerd kwam weldra een officier ons en al onze metgezellen uit Woerth in vrij heid stellen en gaf aan hen een vrijgeleide naar hunne woonplaats." Brieven uit België. Brussel 14 Augustus. Het is waarlijk een treurig schouwspel, dat thans de Fransche dagbladpers aanbiedt. Hoewel ik de laatste zou zijn om deel te nemen aan het wreed geschreeuw van Vae Victis, kan ik toch een gevoel van walging niet overwinnen bij het lezen van sommige Parijsche organen als la Liberté, le Pays, le Gaulois, le Figaro en tutti quanti. „Zoo zijn het dan twaalf honderd duizend man roept la Liberté uit die zich als wolven op ons wer pen. Zij verlaten bet bosch en hebben honger. 11 un finan ciewezen is eene mythe geworden. De spionnen, waar mede zij sedert eenige jaren Frankrijk bezoedelden, hebben hun schatkist uitgeput. Het zijn geen menschen, het zijn elementen welke thans tegen Frankrijk losbar sten. Heeft men wel eens nagedacht over de gevolgen, welke een paniek in deze wilde horden zou teweeg brengen. Wat al gruwelen en bloed! En deze paniek zal door onze eerste overwinning in het leven worden geroepen. Dat Bazaine overwinnaar zij onder de muren van Metz, en Pruisen, hetwelk heden zoo dreigend voor ons staat, zal morgen radeloos wezen! Zijne zonen zullen van hongersnood sterven, dat vreeselijkste van alle lijden. Niemand make zich alzoo illusiën. De aangevan gen strijd is reusachtig en beslissend van aard. De ver nietiging van Frankrijk of de vernietiging van Pruisen- zal daarvan het resultaat wezen." En het is la Liberté, bet meest oorlogzuchtig orgaan, dat zulke enormiteiten vol barbaarschheid nederschrijft. Het overige van dit artikel, hetwelk ik u bespaar, is in denzelfden geest. En zoo ziet men de dagbladen, welke ruimschoots deel hebben aan de verantwoordelijkheid voor dezen on ge lukkigen oorlog en daartoe met zooveel ijver hebben aangezet, nu na den slag bij Wissenbourg in dwaze woede ontstoken, slechts beleediging op beleediging slingeren tegen de Duitschers, terwijl zij die natie bij den aanvang des oorlogs zoo gemakkelijk meenden te zullen verpletteren, om daaraan dan zij, veile bewon deraars van den Cesar! de vrijheid te gaan breDgen. 'tls waarlijk belachelijk! En toch vindt treurig genoeg! dergelijke taal in Frankrijk hier en daar weerklank. Er zijn waar lijk lieden die niet tevreden met den heiligen oorlog te prediken, waartoe zij recht hebben zoover gekomen zijn vau moord aan te raden. Volgens hunne beweringen zijn alle middelen goed tegenover de invallers. Die lieden scbijnen echter geen besef te hebben van de verschrik kelijke weerwraak en ellende, welke zij daardoor zouden uitlokken als zij door hun drijven het sluiten vau den vrede óp eenig gegeven oogenblik mochten beletten. Al de onbeschaamde pochers, die bij hel begin van den veldtocht van het overtrekken van den Rijn en van Berlijn's bemachtiging spraken als van eene militaire promenade, kunnen thans met doodsbleek gelaat slechts beleedigende taal doen hooren. Ziedaar overigens nu het volle licht opgegaan over de verschrikkelijke gevolgen van het cesareaansche regime! - Het heeft de Fransche natie als hervormd. Zij is onherkenbaar geworden. Terwijl de Duitschers de gewonden zonder onderscheid van landaard verzor gen, en de Fransche krijgsgevangen, die bij duizende door Duitschland worden gevoerd op waardige wijze en met aan het ongeluk verschuldigden eerbied be handelen, schreeuwen eu schelden de Franschen tegen eenige weinige Pruisische krijgsgevangenen, die te Metz werden binnengebracht, en vraagt de heer Paul de Cassagnac zijne contributie aan de internationale ver eeniging te Genéve tot verpleging van gewonden terug Eu weet gij waarom? Hij kan niet begrijpen hoe men te gelijker tijd Duitsche en Fransche gekwetsten verple gen kan. De „kapitein Tracasse" der keizerlijke drukpers noemt dergelijke verpleging zonder onderscheid eene sentimcntalité grotesque. Tot zoo diep is dan die ridderlijke, edele natie gezon ken, welke zich er vroeger zoo terecht op beroemde dat hare officieren van gezondheid op het slagveld de ge kwetsten zonder onderscheid en naarmate zij werden aangebracht, met dezelfde zorg verbonden. Waarlijk er was wel een verschrikkelijk ongeluk zooals een inval op Frank rij k's grondgebied, misschien wel juist deze, noodig om de Fransche natie uit den afgrond te redden, waarin het keizerlijk régime haar gestort heeft. En de tegenwoordige toestand doet denken aan Turkije, Turkije met al zijn verraad, zijne gruwelen en zijne lafhartigheid. En wanneer wij nu het oog afwenden van deze treu rige gebeurtenissen en het richten naar ons klein België, dan levert ons dit weder een troostrijk schouwspel op. Hoewel de staatspartijen alhier geen aistand doen van hare beginselen, van hare sympathiën noch antipathiën, zien wij toch hoe alle zich vereenigen in éen gemeen schappelijk gevoel: het gevoel van vaderlandsliefde. Niet tevergeefs heeft de koning in zijne troonrede bovendien een beroep gedaan op de vaderlandsliefde van de vertegenwoordigers des volks. Als bijna onge hoord feit in de parlementaire geschiedenis van België, is in den senaat, onder een clericaal ministerie hetwelk door de liberale senaatsleden met weerzin wordt gezien, het adres van antwoord op de troourede met aigemeene stemmen aangenomen. In de kamer van vertegenwoor digers hebben verscheidene liberale leden bij de ver kiezing van een president voor den clericalen candidaat, graat VilainXlll, gestemd. Dit zijn zooveel sprekende bewijzen dat afgevaardig den zoowel als senaatsleden beset hebben van de plichten welke hun door de buitengewoone omstandigheden worden opgelegd. Alleen eenige doctrinairen met hun orgaan l'Echo du Parlement gaau voort met te velde te te tiekken tegen de afgevaardigden, die hunne persoon lijke gevoelens en die hunner partij ter zijde stellen en slechts het belang des vaderlands voor oogen houden. De doctrinairen herinneren aan die oude Fransche émigrés, waarvan men in 1815, toen zij naar hun land terugkeerden, zeide: „zij hebben niets geleerd en niets vergeten ütotijDinjjcn. Eergisteren is te Veere binnengekomen deEngelsche driemast-scbooner Heiviss, gezag v. W. Harris, met kolen van New-Castle op order. In het nommer van jl. Zaterdag is abusievelijk gemeld dat ter reede van Veere was gekomen de Twee gebroe ders, gezagv. H. Persoon; dit moet zijn de Adriana Franciska, gezag. A. van Eijk, van New-Castle met kolen naar Middelburg. fcjanöclsbmcljtm. Graanmarkt en enz. Axel, 15 Augustus. Tarwe 9.55 a 10.00rogge 7.20 a ƒ7.45; wintergerst ƒ5.95 a ƒ6.25; zomer dito a haver paardenboonen a duivenboonen a groene erwten 8.40 a ƒ8.85; gele dito 8.40 a 8.60; Koolzaad a Middelburg, 15 Augustus. Raapolie 45^- Patentolie 4=7±Lijnolie 36£. Amsterdam, 12 Augustus. Raapolie op 6 weken 45£, Lijnolie op 6 weken 33£.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 3