De maarschalk is op Saverne teruggetrokken, om de
passen der Yogesen te dekken en de gemeenschap met
de andere korpsen en de garde te herstellen."
Uit Luxemburg wordt gemeld:
Het donderen van het geschut werd hier Zondag mid
dag nog gehoord.
In den loop van den dag zijn verscheidene telegram
men ontvangen, die hulp vroegen van geneesheeren en
ziekenverzorgers.
Een belangrijk aantal dooden en gekwetsten bedekten
het slagveld.
Verscheidene geneesheeren en personen, die zich had
den aangeboden, met een witte band waarop een rood
kruis om den arm, hebben aan de aanvraag gehoor
gegeven en Luxemburg verlaten.
De mobiele garde van Metz en omstreken is geor
ganiseerd. De bataljons van het Moezel-departement
kamperen op de wallen bij de poort Serpenoise. Vele
jongelieden worden voor de legeradministratie gebruikt,
waarvan sommigen, die goed onderwijs genoten hebben,
aan de secretariaten zijn toegevoegd; weer anderen wor
den in de bakkerijen en de slagerijen gebruikt en velen
zijn als conducteurs op de treinen werkzaam.
Gisteren avond de stad doorwandelende, kwam ik voor
bij een magazijn van galanterie-waren en hoorde daar
tot mijne niet geringe verbazing Hollandsch spreken.
Verrast keek ik rond, om de bron van dit voor deze
streek ongehoord feit op te sporen en zag twee mobiele
garden over de keuze van een pijp twisten.
Ik kom wat dichter bij en hoor het volgende: „Maar ik
vind die mooier," zeide de een; „en door mij aldus sprak
ook ik in 'tHollandsch zou die andere.'.verkozen
worden."
Algemeene verbazing nu van den anderen kant. Ik
noodig ze een glas bier te drinken, dat met vervoering
wordt aangenomen. Zij waren uit den Bosch en hadden
op goed geluk hun vaderland verlaten om wat te zien
en meteen wat te verdienen.
Het laatst haddeu zij in den omtrek van Metz als boe
renknechts gediend en waren zoo met den neus in den
oorlog gevallen. Zij vertelden mij voorts dat zij tot
heden niet te klagen hadden over voedsel en soldij in het
Fransche leger, en meer verlangden zij niet.
Overal werden hier van morgen biljetten aangeplakt,
waarbij de bewoners verwittigd werden dat de poorten
der stad van 10 uur 's avonds tot 4 uur 's middags geslo
ten zullen worden.
Jl. Vrijdag had zich hier een Engelschman, de heer
Cameron, correspondent van een Dublinsch dagblad, te
veel vooruit gewaagd in het kamp der zouaven. Wat
deed hij er? Ik weet 'tniet. Maar wel weet ik dat hij ge
vat werd en aan een boom gebonden, in afwachting van
de komst der gendarmerie.
Hij werd opgesloten in de militaire gevangenis, die
hij Dinsdag avond heeft verlaten, nadat lord Lyons langs
telegralischen weg zich tot den keizer had gewend.
Denzelfden ochtend werd de correspondent van den
Standard gevat. Men verdacht hem van aan zijn blad
berichten te hebben gezonden die geheim moesten blij
ven. Ook zijne invrijheidstelling is door den keizer gelast.
Van de kust van Holstein wordt aan de Kölnische
Zeitung geschreven: „Wij verwachten hier nog altijd de
Fransche vloot. Van de weinige oorlogsvaartuigen, die
te Kopenhagen voor anker liggen, hebben wij nog niets
vernomen.
Aan eene blokkade van de Baltische havens schijnt
men niet te hebben gedacht, eu tusschen Lubeck en
Kopenhagen, Malmoë en Stokholm gaat het stoomboot-
verkeer geregeld voort. Het kustleger is geheel toege
rust en zoo samengetrokken, dat het terstond ieder
bedreigd punt kan gaan verdedigen, maar men merkt
nog niet dat de Fransche marine eenig punt bedreigt.
Ons Noordduitsch adviesstoomjacht, Arminius, heeft,
volgens een telegraphisch bericht uit Cuxhaten, de vaart
van de liaven van Kiel naar de Elbemondingongehin
derd volbracht en de veelvuldig verspreide berichten
omtrent'de kruisingen van Fransche pantserschepen in de
Noord en Oostzee blijken alzoo enkel leugen en bedrog te
zijn. Het schijnt wel dat het Fransche marinewezen
zeer slecht in orde is, zoodot een snelle operatie, die men
in Parijs voor noodzakelijk hield,onmogelijk bleekte zijn
Particuliere berichten van wel onderrichte zijde
verklaren dat de zending van den markies te Cadore bij
de regeering en hij de bevolking zoowel als bij den
koning niet gunstig is ontvangen. Dejeugdige Fransche
diplomaat zou eenigszins verwonderd zijn geweest toen
koning Christiaan zich naar zijn buitengoed had bege
ven en de hoofdstad verlaten, zonder den afgezant van
keizer Napoleon een enkele maal aan de koninklijke
tafel te hebben genoodigd. Hoewel hieruit blijkt dat in
de toongevende kringen de striktste neutraliteit ge- j
wenscht wordt, moet men toch erkennen, dat de mindere
klassen der bevolking van Kopenhagen zeer tegen
Duitschland zijn ingenomen. Als de Fransche diplomaten
markies de Cadore en baron de Saint Ferrol slim weten
te handelen, is het niet onmogelijk dat zij in staat zijn
volksbewegingrn en afkondigingen tot stand te brengen,
die door hun omvang krachtig genoeg konden worden
om de betere inzichten der regeering en van den koning
zelf te neutraliseeren. Zoolang echter het grootste ge
deelte der Fransche vloot op zich laat wachten, zoolang
der Fransche pantservloot door een aanzienlijk landings
leger het verblijf niet veilig is:gemaakt en zoolang einde
lijk het Fransche leger zich op geen groote voordeelen
tegenover de Duitsche Rijnlegers kan beroemen, zoolang
zal het ook in Denemarken niet gelukken om de regee
ring de neutraliteit te doen opgeven.
Van do Saar meldt men van den 5en dezer„De
Franschen trekken uit Saarbrück terug en vernietigen
de verschansingen, die zij rondom de stad hadden aan
gelegd, zonder twijfel tengevolge van het gevecht bij
Wissembourg dat hen noodzaakt zich op de linie Metz
Thionville terug te trekken. Onze troepen van het G9e
regiment hebben St.-Johan weder bezet. Een Fransche
gevangene vertelde, dat er bij Saarbrück in de voorhoede
stonden: de eerste divisie", met het 23e, G6c, 67c en 88e
regiment, voorts 10 bataljons jagers te voet en een
escadron jagers te paard, benevens een sterke artillerie.
De wijze van vechten der Franschen, bij het gevecht in
Saarbrück, herinnert weder aan hunne oude gewoonte
van tirailleeren, die zij ook in den Italiaanschen oorlog
in 1859 ontwikkelden, namelijk ieder op zich zelf te
handelen, zich neder te leggen en dood te houden, de
vijandelijke tirailleurs te laten naderen en hen dan de
bajonnet of de sabel in het lijf te stooten, daarna op te
springen, weg te loopen om opnieuw zich achter een
steen of boom te dekken, teneinde opnieuw te vuren.
Door deze wijze van handelen zijn toen barbaarschheden
gepleegd, die der menschelijkheid tot schande zijn. De
Oostenrijksche jagers stootten, als zij een doode voorbij
kwamen, hem de bajonet in het lijf om zich te overtuigen
of hij wel onschadelijk was. De zouaven doen evenzoo
en de gewonden zijn daardoor aan do grootste gruwelen
blootgesteld."
De volgende bijzonderheden worden door Julius von
Wickede aan de Kölnische Zeitung geschreven.
„Van Saarbrück ging ik den Paltz in. De bevolking is
zeer vroolijk en vreedzaam, en toen de oorlogsverklaring
hier den vrede stoorde, was men er volstrekt niet op
voorbereid en konden eerst slechts enkele Duitsche
bataljons, batterijen en „schwadronen" aan de Fransche
grenzen worden opgesteld. Als de Franschen tusschen
20 en 28 Juli met 1520,000 man een inval inden Paltz
hadden gedaan, zouden wij dit moeilijk hebben kunnen
tegenhouden. Met het gevaar voor oogen deden echter
de Paltzbewoners van hun oude gewoonten geen afstand,
want overal zag men groepen van vroolijk zingende en
drinkende menschen en de herbergen waren steeds met
gasten gevuld. De wijn was goedkoop en ook recht
„sussig", voor 9, 12 4 15 kreutzer heeft men een pint,
groote maat. In de meest mogelijk Dnitsch-patriottische
opgewektheid wordt er dapper op los gedronken, op de
Franschen gesmaald en den toorn tegen Napoleon in de
hevigste vloeken en verwenschingen lucht gegeven.
Doch niet alleen in woorden maar ook in daden open
baart zich de vaderlandsliefde, en honderden hebben
vrijwillig dienst genomen. Het is gevaarlijk in den
Rijnpaltz een woord te spreken dat slechts den schijn
heeft niet vaderlandslievend te zijn. Toevallig ontmoette
ik een oude Fransche dame uit Straatsburg en sprak
Fransch met haar, toen een tegenover mij zittende
Beiersche korporaal in hevigen toorn uitriep: „ver
vloekte Franschman! zoo je nog een woord Fransch
spreekt zal ik je met den kolf op den schedel slaanJe
bent zeker ook al zoo'n Fransche spion, dien men zal op-
knoopen," en daarbij greep hij zijn geweer, doch toen ik
hem zijne ruwheid verweet, en mijn kruis van den veld
tocht van 1866, benevens een andere Pruisische orde
toonde, vroeg hij om vergeving en riep een dozijn andere
Beiersche onderofficieren bij elkander met wien ik kame
raadschap moest drinken. Zelfs Bismarck is tegenwoor
dig in Beieren populair en ik zag iemand buiten een
herberg zetten omdat hij op hem geschimpt had. Van
Landau ging ik met een boerenwagen op een stroozak,
in gezelschap van een Beierschen hoofdman naar de voor
posten. Een eigenaardige tocht, terwijl een onweer over
de Vogezen trok cn de bliksem de toppen der bergen
verlichtte.
„Het was een schilderachtig bivouak dat de Beierschen
in de schaduw van eenige notenboomen op 1000 meter
afstand van de Fransche grens hadden opgeslagen. Een
j kom soldatenkoffie zonder melk of suiker verkwikte mij,
en toen ging ik met een verkenningspatrouille in de
morgenschemering op marsch. In ademlooze stilte, met
een voorhoede van 6 jagers met geveld geweer,
trokken wij vooruit. Ongeveer 400 passen over de
grenzen werden wij door eenige Franschen aange
roepen, er werden eenige kogels gewisseld, waarna de
Franschen op den loop gingen. In een hut vonden wij
een oude vrouw, met eene ook reeds bejaarde dochter,
die ons zeer weinig van de bewegingen der Franschen
kondeu mededeelen, en hunne vrees voor ons overwon
nen op het gezicht van een blanke thaler die wij haar
aanboden. Alvorens te vertrekken gaven wij officieren
haar onze visitekaartjes om die aan de eerste Fransche
officieren die er komen mochten te overhandigen.
„Een dag hield ik mij bij de Beiersche voorposten
van de Fransche grenzen op en verheugde mij over den
moed en de strijdvaardigheid der Beiersche soldaten, die
zoowel als de officieren er zich in verheugen aan de zijde
der Pruisen te kunnen strijden. Het was - echter niet
mijne bedoeling mij lang aan de voorposten op te hou
den, en na nog met de wakkere Beiersche officieren een
krachtig „hoch!aan de goede broederschap van alle
Duitsche legerafdeelingen te hebben gewijd, besteeg ik
mijn met ëen paard bespannen boerenwagen, om mij naar
Carlsruhe te begeven. Deze nachtelijke tocht ging met
veel bezwaren gepaard. Gedurig werd ik door patrouil
les van militairen en in de dorpen door de nachtwachten
aangehouden en moest ik mijn militairen pas vertoonen.
Aan de brug over den Rijn bij Mareau gekomen wilde
mijn voerman niet verder, en vandaar tot Carlsruhe
moest ik nu wandelen. Een Badenseh gendarme haalde mij
in, en bij het licht van een klein waschkaarsje moest
mijn pas vertoond worden. In Carlsruhe keerschte ook
de meest mogelijke opgewektheid en de snelheid en
energie waarmede Badensche troepen mobiel zijn ge
maakt verheugt mij zeer. Van alle Zuidduitsche troepen
waren de Badensche het eerst toegerust en gereed om
ten strijde te trekken, iets wat het groothertogdom Baden
steeds tot eer zal verstrekken en men nimmer zal ver
geten Ook den groothertog koint als een echt volbloed
Duitsch vorst alle eer toe. Mijn verblijf in Carlsruhe, waar
mij ook nu weder, evenals vroeger, de menigte werkelijk
knappe meisjes en vrouwen uit alle standen trof, was
ditmaal zeer kort, daar ik voor zaken naar Keulen moest.
De reis was volstrekt niet prettig. De spoortreinen loo
pen niet of zeer onregelmatig en men moet zich laten
welgevallen ooi voor een afstand, die men anders
in 46 uren aflegt, than3 een dag te besteden. Te
Mannheim aangekomen kon ik niet verder over
land reizen, daar vooreerst geen trein naar Maintz
zou rijden. Ik moest dus mijn reis te voet vervolgen. De
Keulsche en Dusseldorfsche stoombooten waren voor
het troepenvervoer in Maintz opgehouden en alleen
de onzijdige Nederlandsche stoombooten onderhielden
het verkeer, en zoo vertrouwde ik mij toe aan de rood»
wit en blauwe vlag van Holland. De reis duurde zes
uren. In Maintz heersckte de meest mogelijke militaire
drukte. Onophoudelijk kwamen reusachtige treinen met
militairen door, die de troepen uit het Noorden naar hunne
stellingen aan den Rijn brachten, en nog midden in den
nacht rukten twee regimenten van het Mainzer garnizoen
met volle muziek de stad uit. Den volgenden morgen ging
de vaart met de groote Nederlandsche stoomer verder
den Rijn af. De boot was meer dan vol beladen met goe
deren en passagiers en ieder die zich een plaatsje kon
veroveren zorgde het niet te verlaten. Toch was de vaart
niet vervelend. Zij was een waar beeld van de eigenaar
digheden van den oorlog. Er waren verscheidene Engel-
sche en Amerikaansche familiën aan boord, benevens
Russen, Zweden, en God weet wat al niet voor naties er
vertegenwoordigd waren. En tusschen al die voorname
of quasi voorname dames, heereu, kinderen en bedienden
een honderdtal opgeroepen Pruisische Rijnschippers, die
tot de reserve behoorden en als pionniers naar Keulen
moesten. Deze bruine jongens hadden alle goeden wijn
in het hoofd en daarenboven volle fleschen onder den
arm, en plaatsten zich zonder eenige beschroomdheid
midden tusschen ds daraesgroepen, oinbekouimerd of zij
ter rechterzijde een Russische vorstin of ter linker een
Engelsche lady hadden. En als wij langs treinen met
militairen of langs batterijen voeren dan werd hun een
„hoera!" gebracht en een „lebehoch!" aan den koning van
Pruisen, en „hoera, op de Franschen los geroepen, dat
de nymphen en nixen op den bodem van den Rijn wel
zullen geschrikt hebben. Menige Engelsche schoone, die
eerst verachtelijk de neus optrok, werd ten laatste zoo
opgewonden, dat zij medewuifde met den baptisten zak
doek. Er werd gegeten tot er niets dan kaas en haringen
overbleef, veel gedronken, want het bier was koud en
voortreffelijk, gezongen en hoera geroepen, dat ik den
indruk van dezen tocht niet licht zal vergeten."